Dit verhaal verscheen in de december 2018 editie van National Geographic Magazine
OVERLEDEN: Volwassen mannetjesleeuw, ongeveer veertien jaar oud, met donkere manen. Onderzoekers – en volgers van National Geographic – kenden hem als C-Boy. Hij stierf een natuurlijke dood, het karkas werd in juni 2018 ontdekt door een chauffeur diep in Serengeti National Park, Tanzania. Zijn dood wordt betreurd door al wie hem heeft gekend en over hem heeft gelezen. Zijn hoge leeftijd en sterke karakter blijven in onze herinnering.
In het geval van leeuwen omvat de categorie ‘natuurlijke doodsoorzaak’ het type moord en andere vormen van geweld die regelmatig voorkomen tussen concurrenten binnen een soort. Zoals leeuwenexpert Craig Packer me vijf jaar geleden al vertelde: ‘De belangrijkste doodsoorzaak bij leeuwen, in een onverstoorde omgeving, zijn andere leeuwen.’ Fotograaf Michael ‘Nick’ Nichols en ik werkten destijds in Tanzania aan een verhaal over het gedrag van leeuwen in hun natuurlijke omgeving. C-Boy, een fraai mannetje met zwartgerande manen in de bloei van zijn leven, werd de centrale figuur in het verhaal, omdat hij gold als uitzondering op deze dodelijke regel.
Enkele jaren eerder overleefde C-Boy ternauwernood een aanval van een groep van drie andere mannetjes die hem probeerden te doden om zo het recht te verwerven om te paren met een troep leeuwinnen. Die drie ambitieuze mannetjes en nog een ander mannetje werden aangeduid als de ‘Killers’. Ingela Jansson, een veldassistent van Packer voor diens langetermijnonderzoek, observeerde het drie-tegen-ééngevecht van nabij vanuit haar landrover. Ze zag C-Boys verwondingen en dacht dat hij verloren was. (Het was Jansson die het drietal eenvoudig A-Boy, B-Boy en C-Boy had genoemd; ze kon toen nog niet weten hoe afwijkend de derde in die rij zou zijn.) Maar C-Boy droop af van het slagveld en ging met zijn enige medestander, de minder strijdlustige womanizer Hildur, op zoek naar een nieuw territorium, nieuwe vrouwtjes, nieuwe kansen. Dat was negen jaar geleden.
Volgens de mythe hebben katten negen levens; C-Boy heeft er minimaal twee. Hij doorstond de directe aanval, ontsnapte aan een langzame dood door geïnfecteerde wonden en werd de hoofdpersoon van ons verhaal. Waarom richtten Nick en ik ons op hem? Omdat hij alles was wat een Afrikaanse leeuw zou moeten zijn: vindingrijk, chagrijnig, geduldig, trots maar praktisch, schijnbaar onverwoestbaar, continu in gevaar en betoverend om te zien.
Tijdens ons veldwerk doken de Killers op in een aangrenzend gebied. Ze toonden belangstelling voor een andere troep waarbinnen C-Boy en Hildur welpen opvoedden. De Killers dreigden hun gebied uit te breiden. Op een dag was ik onderweg met een andere medewerker van Packer, de Zweedse onderzoeker Daniel Rosengren. Bij zonsopkomst, spotte hij de troep. Op een grazige rivieroever verzorgden ze verse wonden op hun kop. Met wie hadden ze gevochten? Onze gok was weer met C-Boy. Had hij het weer overleefd? En zo ja, hoe dan?
We zochten een dag lang, tevergeefs. Nicks team kon hem niet vinden, wij evenmin. Later die avond reden Rosengren en ik, uitgerust met nachtkijkers en slaapzakken, in zijn landrover de hele nacht langzaam achter de Killers aan. We sliepen om beurten om de leeuwen permanent tijdens hun jacht en rustpauzes in de gaten te kunnen houden.
De leeuwen waren op weg door het territorium van C-Boy en Hildur en we wilden zien waar ze heen gingen en wat ze deden. Maar twee dagen later was er nog steeds geen teken van C-Boy. ‘Vermist, vermoedelijk dood,’ schreef ik in mijn dagboek.
Maar hij was niet dood. Op de derde ochtend, niet ver van de rotsformatie Zebra Kopjes, vonden we hem, gezond en ongedeerd, net toen hij een wijfje besteeg. Zijn manen schenen zwart en mannelijk in het vroege ochtendlicht. Kortom, C-Boy was springlevend.
Maar zelfs C-Boy was geen eeuwig leven beschoren. Afgelopen zomer kreeg ik een e-mail van Rosengren, die tegenwoordig wereldwijd werkt als wildlifefotograaf voor de Zoologische Gesellschaft Frankfurt. Hij bevestigde wat ik ergens anders al had gehoord. ‘Ja, C-Boy is dood gevonden door een chauffeur die hem goed kende,’ schreef hij. ‘Veel meer kan ik je niet vertellen. Het lijkt erop dat hij al een paar dagen dood was toen ze hem vonden. Ze waren afgegaan op de gieren die van het karkas kwamen eten.’ Er waren geen aanwijzingen dat hij was gedood door de pijlpunt van een Masaiherder – die op die manier zijn koeien wilde beschermen – of door het schot van een stroper.
‘Hij was ongeveer veertien jaar oud. Daarmee evenaart hij het leeftijdsrecord van een mannetjesleeuw sinds het begin van het leeuwenproject,’ schreef Rosengren, Een mannetjesleeuw wordt doorgaans hooguit twaalf jaar oud. Verbazingwekkend genoeg was C-Boys partner Hildur nog in leven.
Het besef dat C-Boy dood was, stemde hem treurig, vertelde Rosengren. ‘Anderzijds heeft hij langer geleefd dan mag worden verwacht voor een mannetjesleeuw. Een leven dat een kleine tien jaar geleden al bijna eindigde toen de Killers hem te pakken hadden. Hij kreeg een tweede kans en maakte er duidelijk het beste van.’ Maar, erkende Rosengren: ‘Ik had hem graag nog één keer zien.’
Dat gold ook voor mij. Ik besloot te gaan voor de op één na beste optie. Ik sloeg het Magazine open, en daar was Nicks overweldigende zwart-wit-portret van C-Boy met zijn zwartgerande manen. De leeuw staarde me aan dwars door de Tanzaniaanse nacht. De foto troostte me met de herinnering dat C-Boy met zijn leven – lang of kort, gelukkig of vol gevaar – een meesterlijke wil om te overleven belichaamde.
Lees alles over grote katten tijdens de Big Cat Month
Dit verhaal verscheen in de december 2018 editie van National Geographic Magazine.
Michael ‘Nick’ Nichols fotografeerde ruim twintig reportages voor National Geographic en is het onderwerp van de biografie A Wild Life, die in 2017 verscheen. David Quammen is auteur en schrijft regelmatig voor National Geographic. Onlangs verscheen zijn boek The Tangled Tree.