Het is bijna onmogelijk om je het ondergelopen en met weelderig groen bedekte landschap van Makgadikgadi voor te stellen als een kurkdroog landschap. Elk jaar worden deze uitgestrekte zoutvlakten, onderbroken door het zanderige terrein van de Kalahariwoestijn, samengesmeed tot de grootste, ononderbroken zoutwoestijn op aarde, groter nog dan de unieke Salar de Uyuni in Bolivia. Hoewel maar weinig reizigers het gebied in het regenseizoen bezoeken, van januari tot april, is dat de tijd waarin de zoutvlakten van Makgadikgadi juist groen en nat zijn en zich ontpoppen tot een paradijs voor planteneters.

Ooit vond in het Central Kalahari Desert Game Reserve in Botswana een van de grootste dierenmigraties over land in Afrika plaats. Bijna een half miljoen gnoes denderden over deze eeuwenlang uitgesleten route en trokken noordwaarts naar de zoutvlakten van Makgadikgadi, op zoek naar de overvloedige en vruchtbare wetlands. In grootsheid en omvang was deze historische trekroute vergelijkbaar – en misschien zelfs omvangrijker – dan de bekende jaarlijkse trek van de gnoes over de Serengetivlakte.

Maar kort nadat Botswana in 1966 onafhankelijk was geworden, sloot deze volledig door land omringde natie een lucratief contract met de Europese Economische Gemeenschap (EEG), voor de levering van slachtvee aan de Europese lidstaten. Terwijl het jonge land nog over weinig industrieën beschikte, bleken de vlakten van Botswana ideaal voor het hoeden van vee en een natuurlijke en efficiënte manier om welvaart te creëren. Maar wat men destijds niet besefte, was dat dit contract al snel een andere economische sector dreigde weg te vagen, een sector die in de nabije toekomst een grote rol zou spelen: het safaritoerisme.

In Maun in Botswana worden stukken landbouwgrond van elkaar gescheiden door hekken Obstakels als deze werden in uitgestrekte grote delen van Botswana opgericht om het vee te beschermen maar de hekken maakten ook een einde aan de dierentrek in de regio
In Maun in Botswana worden stukken landbouwgrond van elkaar gescheiden door hekken. Obstakels als deze werden in uitgestrekte grote delen van Botswana opgericht om het vee te beschermen, maar de hekken maakten ook een einde aan de dierentrek in de regio.
Jasaon Edwards, National Geographic

Omdat Botswana over enorme populaties wilde dieren beschikte, eiste de EEG dat het vee van het wild werd gescheiden. Vooral van waterbuffels was bekend dat ze mond- en klauwzeer overdroegen. De kans dat mensen door de ziekte werden besmet, was vrijwel nihil, maar de EEG was bezorgd dat de ziekte via geïnfecteerd vlees uit Botswana in de veestapel van de lidstaten zou uitbreken. De EEG verbood dan ook de import uit gebieden die niet ziektevrij waren verklaard.

Om dit probleem aan te pakken creëerde Botswana een enorm en schijnbaar eindeloos stelsel van omheiningen om het vee van de waterbuffels – en daarmee ook van andere wilde dieren als olifanten, giraffes, leeuwen, luipaarden en zebra’s – te scheiden en zo besmetting door de ziekte te voorkomen. Hoewel er geen precieze aantallen bekend zijn, wordt geschat dat honderdduizenden en misschien wel miljoenen wilde dieren stierven als gevolg van de plaatsing van deze hekken, die onneembare obstakels vormden op trekroutes naar drenkplaatsen die het hele jaar door water voerden. Grazende planteneters als gnoes, die vanuit de Kalahariwoestijn noordwaarts naar de zoutvlakten van Makgadikgadi trokken, zijn waarschijnlijk het zwaarst getroffen. Ook de zebra’s kregen het moeilijk, omdat ze niet langer hun jaarlijkse trek konden voltooien, waardoor een einde kwam aan een stelsel van migratiepatronen dat zich in de loop van eeuwen had ontwikkeld.

Herstel van aloude trekroutes

Hoewel we misschien nooit precies zullen weten hoeveel schade deze beslissingen in het verleden hebben aangericht, denken onderzoekers nu dat deze oeroude trekroutes hersteld kunnen worden – mits Botswana voorrang geeft aan zijn milieupolitiek.

In een recent onderzoek onthulde Hattie Bartlam-Brooks van het Royal Veterinary College van de University of London gegevens die erop wijzen dat zebra’s aloude trekroutes opnieuw gaan gebruiken wanneer fysieke barrières als hekken eenmaal zijn afgebroken. Brooks was de eerste wetenschapper die ontdekte dat enkele honderden zebra’s gebruik maakten van een oude trekroute, die van de Okavangodelta naar de zoutvlakten van Makgadikgadi liep. Uit zijn onderzoek blijkt dat het herstel van de trekroute pas mogelijk werd nadat het noordelijke dierenhek bij de zoutpan van Nxai in 2006 was afgebroken. Dit hek blokkeerde de gehele trekroute van 1968 tot 2006.

Sinds 2014 werkt Bartlam-Brooks samen met Emily Bennitt van het Okavango Research Institute van de University of Botswana om meer inzicht te krijgen in de startsignalen en mechanismen voor de dierentrek. “De migratie van planteneters tussen beschermde gebieden is van vitaal belang voor het behoud van verbindingen tussen ecosystemen in verschillende landschappen,” zegt Bennitt. “Migraties kunnen eenvoudig verstoord worden door activiteiten van de mens, maar de bewijzen uit Botswana geven aan dat migrerende populaties oude routes weer in gebruik nemen nadat de hekken zijn verwijderd.”

Zebras in de Okavangodelta in Botswana
Zebra’s in de Okavangodelta in Botswana
Cory Richards, National Geographic

Omdat zebra’s gemiddeld niet ouder worden dan twaalf jaar, leefden de zebra’s van nu niet in de late jaren zestig, toen het dierenhek bij de zoutpan van Nxai werd aangelegd; maar nadat het hek in 2006 werd afgebroken, verliep de trek langs precies dezelfde route als generaties eerder. In aansluiting op de bevindingen van Bartlam-Brooks en Bennitt werd in een onderzoek van de University of Cambridge voor het eerst een soortgelijk lange en grensoverschrijdende zebratrekroute beschreven, die vanaf de rivier de Chobe in Botswana zuidwaarts naar het Nxai Pan National Park liep, een beschermd gebied pal ten noorden van het Makgadikgadi Pans National Park. Het bewijs voor deze andere trek wijst erop dat de herinnering aan zeer oude trekroutes mogelijk in het genenmateriaal van de zebra’s is vastgelegd, wat kan verklaren waarom de dieren na een onderbreking van generaties de aloude trekroute tussen de Okavangodelta en de zoutvlakten van Makgadikgadi weer in gebruik hebben genomen.

Zebras werpen stof op terwijl ze over de zoutvlakten van Makgadikgadi in Botswana trekken
Zebra’s werpen stof op terwijl ze over de zoutvlakten van Makgadikgadi in Botswana trekken.
Michael Poliza, National Geographic

Milieubeheer als sector

Terwijl de aanleg van veehekken ooit werd ingegeven door economische motieven, kan ook het afbreken ervan grote economische gevolgen voor Botswana hebben. Voor zover bekend, is de zebratrek tussen de rivier de Chobe naar het Nxai Pan National Park de langste trekroute van zoogdieren in Afrika. Heen en terug beslaat de route hemelsbreed 483 kilometer en is daarmee langer dan de welbekende jaarlijkse trek van de gnoes door het ecosysteem van de Serengetivlakte, die elk jaar vele duizenden toeristen aanlokt.

Een zebra in Botswana draait zijn kop om naar de fotograaf
Een zebra in Botswana draait zijn kop om naar de fotograaf.
Cory Richards, National Geographic

Zelfs ervaren touroperators in Botswana zijn verrast door opleving van de ‘nieuwe’ trekroute en vragen zich af welke invloed deze ontwikkeling op de economie van het land zal hebben. “Zolang ik me kan herinneren, werk ik al in de toerismesector in Botswana, dus ik dacht dat ik alles over dit land wist,” zegt Caren Banks, die voor Rothschild Safaris werkt. “Maar toen hoorde ik van die ongelooflijke zebratrek naar de zoutvlakten van Makgadikgadi.” Het bedrijf biedt toeristen nu van dichtbij een nachtelijke blik op de migrerende dieren, hetzij in Jacks Camp of in Meno A Kwena. Het toeristenseizoen in Botswana valt in de droge maanden, van mei tot september, maar reizigers die inmiddels beter weten, bezoeken het land van januari tot april, wanneer de zebratrek plaatsvindt. Daarbij trotseren ze de modder van het regenseizoen om belangrijke plekken op de migratieroute te kunnen bewonderen.

Dan pas kunnen ze zien hoe de zebra’s de zoutvlakten van Makgadikgadi afspeuren naar vers gras – een bewijs dat menselijke activiteiten vaak negatieve gevolgen voor de dierentrek hebben, maar dat deze gevolgen kunnen worden teruggedraaid wanneer het behoud van de wilde fauna prioriteit wordt.