Stel je voor: je rijdt op de snelweg en plots zie je op de linkerbaan een dier met een lange staart voorbij sjezen. De kans dat dit werkelijk gebeurt is natuurlijk nihil, maar in theorie zou het kunnen. De jachtluipaard, vaak ook wel cheeta genoemd, kan binnen drie seconden een snelheid van zo’n honderd kilometer per uur bereiken. Hoe kan het roofdier zo onwijs hard rennen?
De jachtluipaard heeft de ideale bouw
Jachtluipaarden of cheeta’s, die in het wild voorkomen in een groot deel van Afrika en in Iran, zijn echte jagers. Zo racet het dier meestal achter antilopen aan, maar laat het ook kleinere beestjes zoals hazen niet ongemoeid.
Dankzij zijn slanke bouw, gespierde lichaam en lange poten, waarmee hij zich hard kan afzetten, weet hij binnen no time zijn topsnelheid te bereiken tijdens een aanval. Daarbij maakt hij ook nog eens sprongen van 7,5 meter (bijna net zo ver als de sprongen van de sneeuwpanter). Dat houdt hij overigens niet heel lang vol: na een minuut moet de jachtluipaard weer even op adem komen. Binnen die tijd heeft hij zijn prooi vaak al te pakken gekregen.
Zijn botten zijn licht en flexibel
Niet alleen is de jachtluipaard slank gebouwd – slanker dan panters, luipaarden en jaguars –, dankzij zijn lichte botten weegt hij ook minder (gemiddeld zo’n vijftig kilo). Daardoor kan hij nog net iets hogere snelheden bereiken dan zijn ook al zo atletische verwanten. Bovendien zijn de gewrichten van de cheeta flexibel en kan hij zijn heupen en schouderbladen zo kantelen dat hij grote sprongen kan maken.
Dat maakt de cheeta snel, maar niet per se sterk: wanneer het dier zijn prooi heeft gevangen moet hij gauw dooreten, anders gaan sterkere soortgenoten er met het maaltje vandoor of weet de prooi zelf gauw de benen te nemen.
De cheeta heeft een groot hart
Dat de jachtluipaard zo hard kan rennen, betekent niet dat hij altijd druk in de weer is. Soms heeft het dier al genoeg aan een sprintje met een gemiddelde snelheid van 54 kilometer per uur om zijn prooi te grazen te nemen.
Zijn uithoudingsvermogen is wellicht ietwat beperkt, maar met zijn relatief grote hart, grote longen en grote neusgaten blijft hij een meester in sprintjes trekken, omdat hij daarmee extra zuurstof door zijn lijf kan pompen. Daar kan zelfs Usain Bolt, de snelste man ter wereld, niet tegenop tijdens de honderd meter sprint.
Nog niet uitgelezen? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief van National Geographic en ontvang de favoriete verhalen van de redactie wekelijks in je mail.