Sinds het begin van de coronavirus-pandemie is het geboortecijfer in de rijkere landen van de wereld ingestort. In 2020 bereikte dat cijfer in de VS zijn laagste niveau ooit, terwijl het Chinese geboortecijfer met maar liefst vijftien procent daalde en in Frankrijk het minst aantal baby’s sinds de Tweede Wereldoorlog werd geboren. Maar in de Scandinavische landen – Denemarken, Noorwegen, Zweden, Finland en IJsland – zijn de geboortecijfers gelijk gebleven of is er zelfs sprake van een enigszins raadselachtige babyboom.
Nadat in het tweede kwartaal van 2021 in IJsland een verbluffende 16,5 procent meer baby’s dan normaal werden geboren, heeft het land nu grote moeite om de capaciteit van zijn kraamafdelingen uit te breiden. In Finland steeg het geboortecijfer met zeven procent, terwijl in Denemarken en Noorwegen respectievelijk drie en vijf procent meer baby’s op de wereld werden gezet. (Zweden kon bogen op een bescheiden stijging van één procent.)
De plotselinge toename heeft de experts verbluft, ook al is er een heel scala van mogelijke redenen waarom de geboortecijfers in de Noordse landen zoveel positiever zijn dan in andere rijke landen. Zo is Noord-Europa veel minder zwaar door het coronavirus getroffen dan Zuid-Europese landen en hebben Scandinavische ouders in spe dankzij ruimhartige financiële voorzieningen de economische gevolgen van de pandemie beter doorstaan.
Maar wat is de precieze oorzaak van dit fenomeen? En wat kunnen landen met sterk dalende geboortecijfers – zoals de VS – leren van de verrassend weerbare vruchtbaarheid van de Scandinaviërs?
‘Opvering in vruchtbaarheid’
Zoals veel westerse landen kampen ook de Scandinavische landen al tientallen jaren met extreem lage geboortecijfers. Dat is volgens experts deels toe te schrijven aan het feit dat veel ouders in spe het stichten van een gezin uitstellen ten behoeve van hun opleiding, hun carrière of hun onafhankelijke woonsituatie.
Lees ook: Babyboom bij bedreigde antilopensoort geeft reden tot hoop
Dat betekent dat ze op zeker moment alsnog kinderen krijgen en er “een opvering in vruchtbaarheid plaatsvindt,” zegt Jessica Nisén, demografisch onderzoekster aan de Universiteit van Turku in Finland. Dat soort ‘inhaalgeboorten’ vinden doorgaans helemaal aan het einde van de meest vruchtbare jaren van de ouders plaats, zodat er dus sprake is van een zekere urgentie. Het is nu of nooit – pandemie of geen pandemie.
Maar het is lastig om de huidige geboortegolf te verklaren als een ‘inhaalgolf’, vooral in IJsland. Daar registreerde de nationale gezondheidsdienst in december 2020 een spectaculaire stijging van het aantal zwangerschapsechografieën. “We dachten dat de stijging een paar maanden zou aanhouden en dat het aantal dan weer zou dalen,” zegt Ingibjörg Thomsen Hreiðarsdóttir, hoofd van de kraamafdeling van Reykjavíks grootste ziekenhuis, het Landspítali, waar ruim zeventig procent van alle IJslandse baby’s worden geboren.
“Maar dat gebeurde niet,” zegt zij. In de zomer van 2021 waren er inmiddels zóveel baby’s geboren dat er extra vroedvrouwen uit Polen, Australië en Duitsland gehaald moesten worden en dat gepensioneerde verloskundigen van in de zeventig opnieuw werden ingehuurd. Als er een tekort aan bedden ontstond, moesten bevallende moeders op de spoedeisende hulp worden ondergebracht, iets wat een paar keer per maand gebeurde.
Op basis van de meest recente zwangerschapsecho’s schat Hreiðarsdóttir dat er tegen het einde van 2021 mogelijk negen procent meer baby’s in IJsland zullen zijn geboren. Maar gezien het tekort aan vroedvrouwen en de aanhoudende beperkingen als gevolg van de coronavirus-pandemie is deze stroom van nieuwe geboorten niet alleen maar reden tot feest. “Het is ongelooflijk wat hier gebeurt,” zegt Hreiðarsdóttir.
Intussen is er in Finland sprake van een “aanhoudende stijging van het geboortecijfer, en dat sinds het begin van de coronavirus-pandemie,” zegt Tomáš Sobotka van het Vienna Institute of Demography (VID) in Wenen. Hoewel Nisén van de Universiteit van Turku het nog te vroeg vindt om deze stijging aan de pandemie toe te schrijven, lijken de voorlopige resultaten van haar analyses te wijzen op een toename van het aantal geboorten in alle Finse regio’s en in alle leeftijdsgroepen, uitgezonderd vrouwen van onder de 25.
‘Anticyclische’ trend
Algemeen wordt aangenomen dat het geboortecijfer van een land stijgt en daalt met de ups en downs van de economie: als het economisch goed gaat, neemt het aantal geboorten toe, terwijl er in tijden van economische crisis minder baby’s worden geboren. En hoewel de coronavirus-pandemie mensen meer zorgen baart en onzeker maakt dan de gemiddelde recessie, verwachtten bevolkingsdeskundigen dat dit algemene beeld ook tijdens de pandemie zou worden bevestigd. “Als je een demograaf had gevraagd wat er met het geboortecijfer zou gebeuren, zou iedereen een neergang hebben voorspeld,” zegt Ari Klængur Jónsson, een onderzoeker van de Universiteit van IJsland die de dynamiek van Scandinavische geboortestatistieken bestudeerd.
“Het is opmerkelijk dat de Scandinavische landen geen afname laten zien,” beaamt Nisén. Maar het fenomeen is niet helemaal nieuw. Want demografen hebben al tweemaal eerder zo’n ‘anticyclische’ trend in Scandinavische landen waargenomen.
In de jaren negentig werd Finland getroffen door een zware economische recessie, toen de werkloosheid als gevolg van financieel wanbeleid en de ineenstorting van de Sovjet-Unie omhoog schoot. Maar vreemd genoeg nam het aantal geboorten in deze periode – tussen 1989 en 1993 – met 2,3 procent toe, aldus Nisén.
In een wat recenter verleden was IJsland een van de economieën die het zwaarst werden getroffen door de wereldwijde kredietcrisis van 2008, toen naar schatting negentig procent van de nationale economie kromp. Maar opnieuw was er een sterke stijging van het geboortecijfer te zien. “Het lijkt erop dat de IJslanders in tijden van crisis hun vruchtbaarheid verhogen,” zegt Anton Örn Karlsson, hoofd demografie van het IJslandse bureau voor demografische statistiek.
Volgens een vooraanstaande hypothese zou dit fenomeen verklaard kunnen worden door het feit dat het ouderschapsverlof in de Scandinavische landen financieel zeer ruimhartig is en gezinnen kan helpen om economisch zware tijden door te komen. Zo kan een nieuwe baby als een financieel vangnet voor een gezin fungeren.
“In tijden van crisis kun je je carrière opschorten en je op een nieuw gezinslid richten, waarbij je je geen zorgen hoeft te maken over de economische situatie van je gezin,” zegt Karlsson.
Lees ook: Waarom sommige landen tijdens de pandemie weer toeristen toelaten
In alle vijf Scandinavische landen krijgen nieuwe ouders tenminste elf maanden aan betaald ouderschapsverlof, gebaseerd op het inkomen van het voorgaande jaar. De ouderschapsuitkering varieert in hoogte van 53 procent van het inkomen in Denemarken tot bijna 100 procent daarvan (tot maximaal 5300 euro per maand) in Noorwegen. In IJsland krijgen nieuwe ouders één jaar betaald verlof, waarbij ze tot een inkomen van zo’n vierduizend euro per maand tachtig procent van hun inkomen krijgen doorbetaald.
Karlsson vertelt dat hij en zijn vrouw kort voor de kredietcrisis een dochter hadden gekregen. “Dat ouderschapsverlof kwam eigenlijk heel goed uit.”
Aan het begin van de pandemie moest Lilja Karen Kjartansdóttir nog een jaar studeren om haar studie toerisme af te ronden en in de florerende IJslandse reissector aan het werk te gaan. Maar toen de vliegtuigen als gevolg van de pandemie aan de grond bleven, stortte de hele branche in een diepe crisis.
Kjartansdóttir (24) en haar partner hadden al besloten dat ze een tweede kind wilden, dus verschoven ze hun plannen en vroegen ouderschapsverlof aan, omdat de pandemie toch al een onderbreking van hun loopbaan betekende. “Het was een goed moment om een baby te krijgen en wat geld via het ouderschapsverlof te ontvangen, aangezien het vinden van een baan sowieso moeilijk zou zijn,” zegt zij.
Als studente had Kjartansdóttir recht op een toelage van 180.000 IJslandse kroon per maand, ruim 1200 euro. Dat was net genoeg voor het afbetalen van hun hypotheek op een vierkamerflat in Hafnarfjörður, een havenstad niet ver van Reykjavík. Haar partner had recht op een halfjaar ouderschapsverlof, wat op basis van zijn reguliere salaris neerkwam op 2263 euro per maand.
Hun baby Júlí werd net op tijd voor Kjartansdóttirs buluitreiking geboren, in juni 2021. Nu de werkgelegenheid in de toerismesector weer sterk aantrekt, kan Kjartansdóttir in november beginnen aan haar nieuwe baan als boekingsagente voor reizen naar IJsland en de Faeroëreilanden.
Samenloop van omstandigheden
Maar het ruimhartige ouderschapsverlof in de Scandinavische landen kan de stijgende geboortecijfers slechts ten dele verklaren.
“De Scandinavische landen hebben inmiddels een decennium van onverklaarbare en verrassende dalingen van het geboortecijfer achter de rug,” zegt Chiara Comolli, postdoctoraalonderzoekster bij de vakgroep demografie van de Universiteit van Stockholm. De welvaartstaat was in deze regio al tientallen jaren een feit, maar “ondanks deze geweldige voorzieningen namen de geboortecijfers toch af.”
Lees ook: Kunstmatige baarmoeder mogelijk uitkomst voor vroeggeboren baby’s
War betreft geboorten deden IJsland en Finland het tijdens eerdere economische crises beter dan de andere Noordse landen, en ook tijdens de pandemie is de stijging van het geboortecijfer in IJsland uitzonderlijk hoog. Waarom?
Onderzoekers als Comolli wijzen op een samenloop van omstandigheden die in alle drie regio’s te zien is: economische instabiliteit die gepaard ging met recente uitbreidingen van de financiële steun aan nieuwe ouders.
Kort voor de recessie van de jaren negentig begon Finland met het “verstrekken van dit soort ouderschapsuitkeringen, omdat de capaciteit aan kinderopvang binnen het zorgstelsel niet voldoende was,” legt Sobotka uit. Toen de recessie begon, werd het ouderschapsverlof uitgebreid en de bijdrage voor kraamthuiszorg met dertig procent verhoogd. Begin jaren 2000 verlengde IJsland het ouderschapsverlof van een halfjaar naar negen maanden en werd de kinderopvang van staatswege enorm uitgebreid.
In 2019 verhoogde IJsland de maximale uitkering die ouders kunnen ontvangen, en begin 2021 werd het betaald verlof uitgebreid van tien maanden naar één jaar.
“Het gaat om ingrepen die gezinnen duidelijk moesten maken dat de overheid ondanks veranderingen en crises bereid is om ze te steunen,” zegt Comolli. Ze erkent dat de steun voor nieuwe ouders bepaalde groepen in de samenleving meer ten goede komt dan andere. Zo waren uitkeringen voor kraamthuiszorg in Finland in de jaren negentig heel bescheiden en verwachtten demografen dat de verhoging van deze toeslagen meer ten goede zou komen aan lager opgeleide vrouwen met minder goede vooruitzichten op de arbeidsmarkt. Maar uit de statistieken blijkt dat de stijging van het geboortecijfer zich vooral bij hoger opgeleide vrouwen voordeed.
Volgens Sobotka kunnen demografen nog steeds niet goed verklaren waarom er in de Scandinavische landen een andere trend heerst dan in andere westerse landen. “In Frankrijk bijvoorbeeld – waar soortgelijk ruimhartige sociale voorzieningen bestaan en waar ouders en gezinnen met behulp van honderden beleidsinstrumenten worden ondersteund – is de respons op de coronavirus-pandemie de gebruikelijke daling van het aantal geboorten, met aan het begin van de pandemie zelfs een zeer abrupte daling,’ zegt Sobotka.
Ouderschapsuitkeringen
Voor moeders als Kjartansdóttir betekende het samenvallen van de pandemie en de verhoogde ouderschapsuitkeringen in IJsland dat het krijgen van een kind voor haar veel minder ingrijpend was wat betreft haar carrièreverloop. Dankzij de pandemie was het inlassen van een pauze in haar loopbaan geen grote opoffering, terwijl het verlies aan inkomen van de beide ouders voor een groot deel werd gecompenseerd.
Ook andere nieuwe moeders wijzen op de veranderde situatie wat betreft de loopbaanonderbreking.
“Alles voor 2021 is vanwege COVID-19 toch al grotendeels afgezegd,” schreef Saara Valtonen (31) uit Pori, Finland, op Facebook als antwoord op de vraag van National Geographic of haar besluit om zwanger te worden door de pandemie was beïnvloed. “Vanuit persoonlijk oogpunt is het een geweldige tijd om zwanger te zijn, want ik loop niets mis en we hadden alle reden om veilig thuis te blijven en ons helemaal op onszelf en nu op onze baby te richten.”
Lees ook: Natuurwetenschappelijke trucs om de kids thuis te leren koken
Suvi Vallarén uit Helsinki is het daarmee eens. “We wilden na een paar jaar wel een baby,” schreef zij. “Maar toen de lockdowns begonnen, al onze vakanties werden afgezegd en mijn man vanuit huis ging werken, vonden we dat een goed moment. Beter nu dan nooit, en we zaten toch al thuis.”
Demografici doen momenteel onderzoek naar een ongebruikelijke bevolkingsgroep: de baby’s die zonder de pandemie misschien nooit geboren zouden zijn.
Drífa Hrund Guðmundsdóttir (38) werkt als moleculair bioloog aan haar promotieonderzoek aan de Universiteit van IJsland. Zij en haar man hebben twee dochters, één van 15 en één van 17. Tot haar verrassing bleek de pandemie niet een sombere en gestreste tijd te zijn, maar een periode van puur huiselijk geluk. “Gedurende de pandemie en in het midden van een lockdown ging alles opeens veel trager,” zegt Guðmundsdóttir.
“Normaliter zouden mijn dochters het druk hebben met vrienden of sport,” legt ze uit. Maar tijdens de lockdown aten Guðmundsdóttir en haar meisjes elke middag samen. “Dan praatten we over van alles en nog wat, hadden plezier en lachten. We hebben ook dingen gebakken en puzzels gemaakt – niet iets wat je met je tieners doet als je niet de hele dag thuiszit.
“Ik denk dat het voor mij een keerpunt betekende,” zegt Guðmundsdóttir. “Ik besefte ik er nog niet klaar voor was om het moederschap aan de wilgen te hangen..”
In het voorjaar van 2020 besloten zij en haar man om te proberen een derde kind te krijgen – en kregen meer dan waarop ze hadden gehoopt. In maart 2021 beviel Guðmundsdóttir van een tweeling, een meisje en een jongen: Brynja Lill en Baldur Logi.
Gevolgen op lange en korte termijn
De gevolgen op korte termijn van de Scandinavische ‘babyboom’ zijn inmiddels al merkbaar op IJsland, waar het aantal geboorten in het jaar 2021 het hoogst is in tien jaar. Toen het tijd werd om kinderopvang voor de kleine Júlí te regelen, moest Kjartansdóttir bij 28 adressen langs om een plekje te vinden.
“Dat wordt nog lastig als ze naar de kleuterschool moet,” zegt ze. “Ik vrees dat het door het grote aantal kinderen een probleem wordt.”
Lees ook: Wat COVID-19 met kinderen doet
Demografen weten niet zeker welke invloed het hogere geboortecijfer op lange termijn op de bevolkingsstatistiek van de Scandinavische landen zal hebben. Het is niet erg waarschijnlijk dat de stijging verandering zal brengen in het vruchtbaarheidscijfer in de regio, oftewel het gemiddeld aantal kinderen dat vrouwen gedurende hun leven krijgen.
Maar volgens Comolli zou de pandemie wel degelijk kunnen leiden tot een verandering in geboortepatronen, en wel als gevolg van het thuiswerken. “Als deze vorm van werken aanhoudt en wordt gezien als een blijvende en positieve manier voor vrouwen om werk en gezin met elkaar te verenigen, dan zou dat op lange termijn tot een veel grotere stijging van het aantal geboorten kunnen lijden dan lockdowns en beperkingen.”
Onafhankelijk wetenschapsjournaliste Elizabeth Anne Brown woont in Kopenhagen. Ze schrijft geregeld voor National Geographic en artikelen van haar zijn ook verschenen in The Washington Post, The New York Times, The Atlantic en Slate. Volg haar op Twitter @eabrown18.
De in Duitsland geboren fotografe Nora Lorek woont al haar halve leven in Zweden en richt zich voornamelijk op thema’s als migratie, cultuur en mensenrechten in Europa en Oost-Afrika. Ze is medeoprichtster van het Milaya Project, een ngo in Oeganda. Volg haar op Instagram @noralorek.
Dit artikel werd oorspronkelijk gepubliceerd in het Engels op nationalgeographic.com