In de twee decennia dat ik in Parijs woon en werk, is het nog nooit zo stil geweest. Het is een griezelige, lege stilte.
Het duurde even voordat de mensen doorhadden wat er aan de hand was, dat dit nieuwe coronavirusniet alleen een crisis in Azië is. Op 12 maart gingen de scholen dicht. Het weekend erna hing echter de lente in de lucht en lokte het mooie zonnige weer de Parijzenaren naar buiten.
Maar op 16 maart drong de ernst door toen president Emmanuel Macron iedereen in het land opdroeg om met ingang van de volgende middag vijftien dagen thuis te blijven. Die ochtend stond er een rij van bijna tweehonderd meter voor mijn supermarkt. Enkele klanten maakten bezwaren toen ik foto’s van de rij maakte. We raakten aan de praat en ik begreep dat ze gewoon bang waren. Sommige waren boos dat de overheid de crisis niet eerder had zien aankomen.
Frankrijk was inmiddels aan zijn beproeving begonnen, maar in Londen krioelde het nog van de mensen. Dat gold ook voor New York. Ik denk dat Parijs als een van de eerste grote, bekende steden leegliep. Op 30 maart waren er in Parijs 11.838 mensen ziek door COVID-19 en 954 overleden. In het hele land waren 44.550 positieve gevallen en 3024 doden gemeld. Alleen mensen met ernstige symptomen worden getest. Velen denken dan ook dat de werkelijke aantallen veel hoger liggen. Frankrijk beschikt niet over voldoende tests. Dat geldt niet voor Duitsland, waar elke week meer dan honderdduizend mensen worden getest. Ook het aantal gerapporteerde sterfgevallen zou te laag zijn, omdat alleen de mensen die in het ziekenhuis overlijden worden meegerekend.
Volgens de prognoses van gezondheidsinstanties wordt Parijs deze week getroffen door de coronatsunami. Het dieptepunt zal rond 5 april liggen. Sommige instanties zeggen dat het aantal gevallen in de regio Parijs overeen zal komen met dat in Noord-Italië. Daar waren op 29 maart al 6818 mensen aan het virus bezweken.
Als je in de stad de deur uitgaat, moet je een officiële verklaring hebben waarin staat waarom je buiten bent en hoe laat je thuis bent vertrokken. Anders riskeer je een boete. Toen de lockdown nog maar net was begonnen, ging ik naar een markt in Barbès, een arme wijk in het noorden van Parijs. Het was druk die dag en veel mensen die ik sprak hadden geen verklaring. Maar ik zag ook niet dat de politie boetes oplegde.
In deze arme wijken, waar het leven elke dag een strijd kan zijn, gingen jonge mannen met elkaar op de vuist. Daarna zijn alle lokale markten gesloten. Door mijn persaccreditatie mag ik de straat op en foto’s maken. Ik heb enorm veel geluk. Arme gezinnen die opgesloten zitten in kleine appartementen hebben het veel moeilijker.
Ik kom oorspronkelijk uit Normandië, maar woon al achttien jaar in Parijs. In Frankrijk heb ik weinig aan fotojournalistiek gedaan. In plaats daarvan heb ik de sociale problemen in Afrika en de oorlogen in de Centraal-Afrikaanse Republiek, Libië, Syrië en Irak vastgelegd. Wanneer je oorlogen verslaat, moet je je afsluiten voor de pijn en het lijden. Anders kun je niet objectief verslag doen en word je overmand door emoties.
In 2015 deed ik voor het eerst verslag van een erge gebeurtenis in mijn eigen land. Toen fotografeerde ik de nasleep van de terroristische aanvallen in een concertzaal, café en voetbalstadion in Parijs. Deze COVID-ramp is wat dat betreft heel anders. Nu is iedereen getroffen: vreemden, vrienden, mijn familie, mijn buren en ga zo maar door. (Bekijk foto’s van een wereld die stilstaat door het coronavirus.)
In sommige opzichten is het moeilijker om je eigen omgeving en mensen te fotograferen. Ik wil onder meer de sfeer bij de bekendste bouwwerken van de stad tijdens de lockdown vastleggen, zoals het Louvre, de Eiffeltoren en het zakendistrict La Défense. En dat op verschillende tijden bij verschillend licht. Leegte is moeilijk op beeld vast te leggen. Ik ben op elke plek veel tijd kwijt. Soms wel drie uur of meer. Alles bij elkaar moet ik op zijn minst vierduizend foto’s hebben gemaakt.
In vertrouwde omgevingen moet ik schoonheid en betekenis zien te vinden in iets wat ik elke dag zie.Ik ben zo gewend aan de dingen om me heen, dat ik interessante taferelen of momenten wellicht over het hoofd zie. In het centrum zie ik nu veel daklozen die mij eerder niet waren opgevallen, doordat ze door de menigte aan het oog werden onttrokken. Hun situatie is afschuwelijk. Ze kunnen voorbijgangers niet meer om geld vragen, omdat de straten verlaten zijn. De openbare toiletten waar ze gebruik van maakten, zijn nu gesloten. Daklozen werden eerder door kleine hulporganisaties geholpen, maar die hebben bijna allemaal hun werkzaamheden neergelegd.
Ik wil laten zien hoe niet alleen de daklozen, maar ook de immigranten en vluchtelingen in de kampen net buiten Parijs door de pandemie worden getroffen. Voor hen is het onmogelijk om afstand te houden. Zij beschikken niet over maskers en handschoenen en kunnen moeilijk rekening houden met persoonlijke hygiëne. Ik wil ook het werk van Artsen zonder Grenzen vastleggen. Deze organisatie helpt kwetsbare bevolkingsgroepen. Ze richt mobiele klinieken op, waarin mensen kunnen worden getest en voorgelicht over hoe ze zichzelf zo goed mogelijk kunnen beschermen.
Ik wil hier de komende weken mee doorgaan en de rest van de wereld een kijkje geven in de gevolgen van de pandemie in mijn stad. Tijdens mijn omzwervingen door Parijs is het mij opgevallen dat de lucht veel frisser is. De vervuiling heeft afgenomen. Op een dag maakte ik foto’s van de hoofdingang van Les Halles, een van de grootste winkelcentra van Europa, toen ik vogels hoorde zingen. Ik had me nooit gerealiseerd dat er vogels leefden in Les Halles. Uitgerekend daar. Het gaf me hoop.
William Daniels is een Franse fotograaf die door de National Geographic Society wordt gesteund. In 2017 fotografeerde hij Rohingyavluchtelingen in Bangladesh voor National Geographic. Instagram @williamodaniels.
Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com