De poolgebieden, met hun uitgestrekte ijslandschap en lange perioden van donker of daglicht, lijken misschien best veel op elkaar. Maar in feite zijn het twee heel verschillende werelden.
Antarctica is een met ijs bedekt continent dat ver weg van alles en iedereen aan de onderkant van de wereldbol ligt en wordt omringd door oceanen barstensvol leven. Aan de bovenkant van onze planeet bevindt zich het noordpoolgebied, dat wordt gevormd door de Noordelijke IJszee en andere zeeën bij de dichtbevolkte continenten Europa en Noord-Amerika. Het noordpoolgebied wordt daarnaast gekenmerkt door een ijskap die in omvang fluctueert, afhankelijk van het seizoen.
Deze unieke eigenschappen hebben hun weerslag op de dieren die hier leven. Sommige soorten, zoals de ijsbeer, hebben zich in de loop van de evolutie aangepast om te kunnen jagen en zich voort te planten op het altijd veranderende ijs in het noordpoolgebied. Andere, nauw aan elkaar verwante soorten, zoals de ringelrob en de Weddellzeehond, hebben zich aangepast aan de specifieke omstandigheden in het uiterste noorden of zuiden. En er is één heel bijzonder dier, de noordse stern, dat aan beide kanten van de aarde leeft, dankzij de voor zover bekend langste migratie ter wereld.
Er bestaan heel veel misvattingen en mythen over de polen, dus hier lees je welke kouliefhebbers je waar kunt vinden.
Er leven geen pinguïns in het noordpoolgebied.
Een van de misvattingen die je het vaakst hoort, is dat er in het noordpoolgebied pinguïns leven. In deze pinguïnloze regio komt wel een andere grappige vogelsoort voor: de papegaaiduiker. De zwart-witte verentooi van deze kleurrijke vogel wordt gecompleteerd door een oranje, papegaaiachtige bek en bijpassende poten.
Papegaaiduikers zijn net als pinguïns fantastische duikers en zwemmers. Ze beschikken over waterafstotende veren, zijn in staat zeewater te drinken en broeden in grote kolonies langs de kust.
In tegenstelling tot pinguïns kunnen ze ook vliegen, ze kunnen een snelheid bereiken van maar liefst negentig kilometer per uur, waardoor ze gevangen vissen snel naar hun jongen op het ijs kunnen brengen. (De reuzenalk, de ‘eigen’ loopvogel van het noordpoolgebied, raakte uitgestorven in 1844.)
Het grootste landdier is een insect.
Wat betreft roofdieren in het noordpoolgebied, steekt er een met kop en schouders bovenuit: de ijsbeer. Deze grote beersoort komt overal in het gebied voor, zelfs op zuidelijke locaties als de Jamesbaai, die op ongeveer dezelfde breedtegraad ligt als Texel.
IJs is van levensbelang voor ijsberen. Ze gebruiken het als platform voor de jacht op zeehonden, op het moment dat die bovenkomen om adem te halen. “Simpel gezegd hebben ijsberen zich zo aangepast dat ze gebruikmaken van de rijkste voedselbron die daar voorhanden is... zeehonden,” aldus Ian Stirling, emeritus onderzoeker van de overheidsorganisatie Environment Canada en adjunct professor aan de University of Alberta.
In het noordpoolgebied zijn ook andere landroofdieren te vinden, zoals de poolwolf, een ondersoort van de grijze wolf, en de poolvos.
Maar “het zuiden kent geen landroofdieren,” vertelt Andrew Derocher, ecoloog aan de University of Alberta.
Antarctica is de koudste, droogste en winderigste plek op aarde en is daarom voor het overgrote deel een enorme woestijn waar geen leven voorkomt. Het grootste landdier hier is een vleugelloze mug, de Belgica antarctica, waarvan de volwassen dieren ongeveer een week leven.
Wel leven er talloze pinguïns langs de Antarctische kust, met name langs het Antarctisch Schiereiland en de Rosszee, maar zij worden als kustdieren beschouwd, en niet als landdieren.
Dus wat ze ook zeggen in tekenfilms of andere populaire media, er zijn geen pinguïns op de Zuidpool.
De ijszeeën zitten boordevol leven.
Hoewel het binnenland van Antarctica dus bepaald niet gastvrij is, barst het in en rond het ijskoude water rond de Zuidpool van het leven.
“De oceaan rond Antarctica is het productieve gebied, waar de biodiversiteit zich bevindt. Hier heb je enorme hoeveelheden soorten die her en der in groten getale voorkomen,” aldus Phil Trathan, hoofd van de afdeling conservation biology van de British Antarctic Survey.
De zee rond Antarctica zit barstensvol krill, kleine kreeftjes die de belangrijkste voedselbron vormen voor grote walvissen als de blauwe vinvis, de bultrug en dwergvinvissen, maar ook voor pinguïns.
Pinguïns worden gezien als hét symbool van Antarctica, maar alleen de keizer-en Adéliepinguïns zijn vaste bewoners van het continent. Andere soorten, zoals de keelband-, de ezels- en de macaronipinguïn, broeden op het Antarctisch Schiereiland of op de subantarctische eilanden. Pinguïns zijn geweldige zwemmers die jagen op krill, vis en inktvis. Omdat ze geen natuurlijke vijanden hebben op het Antarctische ijs, hoeven ze niet te kunnen vliegen.
Maar in de oceaan moeten ze het vooral opnemen tegen zeeluipaarden, uitmuntende jagers die zich toeleggen op warmbloedige prooien,maar die opvallend genoeg ook krill eten. Zeeluipaarden hebben “grote hoektanden om vogels en zoogdieren mee te grijpen, en aangepaste, zeefachtige tanden waarmee ze krill uit het water kunnen filteren,” legt Regina Eisert uit, die onderzoek doet naar Antarctica voor het Nieuw-Zeelandse adviesbureau Kosatka Consulting.
Narwals leven alleen in het hoge noorden.
De narwal, ook wel de eenhoorn van de zee genoemd vanwege zijn lage, gedraaide tand, is een populair dier uit het noordpoolgebied dat, net als andere dolfijnachtigen, vaak in groepen van tientallen of zelfs honderden dieren zwemt.
De narwal leeft het hele jaar door in het noordpoolgebied, en brengt de zomer door in ijsvrij water langs de kusten. Als het ijs aan de kust te dik wordt, verplaatsen de zeezoogdieren zich naar het diepere, open water, en gaan op zoek naar voedsel onder drijvend pakijs. Ze maken gebruik van spleten en wakken in het ijs om adem te halen.
Er zijn geen haaien rond Antarctica - maar in het noordpoolgebied leven ze volop.
Het water rond Antarctica is te koud voor haaien, maar er komen wel zo'n vijf soorten haaien voor in het noordpoolgebied. Een van de meest mysterieuze haaien is de Groenlandse haai: het duurde tot 1995 voordat de eerste foto van dit dier werd genomen. De roofdieren, met een levensverwachting van minstens 272 jaar, eten wat ze maar kunnen vangen of vinden, van onoplettende vissen en zeehonden tot karkassen van ijsberen of rendieren.
Er leven wel vissen rond Antarctica, zoals de zogenaamde Notothenioidei, die hun eigen ‘antivries’ maken. Dit zijn eiwitten die zich binden aan ijskristallen in hun bloed, waardoor ze niet stijf bevroren raken. De zwartvinijsvis, oftewel de Chaenocephalus aceratus, staat bekend als de enige gewervelde vissensoort zonder rode bloedcellen. Door zijn witte bloed ziet het dier er spookachtig uit.
Orka’s komen op beide polen voor.
Orka's, ook wel zwaardwalvissen genoemd, komen in talloze zeeën overal ter wereld voor, ook in het noordpoolgebied en rond Antarctica. Er leven zo'n 70.000 orka's in zuidelijke wateren. Ze zijn gespecialiseerd in verschillende voedselsoorten. Orka's van het type A eten walvissen en zeeolifanten. Hun soortgenoten van het type B eten zeehonden en pinguïns, en type C jaagt op vis, vertelt Eisert.
Eisers zag orka's van het type C onder een ijsplaat van ruim anderhalve kilometer breed door zwemmen. Dat is riskant gedrag voor dieren die aan het oppervlak adem moeten halen. Deze orka's “lijken buitengewoon goed in staat om hun weg te vinden door het ijs,” zegt ze.
Zeehonden rond Antarctica zijn relaxter.
Rond allebei de poolgebieden komen verschillende zeehondensoorten voor die in de lente nakomelingen krijgen op het ijs langs het water.
De zeehonden rond Antarctica hebben geen vijanden op het land. Dat is mogelijk ook de reden dat zij de helft van het aantal vinpotigen op aarde vormen. Maar in het noordpoolgebied zijn zeehonden zich bewust van hun plek in de voedselketen: een treetje onder landroofdieren als ijsberen, poolvossen en -wolven en mensen.
Stirling heeft de in Antarctica levende Weddellzeehonden vergeleken met ringelrobben, hun in het noordpoolgebied levende ecologische soortgenoten. “Het duidelijkste verschil is dat je in Antarctica naar een zeehond op het ijs toe kan lopen, omdat die zich geen zorgen hoeven te maken over landroofdieren,” vertelt hij. In het noordpoolgebied maakt een ringelrob zich al uit de voeten als je het dier op een afstand van honderd meter genaderd bent.
Eén dier migreert tussen de twee polen.
De noordse stern maakt de langste pendeltrip ter wereld: ongeveer 70.000 kilometer per jaar op een retourvlucht van Groenland, waar het broedt, naar Antarctica.
Het is onbekend waarom de stern zo ver reist, maar dat deze vogelsoort goed is in reizen staat buiten kijf: een enkele vogel kan gemakkelijk 2,4 miljoen kilometer vliegen, of drie retourvluchten tussen de aarde en de maan, tijdens zijn 30-jarige levensduur.
Dat noem je nog eens een langeafstandsreis.
Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com