Plato (ca. 427 v.C.-347 v.C.) was een Griekse filosoof en schrijver die bekendstaat als een van de invloedrijkste denkers in de westerse filosofie. Hij was de leerling van Socrates en de leraar van Aristoteles, met wie hij samen te zien is op de foto hierboven. Daarnaast richtte de Atheense Akademeia op: het eerste instituut voor hoger onderwijs in het Westen.

Er is weinig bekend over het leven van Plato. Hij werd geboren in een vooraanstaande familie in Athene. Veel van zijn familieleden waren politiek actief en het leek er even op dat Plato hetzelfde pad zou bewandelen.

Dat veranderde toen hij op zijn twintigste kennismaakte met filosoof Socrates, die zijn vriend en mentor werd. Socrates zou een grote invloed hebben op de ideeën van Plato. In veel van Plato’s teksten vertolkt zijn leraar een hoofdrol, en ook de veroordeling en doodstraf van Socrates zijn uitvoerig door Plato behandeld.

De dialogen van Plato

In het werk van Plato komen verschillende onderwerpen aan bod: van de dood tot de liefde en van politiek tot kunst. Maar de filosoof staat niet alleen bekend om wat hij over deze onderwerpen te zeggen had, net zo belangrijk is hoe hij dat deed.

Plato onderscheidde zich van zijn voorgangers door dialogen te schrijven waarin verschillende personages een onderwerp op filosofische wijze benaderen. De personages waren voornamelijk bekende Atheense filosofen, politici of zakenlui. Daarnaast voerde hij regelmatig slaven, vreemden of niet bij naam genoemde vrienden op.

Met zijn dialogen illustreert Plato het verloop van een filosofisch gesprek, waarbij een onderwerp van verschillende kanten wordt belicht. Het is een effectieve manier om de lezer aan het denken te zetten, maar het toont ook de literaire kwaliteit van Plato’s werk. In tegenstelling tot de droge betogen waaruit veel filosofische teksten zijn opgemaakt, dost Plato zijn werk op met stijl, vorm, humor en sfeer.

Belangrijke dialogen van Plato zijn het Symposium, waarin tijdens een feestmaal wordt gesproken over de liefde; de Phaedo, die de sterfdag van Socrates beschrijft; de Wetten (Nomoi), waarin wordt bediscussieerd wie de wetten van een samenleving zou moeten opstellen; en de Staat (Politeia), waarin onder meer wordt gesproken over ethiek, de plaats van de poëzie en de ideeënleer.

Wat is Plato’s ideeënleer?

Een van de bekendste theorieën van Plato is de ideeënleer (of vormenleer). Hierin stelt de filosoof – door zoals gebruikelijk Socrates op te voeren als spreker – dat de realiteit bestaat uit twee niveaus. Ten eerste is er de wereld zoals we die met onze zintuigen waarnemen, waarin alles constant verandert. Daarnaast is er een eeuwige, onveranderlijke wereld van ideeën.

Volgens hem is deze ideeënwereld de echte wereld, waarin van alles een ideale vorm bestaat. Wat wij om ons heen zien, horen, ruiken, proeven en voelen bestaat slechts uit zwakke kopieën van die ideale vormen. Klinkt dat bekend? Dat zou goed kunnen: de ideeënleer van Plato diende als inspiratie voor verschillende films, waaronder The Matrix en The Truman Show.

De allegorie van de grot

Misschien wel de beroemdste passage van Plato’s werk is de allegorie van de grot. Aan de hand van dit gedachte-experiment wordt de ideeënleer van Plato toegelicht.

Stel je een grot voor waarin mensen vanaf hun geboorte worden vastgehouden. Ze zijn geketend, waardoor ze alleen naar de achterwand van de grot kunnen kijken. De gevangenen zitten met hun rug tegen een muur waarachter een vuur brandt. Aan de andere kant van de muur lopen mensen die van alles op hun hoofd dragen, waaronder stenen en houten figuren van dieren en mensen. Het enige dat de gevangenen meekrijgen van de echte wereld zijn schaduwen en echo’s.

Tekst loopt door onder de afbeelding.

de allegorie van de grot volgens plato
4edges//Wikimedia Commons
Deze illustratie vertolkt de allegorie van de grot.

Stel je nu voor dat een van de gevangenen zich weet los te maken. Omdraaien zou extreem pijnlijk zijn en het vuur zou haar verblinden. Het zien van de mensen en objecten achter de muur zou haar zo verwarren, dat Plato het waarschijnlijk achtte dat ze snel terug zou willen naar haar vertrouwde wereld: de enige realiteit die ze ooit kende.

Mocht ze toch de grot uit komen, dan zou het een lange tijd duren voordat ze iets zou kunnen zien en begrijpen van de buitenwereld. Ze zou geen taal hebben om aan de andere gevangenen uit te leggen wat ze ervaart. Mocht ze het toch proberen, dan zou de kans groot zijn dat ze haar voor gek verklaren.

Met de grot verduidelijkt Plato de taak en het belang van de filosoof. Alleen door volhardend te streven naar filosofische kennis kan een persoon zich bevrijden van de materiële wereld.

Lees ook over Diogenes: de filosoof die leefde als een hond. En wie was de Griekse filosoof Epicurus?