Natuurlijke selectie is van grote invloed op het leven om ons heen. Kleine, opeenvolgende mutaties kunnen een soort in de loop van miljoenen jaren compleet veranderen. Het is de reden dat vogels in vrijwel niets meer lijken op hun gigantische dinovoorouders. Maar niet iedere diersoort past zich zo drastisch aan.
De onderstaande levende fossielen zijn vrijwel identiek aan hun honderden miljoenen jaren oude voorouders. Alleen qua uiterlijk dan, want hun DNA verandert wel degelijk. Levende fossielen zijn ontzettend zeldzaam. In veel gevallen hebben ze geen levende nauwe verwanten. Deze 4 dieren is dat in ieder geval gelukt.
1. Degenkrab
Hoewel hun naam anders doet vermoeden, zijn degenkrabben geen krabben. Ze vertonen meer overeenkomsten met spinnen en schorpioenen. Deze geleedpotige beweegt zich al sinds het Paleozoïcum (540-248 miljoen jaar geleden) voort over de zanderige oceaanvloer.
Ooit deelden ze de wereldzeeën met Trilobieten (klasse, geleedpotige) en Orthoceras (groep, weekdier). Terwijl het ene na het andere zeedier het loodje legde, bleven de degenkrabben overeind. Dat danken ze aan hun grote aanpassingsvermogen: ze kunnen in zowel zoet als zout water overleven en hebben weinig zuurstof nodig.
2. Brughagedis
Dit reptiel komt voor in Nieuw-Zeeland. Zijn voorouders liepen rond op het supercontinent Gondwana, dat bestond uit gebieden die tegenwoordig op het zuidelijk halfrond liggen. Het bijzondere aan dit beest? Hij heeft een derde oog op zijn voorhoofd en twee rijen boventanden.
Brughagedissen lijken weliswaar op hagedissen, maar zijn het niet. Ze behoren tot het geslacht Sphenodon. Het is de enige nog levende soort binnen dit geslacht. Een knappe prestatie, want zijn bloedlijn gaat zeker 230 miljoen jaar terug.
In 2022 vonden wetenschappers een bijna volledig fossiel van Navajosphenodon sani, een neef van de brughagedis. Onderzoek naar N. sani wees uit dat de moderne brughagedis in de afgelopen 190 miljoen jaar amper is veranderd.
3. Nautilussen
Nautilussen zijn bijna mythische weekdieren. Ze hebben een schelp die uit meerdere kamers bestaat en maar liefst 90 tentakels. Ze wonen op de zeebodem, op enkele honderden meters diepte. ‘Ze overleven vrijwel zonder zuurstof,’ vertelt paleontoloog Peter Ward van de University of Washington. ‘Hun schelp is ontzettend sterk, het is heel moeilijk om hem te breken. Het zijn net gepantserde reuzen.’
De geschiedenis van nautilussen gaat zeker een half miljard jaar terug. Ondanks hun lange stamboom staat Nautilus pompilius sinds 2018 op de lijst van bedreigde diersoorten. Ze hebben van alles overleefd, maar de invloed van de mens lijkt dit prehistorische dier geen goed te doen: hun schelp is een geliefd verzamelobject en sierraad.
4. Coelacanten
Coelacanten zorgden in de twintigste eeuw voor een grote verrassing. Deze robuuste vissenfamilie heeft acht ledemaatvormige vinnen en een drielobbige staartvin. Gevonden coelacantfossielen dateren uit het Vroeg-Devoon en het Laat-Krijt. Daarna verdwenen ze van het strijdtoneel.
Althans, dat dachten we. Op 23 december 1938 werd in Zuid-Afrika een coelacant gevangen. Al die tijd dachten we dat het dier was uitgestorven. Sindsdien is het vaker gespot en onderzocht. Er bestaan nog twee levende soorten binnen de familie. Van hen is de genetische samenstelling flink veranderd ten opzichte van hun fossiele voorouders. Toch is hun uiterlijk vrijwel hetzelfde gebleven.