De Australische dwergbuidelmuis is zó zeldzaam dat hij alleen van fossielen bekend wastotdat skiërs op Mount Hotham, in de Australische deelstaat Victoria, in 1966 een exemplaar rond een stapel hout in hun skihut zagen rondscharrelen. Dat was een ironische speling van het lot, aangezien het mede de opmars van moderne skioorden is die sindsdien het voortbestaan van de twee- à drieduizend Australische dwergbuidelmuizen, die tegenwoordig alleen in enkele berggebieden in Zuid-Australië leven, ernstig bedreigt.

Naast de skiërs krijgen de diertjes ook te maken met de klimaatverandering, waardoor ze soms tijdens hun winterslaap in hun holen bevriezen omdat er te weinig sneeuw ligt. Dat klinkt misschien vreemd, maar een dikke sneeuwlaag beschermt de nesten van de diertjes ’s winters juist tegen de snijdende bergwind. Intussen zorgt de toenemende droogte voor een rampzalige afname van het aantal bogongmotten, een proteïnerijk insect dat tot de favoriete prooidieren van de Australische dwergbuidelmuis behoort, hoewel ze ook dol zijn op de felrode bessen en harde zaadjes van de conifeer Podocarpus lawrencii.

Deze uitdagingen hebben de ernstig bedreigde soort tot op de rand van uitsterven gebracht, zegt paleontoloog Michael Archer van de University of New South Wales. “De soort zou door twee opeenvolgende jaren van verminderde sneeuwval van de aardbodem kunnen verdwijnen,” zegt hij.

Maar te oordelen naar het archief van fossielen leefde de directe voorouder van de Australische dwergbuidelmuis in vochtig laaglandbos, en dat bracht onderzoekers op een idee dat ze onlangs in het tijdschrift Philosophical Transactions of the Royal Society B uiteen hebben gezet, namelijk om de buideldiertjes vanuit hun huidige berggebied naar deze zo andere habitat over te brengen en daarmee het voortbestaan van de soort te garanderen.Maar het plan is omstreden.

Tussen de 25 en 15 miljoen jaar geleden leefde de directe voorloper van de Australische dwergbuidelmuis in het bos, zegt Archer. Sterker nog, deze voorouder heeft het grootste deel van zijn bestaan op aarde “altijd in koele en laaggelegen regenwoudhabitats geleefd.”

Dus als het buideldiertje daar ooit gedijde, waarom zou hij dat niet opnieuw kunnen doen?

Vreemd tandje

De Australische dwergbuidelmuis en zijn directe voorloper zijn eenvoudig te herkennen aan één opvallende premolaar (voorste kies), die er volgens Archer heel vreemd en vervaarlijk uitziet, “als de helft van een cirkelzaag: een grote gebogen tand met kartels langs de hele snijkant.”

Deze tand stelt de moderne Australische dwergbuidelmuis in staat om de harde zaadjes van de Podocarpus lawrencii open te breken en heeft in een ver verleden misschien nog een ander doel gediend.

De tanden van de huidige buideldiertjes en hun voorlopers vertonen zó weinig verschillen dat je volgens Archer “wel een heel dappere paleontoloog moet zijn om te beweren dat die verschillen van enig functioneel belang zijn.”

Hoewel er sprake is van twee verschillende soorten, denkt Archer dat uit het archief van fossielen blijkt dat het om één en hetzelfde dier gaat dat in de loop der tijd kleine en willekeurige genetische variaties heeft ontwikkeld.

De voorloper van de Australische dwergbuidelmuis was wijdverbreid, zegt Archer. “Dus voordat we het diertje afschrijven als een vroeg slachtoffer van de klimaatverandering, zouden we moeten proberen om een kleine kolonie apart te fokken en de nakomelingen daarvan uitzetten in bossen waar hun voorouders ooit leefden.”

De ernstig met uitsterving bedreigde Australische dwergbuidelmuis Burramys parvus
De ernstig met uitsterving bedreigde Australische dwergbuidelmuis, Burramys parvus.
Joël Sartore, National Geographic Photo Ark

In de marge

Dit alles roept de vraag op hoe de Australische dwergbuidelmuis überhaupt in zulk afgelegen berggebied is beland. “We weten het niet precies,” geeft Archer toe, “maar wat we wél weten, is dat Australië circa vijftien miljoen jaar geleden steeds woestijnachtiger werd en dat de tropische bossen begonnen uit te drogen. Enkele Australische dwergbuidelmuizen moeten daarop de bergen in zijn getrokken, terwijl hun soortgenoten in de bossen uitstierven.” Het gevolg was dat de soort nu aan de uiterste rand van zijn oorspronkelijke verspreidingsgebied overleeft.

Hoewel enkele laaggelegen en vochtige bossen heel aantrekkelijke habitats voor de Australische dwergbuidelmuis zouden kunnen zijn, is het volgens Archer onmogelijk voor de muizen om naar die gebieden te trekken. Onderweg zijn er geen plekken om te schuilen, zoals boscorridors, want die zijn als gevolg van de klimaatverandering en oprukkende menselijke activiteiten verdwenen.

“We veranderen de wereld zó snel dat veel soorten zich niet kunnen aanpassen en de verandering niet kunnen bijhouden. Dat geeft ons de verantwoordelijk om in te grijpen en het voortbestaan van deze bedreigde soorten te waarborgen, want in hun eentje kunnen ze dat niet,” zegt Archer.

Vandaar dat Archer en een tiental collega’s zijn begonnen aan een project om Australische dwergbuidelmuizen in gevangenschap te fokken, om ze daarna te kunnen uitzetten in zorgvuldig gekozen stukken laaglandbos – “hopelijk over een jaar of twee,” zegt hij.

De paar exemplaren die al zijn ondergebracht in het toekomstige fokcentrum, en ook enkele buidelmuizen in opvangcentra, lijken zich goed te kunnen aanpassen, zegt Archer. Ze eten alle mogelijke soorten voedsel, planten zich voort en slaan hun winterslaap helemaal over. Toch zullen de buidelmuizen goed worden voorbereid op hun vrijlating in het wild.

“Als je een dier opeens uit een alpiene zone zou weghalen en direct in een laaglandbos zou uitzetten, zou je te maken krijgen met een erg verwarde dwergbuidelmuis,” zegt Archer. “We zullen ze dus laten wennen aan alle mogelijke hulpbronnen die ze in hun nieuwe habitats aantreffen, zoals insecten en zaden. En ik denk dat ze die meteen gaan onderzoeken en proeven, om uit te vinden of ze eetbaar zijn of niet.”

Zorgvuldige vrijlating

Maar Daniel Blumstein maakt zich zorgen. Als gedragsbioloog aan de University of California in Los Angeles heeft hij onderzoek gedaan naar manieren om het uitzetten en rehabiliteren van zeldzame Australische zoogdieren in hun oorspronkelijke verspreidingsgebied te verbeteren, maar hij was niet betrokken bij dit project.

“Het uitbreiden van het verspreidingsgebied van een zeldzame soort is onder bepaalde omstandigheden misschien een goed idee, maar je loopt wel risico’s als je een dier in een ecosysteem uitzet waar het in recente tijden niet is voorgekomen,”zegt Blumstein. “Hoewel het klimaat daar misschien aangenaam is, is het moeilijk om vast te stellen welke negatieve invloeden de nieuwe soort op andere soorten zal hebben.”

Op grond van het archief van fossielen deelde de voorouder van de Australische dwergbuidelmuis zeer uiteenlopende habitats met tientallen andere zoogdieren. Archer verwacht dan ook niet dat de nieuwkomer andere zeldzame soorten enige schade zal toebrengen.

“Maar we zijn ook niet van plan deze diertjes in het wild uit te zetten en dan weg te lopen. We zullen de hele zaak nauwkeurig in de gaten houden, als onderdeel van een officieel experiment. Waren de Europese kolonisten van Australië maar zo net zorgvuldig geweest voordat ze hier hun huiskatten, vossen en konijnen introduceerden...,” zegt hij.

De Australische dwergbuidelmuis is niet het eerste en zal waarschijnlijk niet het laatste dier zijn dat kan profiteren van inzichten die we aan het archief van fossielen hebben ontleend.In Nieuw-Zeeland werd een vogel uit het hooggebergte, de takahē, in laaglandbos uitgezet nadat paleontologen erop hadden gewezen dat zijn directe voorouder in dat soort habitats had geleefd.

In Australië denkt Archer er ook over om de onechte spitskopschildpad, die in langzaam uitdrogende moerassen in het zuidwesten van Australië voorkomt, te verhuizen naar laaglandbossen in het oosten van het land, waar een van zijn voorouders ooit leefde. Sommige experts hebben zelfs voorgesteld om de Komodovaraan weer op het Australische vasteland uit te zetten, want daar komen de voorouders van deze reuzenhagedis oorspronkelijk vandaan. Maar dat project zou waarschijnlijk heel wat meer stof doen opwaaien dan de verhuizing van een paar dwergbuidelmuisjes.

Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com