Toen John Midgley in het kamp terugkwam en de deksel van de kleine pot opendeed, wist hij direct dat hij een bijzondere vondst had gedaan.
In het zuidoosten van Angola bekeek hij bij het licht van het kampvuur de eigenaardige vogelspin die hij even daarvoor had gevangen.Op de rug van het dier was duidelijk een grote, enigszins zachte hoorn te zien.
Midgley is geen expert op het gebied van spinnen, dus stuurde hij de foto’s van zijn vondst naar zijn collega Ian Engelbrecht van de Zuid-Afrikaanse University of Pretoria.
“Ian dacht eerst dat ik de foto’s had gefotoshopt,” grinnikt Midgley, die zelf bij het Zuid-Afrikaanse KwaZulu-Natal Museum werkt. (Lees meer over een nieuwe soort vogelspin die op grote hoogte werd aangetroffen.)
Dus ging hij de volgende avond weer op pad, en kwam terug met nog een aantal vogelspinnen met zo’n zelfde grote hoorn.
“Toen wist ik dat we een nieuwe soort hadden gevonden. Het komt niet vaak voor dat je al zo snel weet dat je een bijzondere vondst hebt gedaan,” vertelt hij.
De onderzoekers noemden de nieuwe vogelspin Ceratogyrus attonitifer, wat in het Latijn iets betekent als ‘brenger van verbazing’. Ze publiceerden hun resultaten deze week in het vakblad African Invertebrates.
Vissen naar spinnen
Na een burgeroorlog van 26 jaar die in 2002 tot een einde kwam, was er nog veel onbekend over de biodiversiteit in Angola. Niemand wist hoeveel of welke soorten het hadden overleefd.
In 2015 zetten de National Geographic Society en een internationaal team van wetenschappers het Okavango Wilderness Project op, om dit belangrijke en grotendeels onbekende gebied te onderzoeken en beschermen.In het kader van het project werden verschillende deskundigen, waaronder Midgley, uitgenodigd om naar midden- en oost-Angola te komen voor onderzoek naar de soorten die er leefden.
In november 2016 trok Midgley door Angola, op zoek naar insecten en spinnen. Hij speurde de grond af naar sporen van zijn veelpotige vrienden.
In een grasachtig gebied dat in het regenseizoen onder water komt te staan rond een Angolees meer (Midgley maakte niet precies bekend waar, om te voorkomen dat de vogelspinnen ten prooi vallen aan handelaren), zag hij een aantal gaten van zo’n 2,5 centimeter breed die ongeveer een halve meter de grond in gingen.
Om te zien of de holen werden bewoond, stak hij er een grasspriet in. Hij voelde onmiddellijk dat er aan het andere eind werd getrokken. Die nacht ging hij terug, en op het moment dat hij voelde dat hij ‘beet’ had, trok hij de vogelspin langzaam uit het hol.
“Het lijkt heel erg op vissen,” aldus Midgley. “Als je zelf niet goed vasthoudt, trekken de dieren het gras zo uit je hand.”
Roofdier op de loer
Door de grote hoorn op de rug van de vogelspin was direct duidelijk dat het dier een lid was van het geslacht Ceratogyrus. Veel soorten die tot deze groep horen hebben soortgelijke uitsteeksels, maar dan kleiner en harder. De punt op de rug van de C. attonitiferis net zo lang als zijn onderlijf en is eerder vettig dan gespierd. (Bekijk hoe een vogelspin vervelt in een timelapse-video)
Wetenschappers weten nog maar weinig over deze ‘nieuwe’ spin (zo is bijvoorbeeld niet bekend waar zijn hoorn voor dient), maar ze weten wel dat C. attonitifereen roofdier is dat ‘s nachts op prooien loert. Overdag slaapt hij onder in zijn hol, maar ‘s nachts houdt hij zich schuil bij de opening om insecten en andere prooidieren te vangen.
De spin maakt gebruik van gif om zijn slachtoffers te doden en in op te lossen. Als het gif eenmaal zijn werk heeft gedaan, slurpt hij de voedzame insectensoep op.
Kieskeurige huismussen
Hoewel Midgley tien holen aantrof in de 300 vierkante meter rond zijn kamp (wat een hoge dichtheid is voor een roofdier), vond hij de soort alleen rond een specifiek Angolees meer.
“Baviaanspinnen zijn heel kieskeurig wat betreft hun leefgebied,” vertelt Heather Campbell, een entomologe van de Engelse Harper Adams University die niet bij het onderzoek betrokken was. Baviaanspin is de naam van een onderfamilie van vogelspinnen die in Afrika voorkomen. “De ene soort maakt zijn hol alleen in een bepaald soort zand, de andere doet dat alleen naast een specifiek soort gesteente.”
Als hun leefgebied wordt aangetast, kunnen de spinnen zich niet zomaar elders vestigen. In combinatie met hun lange levensduur en lage voortplantingssnelheid maakt dit de nieuw ontdekte spinnensoort kwetsbaar.
Dit soort basaal onderzoek naar biodiversiteit levert veel inzicht op in de raadselen van Okavango.
“Elke keer dat we op pad gaan doen we weer nieuwe, fantastische vondsten,” vertelt Campbell.
Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com