Ondanks hun blijvende invloed in onze wereld, hun geduchte reputatie voor gewelddadige veroveringen en hun imposante uitstraling beschikken archeologen eigenlijk maar over heel weinig voorwerpen uit het tijdperk van de Vikingen of Noormannen. We weten allemaal hoe hun drakars (langschepen met hoog oprijzende boegbeelden), schilden en gevechtsuitrustingen er ongeveer uitzagen, maar al deze visuele (en alom gemythologiseerde) aanwijzingen zijn gebaseerd op slechts een handvol spectaculaire vondsten en op wijdverspreide maar kleinere fragmenten die bij opgravingen aan het licht zijn gekomen.

Het tijdperk waarin deze Scandinavische plunderaars en veroveraars de geschiedenis vormgaven, wordt nu in een nieuwe serie van National Geographic uit de doeken gedaan: The Vikings: Rise and Fall. Dat Viking-tijdperk duurde overigens maar driehonderd jaar, van 793 tot 1066 na Chr., waarna de Scandinaviërs tot 1266 alleen nog op Schotse Hebriden-eilanden heersten. Maar omdat ze door eerdere culturen waren beïnvloed en zelf een enorme invloed op navolgende culturen uitoefenden, is het erg lastig om een voorwerp te vinden dat werkelijk licht werpt op de Vikingen zelf en op hun opmerkelijke veroveringen. Per slot van rekening is de term ‘Viking’ niet zozeer van toepassing op een combinatie van tijd en nationaliteit, maar eerder op een levenswijze.

Hieronder zetten we enkele van de voorwerpen op een rijtje die het tijdperk van de Vikingen en de tand des tijds hebben overleefd – voorwerpen die van cruciaal belang zijn geweest voor ons beeld van deze legendarische Noordse volken.

Closeup van de inscriptie VLFBERHT Ulfberht op een Vikingzwaard Dit type zwaarden was gemaakt van kroezenstaal met een hoog gehalte aan koolstof en werd door de elite gebruikt Ze waren z gewild dat ze alom werden nagebootst Ook duizend jaar later is het proced waarmee zwaarden van deze kwaliteit worden vervaardigd allesbehalve eenvoudig
Close-up van de inscriptie ‘+VLFBERH+T’ (‘Ulfberht’) op een Vikingzwaard. Dit type zwaarden was gemaakt van kroezenstaal met een hoog gehalte aan koolstof en werd door de elite gebruikt. Ze waren zó gewild dat ze alom werden nagebootst. Ook duizend jaar later is het procedé waarmee zwaarden van deze kwaliteit worden vervaardigd, allesbehalve eenvoudig.
National Geographic Image Collection

Ulfberht-zwaarden

Hierbij gaat het niet om één enkel overblijfsel, maar om een klasse van geavanceerde zwaarden die – een beetje zoals een bekend merk – waren voorzien van de aanduiding ‘+VLFBERH+T’, oftewel ULFBERHT. Dit type zwaard staat bekend om de technologie waarmee het werd vervaardigd. Ulfberht-zwaarden waren allesbehalve gewone wapens en werden vermoedelijk tussen de negende en elfde eeuw gemaakt van een uiterst pure legering met een hoog gehalte aan koolstof. Het fabriceren van zulke zwaarden vereiste een enorm vakmanschap en zeer hoge temperaturen. De benodigde hitte werd opgewekt in de smeltkroes van een smidse. Het wapen dat zo werd vervaardigd, was van patroongesmeed ‘kroezenstaal’ of ‘damaststaal’, dat relatief licht was maar een enorme hardheid bezat – precies wat een krijger nodig had.

Zoals veel aspecten van de cultuur van de Noormannen is ook de oorsprong van de Ulfberht-zwaarden schimmig. In Europa zijn er circa 170 exemplaren van dit type zwaard gevonden, maar op veel daarvan zijn de letters anders gespeld, waarbij de ‘+T’ aan het einde als ‘T+’ wordt aangegeven. Men vermoedt dat het bij deze zwaarden om goede imitaties van rivaliserende ijzersmeden gaat, die een graantje wilden meepikken van de reputatie van deze technologisch uitzonderlijke zwaarden. De smeedtechniek die voor de echte +VLFBERH+T-zwaarden werd gebruikt, raakte in vergetelheid nadat de macht en invloed van de Vikingen was getaand. Voor de Nat Geo-documentaire Secrets of the Viking Sword creëerde meestersmid Richard Furrer een getrouwe replica van een Ulfberht-zwaard. Volgens Furrer moest hij zijn ‘volledige scala aan vaardigheden’ in dit ‘blok staal van negenhonderd gram’ stoppen.

De Vikingschat van Harrogate ook wel de Vale of Yorkschat genoemd is de op n na grootste Vikingschat die ooit in GrootBrittanni is gevonden De vader en zoon die met hun metaaldetectoren op de schat stuitten waren verbluft over het grote aantal kostbaarheden dat in een met goud ingelegd vat was verstopt
De Vikingschat van Harrogate (ook wel de ‘Vale of York-schat’ genoemd) is de op één na grootste Vikingschat die ooit in Groot-Brittannië is gevonden. De vader en zoon die met hun metaaldetectoren op de schat stuitten, waren verbluft over het grote aantal kostbaarheden dat in een met goud ingelegd vat was verstopt.
PORTABLE ANTIQUITIES SCHEME / CREATIVE COMMONS

Vikingschat van Harrogate

Deze schat werd in 2007 op een onooglijk veldje in de buurt van het Engelse stadje Harrogate opgegraven door twee amateurarcheologen, een vader en zijn zoon. Los van het feit dat het tweetal daarmee de droom van iedere man-met-metaaldetector hadden verwezenlijkt, bood de opmerkelijke vondst inzicht in de manier waarop de Vikingen handel dreven en plunderden. De schat – vermoedelijk uit de negende of tiende eeuw – bestond uit circa zeshonderd munten, naast staafjes edelmetaal en sieraden, die allemaal in een klein vat van zilver waren verstopt. Het vat was gedecoreerd met ingelegde leeuwen- en hertenfiguren van goud.

‘De is de wereld in een notendop,’ verklaarde Jonathan Williams van het British Museum destijds tegenover The Guardian, verwijzend naar de exotische aard van sommige van de voorwerpen in het vat, die afkomstig waren uit zeer verschillende delen van de wereld, van Afghanistan en Noord-Afrika tot Rusland. De Vikingschat van Harrogate, die ook wel als de ‘Vale of York-schat’ wordt aangeduid, is de op één na belangrijkste schat van deze aard die ooit in Groot-Brittannië is gevonden, na de Vikingschat van Cuerdale, die in 1840 in de buurt van Preston werd opgegraven. De ontdekkers van de Harrogate-schat, David en Andrew Whelan, werden geprezen om de zorgvuldigheid waarmee ze het vat met zijn kostbare inhoud in zijn geheel hadden uitgegraven. Later ontvingen ze een deel van het vindersloon dat aan de landeigenaar werd uitgekeerd. Aanvankelijk dachten de Whelans dat ze met hun metaaldetectoren op een roestige fiets waren gestoten.

Isle of Lewis-schaakstukken

Een van de meest adembenemende vondsten uit het tijdperk van de Noormannen werd begin negentiende eeuw op een strand bij het dorp Uig, op het Schotse Isle of Lewis, gedaan. De precieze omstandigheden rond de vondst zijn tot op heden onduidelijk, maar vaak wordt de ontdekking toegeschreven aan ene Malcolm Macleod uit het dorp Peighinn Dhomhnuill, die de schaakstukken naar verluidt in 1831 in het zand van een ingestorte duin ontdekte. Het enige wat echt zeker is, is dat ze later dat jaar opdoken in de Society of Antiquaries of Scotland in Edinburgh en dat de voorwerpen sindsdien liefhebbers over de hele wereld zijn blijven fascineren. Nader onderzoek van de 93 fraai bewerkte schaakstukken en bijbehorende voorwerpen van walvis- en walrusivoor, die elk zo’n tien centimeter hoog zijn, wijst erop dat ze van Scandinavische origine zijn en mogelijk rond 1150 in het Noorse Trondheim zijn vervaardigd.

Enkele van de Isle of Lewisschaakstukken die bij het dorp Uig op het Hebrideneiland Lewis werden gevonden zijn te zien in het British Museum waar 82 van de 93 stukken worden bewaard De andere elf zijn in het bezit van het National Museum of Scotland En paard en vier torens wachters ontbraken oorspronkelijk maar later werd in een la in Edinburgh nog een toren gevonden die in 1964 voor vijf pond in een antiekwinkeltje was gekocht Het stuk werd in 2019 bij Sothebys geveild en bracht 735000 pond op
Enkele van de Isle of Lewis-schaakstukken, die bij het dorp Uig op het Hebriden-eiland Lewis werden gevonden, zijn te zien in het British Museum, waar 82 van de 93 stukken worden bewaard. De andere elf zijn in het bezit van het National Museum of Scotland. Eén paard en vier torens (‘wachters’) ontbraken oorspronkelijk; maar later werd in een la in Edinburgh nog een toren gevonden, die in 1964 voor vijf pond in een antiekwinkeltje was gekocht. Het stuk werd in 2019 bij Sotheby’s geveild en bracht 735.000 pond op.
Alamy

Hoewel er veel hypotheses over de herkomst van het schaakspel bestaan, wordt algemeen aangenomen dat het schaken in de zesde eeuw na Chr. in India is bedacht en dat het later in Scandinavië werd gespeeld door de adel en de geestelijkheid. De Lewis-schaakstukken waren talrijk genoeg om er vier aparte spellen mee te spelen. Ze zijn mogelijk door een rondreizende koopman verstopt toen hij de Schotse Hebriden-eilanden bezocht, waar de Noormannen destijds heersten. Maar dat zijn allemaal speculaties: de stukken kunnen in het hele Scandinavische gebied, van Noorwegen tot IJsland, zijn vervaardigd; en ze kunnen door wel vijf verschillende ivoorsnijders zijn gemaakt, of anders door één enkele Noorse ambachtsman of IJslandse vrouw.

Wat deze stukken zo bijzonder maakt, is hun enorme uitstraling. Alle figuren zijn voorzien van grote ogen en expressieve gelaatstrekken, waardoor de rol die ze op het schaakbord spelen, wordt benadrukt. Daarmee bieden ze een verdicht en bijna satirisch inkijkje in de cultuur waarin ze werden geschapen.

Als de Vikingen al schaakten, dan gebruikten ze daarbij waarschijnlijk niet deze stukken. Maar de Isle of Lewis-schat biedt wel inzicht in hun cultuur. Onder de koninginnen, koningen en andere schaakstukken lijken de torens (de ‘schildwachten’) nog het meest naar de Vikingen te verwijzen: deze figuren bijten in hun schilden en laten een angstwekkende gezichtsuitdrukking zien. Historici hebben de stukken vergeleken met de ‘berserker’-krijgers uit de Noordse en Germaanse folklore, die vachten van wilde dieren droegen – ber betekent ‘beer’, en serk verwijst naar vacht. Deze krijgers namen geestverruimende middelen in en stortten zich met maniakale wreedheid en vechtlust in de strijd om hun tegenstanders angst in te boezemen. (Lees ook: ‘Zachtaardiger en vriendelijker Noormannen? Niet volgens hun slaven.’)

‘Thors hamer’

De ‘hamer van de goden’ – met de naam ‘Mjölnir’ – is het emblematische wapen uit de Noordse mythologie dat door de dondergod Thor werd gedragen. Thor was een populaire godheid binnen het pantheon van goden dat door de Vikingen werd aanbeden. Hij werd vaak uitgebeeld als een machtig krijgsheer die de poorten van Asgaard – het domein der goden – bewaakte en af en toe een hevige storm deed opsteken.

Dit Vikingamulet beeldt Thors hamer of Mjlnir uit Sommige historici menen dat zulke amuletten door krijgers werden gedragen om tijdens een slag kracht uit te putten Andere denken dat de kruisvormige amuletten als gebaar dienden tegenover het zich alsmaar uitbreidende christendom waarvan de gelovigen een kruisje om de hals droegen
Dit Viking-amulet beeldt ‘Thors hamer’ of Mjölnir uit. Sommige historici menen dat zulke amuletten door krijgers werden gedragen om tijdens een slag kracht uit te putten. Andere denken dat de kruisvormige amuletten als gebaar dienden tegenover het zich alsmaar uitbreidende christendom, waarvan de gelovigen een kruisje om de hals droegen.
Ted Spiegel

In de periode dat Europa werd gekerstend, bleven veel Scandinaviërs aan hun oude Noordse geloof vasthouden en droegen krijgers vaak de hamer van Thor als amulet om hun hals, om er tijdens een slag kracht uit te putten. Mogelijk was dit gebruik ook een nabootsing van de christelijke gewoonte om een kruisje om de hals te dragen. Bij opgravingen zijn veel van deze Thor-amuletten gevonden, van zeer eenvoudige snuisterijen tot fraai versierde exemplaren. In Denemarken is een mal gevonden die door een slimme (of besluiteloze) sieradenmaker werd gebruikt om er zowel christelijke kruisjes als Mjölnir-amuletten mee te maken.

Hoe hardnekkig het beeld ook is, de Viking-helm had géén hoorntjes. Althans voor zover bekend, want over de helmen die de Noormannen droegen weten we verrassend weinig, afgezien van het simpele feit dat ze waarschijnlijk wel helmen droegen. De meeste afbeeldingen van Vikingen werden eeuwen na hun eerste plundertochten gemaakt, en de beruchte gehoornde helm was een uitvinding van de negentiende-eeuwse opera. Aanwijzingen uit de tijd van de Noormannen zelf – houtreliëfs en de latere ‘beeldstenen’, die soms als grafstenen dienden – maken enigszins duidelijk hoe de Vikingen zichzelf zagen. Op veel van deze afbeeldingen zijn figuren en profiel te zien die waarschijnlijk een ‘bekkeneel’ (een schedelkap van metaal) droegen of een eenvoudige, kogelvormige helm van het type ‘spangenhelm’, die uit meerdere aan elkaar geklonken stukken ijzer bestond. Gezien hun opvatting dat fraai bewerkte wapens een teken van welvarendheid en trots waren, is het waarschijnlijk dat ze helmen als soortgelijke statussymbolen zagen.

De in 1943 ontdekte Gjermundbuhelm was lange tijd de enige bijnavolledige Vikinghelm die ooit was gevonden In 2020 bleek uit onderzoek dat een identiek hoofddeksel  dat in 1949 in de buurt van het Engelse Middlesbrough was gevonden  eveneens een Vikinghelm was
De in 1943 ontdekte Gjermundbu-helm was lange tijd de enige bijna-volledige Viking-helm die ooit was gevonden. In 2020 bleek uit onderzoek dat een identiek hoofddeksel – dat in 1949 in de buurt van het Engelse Middlesbrough was gevonden – eveneens een Viking-helm was.
Alamy

Lange tijd was de enige aanwijzing met betrekking tot Viking-helmen de ontdekking van een kapotte helm in 1943. De fragmenten van deze helm werden samen met een stel wapens en andere grafgiften gevonden in een tombe op het land van de boerderij Gjermundbhude, nabij het Noorse Ringerike. De ‘Gjermundbhude-helm’ werd zorgvuldig gerestaureerd en bood een fraai inkijkje in het leven van een Viking-krijger. Met zijn decoratie van ceremoniële figuren en opvallende ‘oogmasker’ was de helm een voorbeeld van Scandinavische (en Angelsaksische) helmen uit het tijdperk van de Noormannen, die soms ook waren uitgerust met ‘baarden’ van maliënkolder. Een tweede helm die opvallend veel weg had van de Gjermundbhude-helm maar minder fraai was versierd, werd niet lang daarna tijdens graafwerkzaamheden voor de aanleg van een riool ontdekt in de buurt van Middlesbrough, in het noordoosten van Engeland. Deze helm werd in 2020 aan de Durham University aan een grondig onderzoek onderworpen, waaruit bleek dat het inderdaad om een Viking-helm uit de tiende eeuw ging. Afgezien van enkele verspreide fragmenten zijn deze helm en de Gjermundbu-helm de enige twee voorbeelden van Viking-helmen die ooit zijn gevonden.

Oseberg-dierkoppen

Een van de meest raadselachtige en ongetwijfeld spectaculairste vondsten uit de tijd van de Vikingen is het scheepsgraf dat in 1904 op het land van de boerderij Oseberg, in de buurt van Tønsberg, werd opgegraven.

Dit artefact met de aanduiding Barok nummer 1 is een van de vijf gestileerde dierkoppen van hout die in 1904 werden ontdekt in een scheepsgraf op het land van de boerderij Oseberg in de Noorse provincie Vestfold Vier van de dierkoppen werden gebundeld in het grafruim gevonden de vijfde werd op het voordek aangetroffen

De Vikingen begroeven hun voorname doden vaak samen met al hun bezittingen in langschepen, waardoor de overledenen in het hiernamaals over het benodigde comfort konden beschikken, een gebruik dat we ook kennen uit het oude Egypte; het Oseberg-schip uit 834 kan wat dat betreft worden vergeleken met het graf van Toetanchamon. Hoewel de grafheuvel met daarin het schip in de Oudheid moet zijn verstoord, bevatte het 21 meter lange en met prachtig houtsnijwerk versierde schip van eikenhout nog altijd een schat aan kostbaarheden, waaronder een wagen, een emmer met daarop een bronzen figuurtje dat veel weg heeft van een Boeddhabeeldje, tenten, wapenrusting en de lichamen van meerdere dieren en twee ogenschijnlijk voorname vrouwen.

In het graf zijn ook houten dierkoppen met prachtig houtsnijwerk gevonden. De functie van deze beelden is tot op heden een raadsel. De met zilveren klinknagels gedecoreerde koppen zijn telkens uit één enkel stuk hout gesneden dat op natuurlijke wijze is gebogen. Uit de bek van een van de koppen hangt een stuk touw, alsof dit wezen een breidel omheeft. Het houtsnijwerk vertoont talloze sierlijke en verstrengelde motieven, en de koppen beelden mythische wezens uit die doen denken aan leeuwen, waterdraken of andere wilde dieren. Duidelijk is dat de vijf houten beelden door vijf verschillende ambachtslieden zijn vervaardigd en dat het expressieve symbolen van een cultuur zijn die ondanks haar brute en gewelddadige kant ook schitterende kunst kon voortbrengen.

Gokstad-schip

Langschepen waren nautische meesterwerken en speelden een cruciale rol in de veroveringsmachinerie van de Noormannen. Door hun brede romp en geringe diepgang waren ze snel, wendbaar en stabiel, terwijl ze tegelijkertijd veel vrachtruimte bevatten. Met deze schepen konden zware ladingen (of veel manschappen en wapens) over ondiepe wateren worden vervoerd, zoals over rivieren en fjorden.

Het Gokstadschip moet rond 890 na Chr zijn gebouwd en werd zoals veel Vikingschepen of drakars uit deze tijd als scheepsgraf gebruikt Het zorgvuldig gerestaureerde schip is te bezichtigen in het museum Vikingschiphuis in Oslo
Het Gokstad-schip moet rond 890 na Chr. zijn gebouwd en werd zoals veel Vikingschepen of drakars uit deze tijd als scheepsgraf gebruikt. Het zorgvuldig gerestaureerde schip is te bezichtigen in het museum Vikingschiphuis in Oslo.
Robert Clark

Deze ‘landingsschepen’ hadden een zeer herkenbaar uiterlijk, een uiterlijk dat al snel tot een symbool van verschrikking uitgroeide. Het in 1880 ontdekte Gokstad-schip is weliswaar niet zo fraai bewerkt als het schip uit het Oseberg-scheepsgraf, maar is met zijn lengte van bijna 24 meter wel het grootste Vikingschip dat ooit is ontdekt. Ook dit schip werd gevonden als scheepsgraf in de Noorse provincie Vestfold, en wel op het land van de Gokstad-boerderij, in de gemeente Sandar. Het multifunctionele schip bood plaats aan 32 zeelieden of een zware vracht.

Schaatsen van bot

Naast schepen en zwaarden zijn er bij opgravingen ook persoonlijker en alledaagser voorwerpen blootgelegd, die licht werpen op de duizend jaar oude cultuur van de Vikingen: kammen, spelletjes en sieraden. En bovendien deze schaatsen (of doorlopers) van dierenbot, die samen met nog eens 42 andere schaatsparen in de wijk Coppergate in York werden ontdekt en nu in het Jorvik Viking Centre worden bewaard.

Deze schaatsen of doorlopers van dierenbot en leer werden samen met talloze andere schaatsparen ontdekt tijdens opgravingen in de wijk Coppergate in York De stad York werd door de Vikingen Jrvik genoemd en was destijds een belangrijk handelscentrum zoals blijkt in het Jorvik Viking Centre waar de talloze vondsten worden getoond die bij deze opgravingen zijn blootgelegd De stad was het machtscentrum van Erik I Bloedbijl van Noorwegen de laatste Vikingkoning van Northumbria die in 954 werd gedood
Deze schaatsen (of doorlopers) van dierenbot en leer werden samen met talloze andere schaatsparen ontdekt tijdens opgravingen in de wijk Coppergate in York. De stad York werd door de Vikingen Jórvik genoemd en was destijds een belangrijk handelscentrum, zoals blijkt in het Jorvik Viking Centre, waar de talloze vondsten worden getoond die bij deze opgravingen zijn blootgelegd. De stad was het machtscentrum van Erik I ‘Bloedbijl’ van Noorwegen, de laatste Viking-koning van Northumbria, die in 954 werd gedood.
Jorvik VIKING CENTRE

De schaatsen zijn vervaardigd van gepolijst dierenbot – doorgaans van paardenbenen – en leer. Ze werden vermoedelijk ook gebruikt op sneeuw, een beetje zoals ski’s, en werden gevonden samen met stokken waarmee de gebruikers zich op ijs of sneeuw in evenwicht konden houden. De schaatsen waren waarschijnlijk bedoeld voor praktische bezigheden als de jacht, maar mogelijk ook voor een plezierig schaatstochtje – wat nieuw licht werpt op ons beeld van deze geduchte veroveraars.

De serie The Vikings: Rise and Fall begint op 21 juni op National Geographic Channel. Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op nationalgeographic.com