IJskoude temperaturen, uitgestrekte sneeuwvlakten en een mozaïek aan ijsschotsen: op het eerste gezicht vertonen de Noord- en Zuidpool veel gelijkenissen. De realiteit is een wereld van verschil.
Zo is de Zuidpool, of Antarctica, een permanent met ijs bedekte en onbewoonde woestijn, verreweg het koudste continent op aarde, compleet geïsoleerd van de rest van de wereld, omgeven door niets anders dan ijzig oceaanwater. De Noordpool, of Arctica, is in feite het tegenovergestelde: een ’s winters dichtgevroren oceaan genaamd de Noordelijke IJszee, omringd door deels bewoond land, met dichtbevolkte continenten als Noord-Amerika en Europa relatief dichtbij. Hoe vertalen deze verschillen zich naar het dierenrijk? In dit artikel vijf opmerkelijke feiten over dieren op onze adembenemende, maar o zo kwetsbare polen.
1. Grootste landdier: ijsbeer versus insect
Het grootste landdier op de Noordpool is misschien geen verrassing: de ijsbeer. Zee-ijs is onmisbaar voor de ijsbeer, want het doet dienst als uitkijkpost voor de zeehondenjacht. Een stuk minder voor de hand liggend is het grootste landdier op de Zuidpool. De pinguïn en zeehond vallen af: dat zijn immers officieel kustdieren. Wie deze titel wel toekomt? Belgica antarctica, een vleugelloze insectensoort die nog geen week oud wordt.
2. Orka’s zijn ‘bipolair’
Orka’s vinden we terug in vrijwel alle wereldzeeën: van tropische tot gematigde en ijskoude wateren. Dit roofdier voelt zich dan ook helemaal thuis rondom beide polen. Wel maken wetenschappers onderscheid tussen verschillende ondersoorten, ecotypen genaamd. Elk ecotype heeft zijn eigen bouw, dieet, gedrag en genetica.
Neem de B1-orkapopulatie bij het noordelijkste puntje van de Zuidpool: een troep van zo’n honderd orka’s die er in de wateren rondom het Antarctisch Schiereiland een unieke jachttechniek op nahouden. Dankzij een uitermate knap staaltje samenwerken die wave washing wordt genoemd, weten deze orka’s op zee-ijs uitrustende zeehonden tot hun maaltje te maken.
3. Zeehonden op de Zuidpool zijn relaxter
Beide polen zijn de thuishaven van verschillende zeehondensoorten. De vinpotigen op de Zuidpool kennen alleen een groot voordeel ten opzichte van hun noordelijke collega’s: van vijanden op land is geen sprake. Op de Noordpool daarentegen zijn zeehonden zich maar al te bewust van hun plekje in de voedselketen onder die van landroofdieren als de ijsbeer, poolwolf, poolvos en de mens.
Poolbioloog Ian Stirling, die op beide polen zeehonden bestudeerde, zag dit verschil met zijn eigen ogen: ‘Op Antarctica kon ik zonder problemen in de buurt komen van zo’n zeehond. Maar op de Noordpool maakt een ringelrob zich al uit de voeten zodra je hem op honderd meter nadert. Die zijn echt op hun hoede.’
4. Één dier bewoont beide polen
Oké, de orka voelt zich misschien thuis rondom beide polen, maar dat betreft afzonderlijke orkapopulaties die zich perfect hebben aangepast aan een van beide poolregio’s. Er is één dier dat daadwerkelijk zowel de Noordpool al de Zuidpool zijn vaste thuisbasis mag noemen: de noordse stern.
Deze trekvogel brengt het broedseizoen door in het hoge noorden om vervolgens te overwinteren in het verre zuiden. Een jaarlijks retourtje van in totaal zo’n zeventigduizend kilometer. Daarmee is de noordse stern de onbetwiste recordhouder in het dierenrijk als het gaat om langste migratieroutes – niet slecht voor een vogeltje van slechts vier kilogram.
5. Nee, er leven geen pinguïns op de Noordpool. Niet meer.
IJsberen leven op de Noordpool en pinguïns op de Zuidpool. Althans, zo leren we dat op school. Op de thuisomgeving van de valt weinig af te dingen, maar over die afwezige pinguïns op de Noordpool moeten we het toch even hebben. Want nog niet eens zo heel lang geleden waggelden er wel degelijk pinguïns rond in het hoge noorden.
Het gaat om de reuzenalk: zwart-wit, niet in staat om te vliegen maar een geweldige zwemmer en duiker, net als zijn familie op de Zuidpool. En het bijzondere is: deze reuzenalk is eigenlijk de eerste échte pinguïn, omdat Europese zeelieden dit dier veel eerder ontdekten dan de pinguïns op Antarctica.
Waarom we nu geen reuzenalken meer aantreffen op de Noordpool? Terug naar die Europese zeelui: die zijn niet alleen verantwoordelijk voor de ontdekking van de eerste pinguïns daar, maar ook voor de verdwijning ervan. Op grote schaal gestroopt vanwege diens eieren, vet, vlees en veren. De allerlaatste reuzenalk werd gezien (en gedood) in 1844.