In de Koude Oorlog stond de Amerikaanse inlichtingendienst CIA geregeld voor lastige spionagevraagstukken die vroegen om een creatieve aanpak. Hoe zorg je er bijvoorbeeld voor dat een spion weet door te dringen tot de inner circle van een buitenlands staatshoofd? Het antwoord liep op vier pootjes.
Een spion met snorharen
De CIA doopte de operatie Acoustic Kitty. De gedachte was dat zwerfkatten zich zonder morren langs de beveiliging van prominente figuren wisten te miauwen. Vijf jaar en vermoedelijk zo’n twintig miljoen dollar verder werd het project in 1967 toch afgeschoten. En wel om de reden die elk kattenbaasje waarschijnlijk allang had voorzien: katten doen over het algemeen niet wat je ze opdraagt.
Acoustic Kitty was een cyborg met snorharen: een bescheiden huisdier dat – voor die tijd – was uitgerust met hoogwaardige technologie. Een dierenarts bracht operatief een kleine microfoon in het oor van het dier. Vervolgens sloot de CIA een microfoon aan op een pakketje batterijen dat in een huidplooi van de kat zat verstopt. Met een externe antenne verweven in zijn vacht was Acoustic Kitty klaar voor kattenkwaad.
Een kat in de zak
Voor de uitvinding van het internet en micro-elektronica was spionage zo simpel nog niet. ‘In de twintigste eeuw zagen inlichtingendiensten van over de hele wereld dieren als mogelijke uitkomst,’ zegt Robert Wallace, oud-leidinggevende van de technische dienst van de CIA. ‘Zo werd overwogen om dieren in te zetten om in het geheim bepaalde locaties binnen te dringen, of om berichten of apparatuur mee te vervoeren.’
Acoustic Kitty kwam helaas niet op zijn pootjes terecht. Ondanks zijn CIA-training bleek de spionagepoes een eigen willetje te hebben. Een oefening in een openbaar park, waarschijnlijk vol afleiding van duiven en eekhoorns, wees uit dat Acoustic Kitty geen kans van slagen had.
Geheime duivendienst
Meer succes had de geheime dienst met het dier dat de neergang betekende van operatie Acoustic Kitty: de duif. Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog bleken de Britse inlichtingennetwerken niet opgewassen tegen de snelle Duitse opmars. Luchtverkenning bestond niet in bezet Europa en de beruchte Enigmacode van de nazi’s was nog niet gekraakt. De Britten waren ten einde raad. Tot veteranen uit de Eerste Wereldoorlog met een radicaal idee kwamen.
‘Zo besloot de Britse geheime dienst om duiven uit RAF-vliegtuigen te laten vallen,’ zegt Gordon Corera, auteur van Operation Columba: The Secret Pigeon Service. ‘Op geheime vluchten boven bezet Europa dropten ze bussen vol duiven voorzien van parachutes het vliegtuig uit. Toen was het afwachten of ze iets terug zouden krijgen.’
Richtingsgevoel als superkracht
Dorpelingen uit Frankrijk en België, die zich wanhopig tegen de Duitse bezetter verzetten, riskeerden hun leven door kleine briefjes aan de pootjes van de Britse duiven te bevestigen. ‘Duiven hebben een superkracht: ze weten áltijd de weg terug naar huis te vinden,’ zegt Corera. ‘Het is nog steeds niet helemaal duidelijk hoe ze dat voor elkaar krijgen. Zelfs als je ze honderden kilometers verderop achterlaat op een plek waar ze nog nooit zijn geweest, weten ze huiswaarts te keren.’
Operatie Columba was een groot succes: hoewel er veel berichten verloren gingen, brachten de spionageduiven zo’n duizend briefjes terug naar Londen. Zo vergaarde de inlichtingendienst informatie over radarinstallaties, de aanwezigheid van nazitroepen en de locaties van V1-raketten. En de duiven? Die ontvingen een medaille voor hun moed.