Zou je zo’n duizend jaar terug in de tijd gaan, dan kom je in een Nederland terecht waar het christendom al vaste voet aan de grond had. ‘Er liepen echt niet alleen maar barbaarse Friezen hier rond,’ zegt historicus en kloosterkenner Rutger Kramer van de Universiteit Utrecht. Kerken hadden we dan ook in overvloed. Maar kloosters? Daar moesten we relatief lang op wachten. Waar kwam dat door?
De oudste kloosters van Nederland
‘De oorsprongsmythe van Nederland is sterk verbonden met het protestantisme, en mede daardoor is over onze kloostergeschiedenis maar weinig bekend,’ vertelt Kramer. ‘En dat terwijl een van de grootste kloosters van Europa in de provincie Groningen stond.’
Dit klooster, Aduard, werd gebouwd in 1192. Daarvan zijn alleen nog de ziekenzaal en het toevluchtshuis over.
Leestip: Hoe ‘apostel der Friezen’ Willibrord het christendom naar Nederland bracht
Het oudste Nederlandse klooster is de Egmondse abdij (te zien op de afbeelding bovenaan), die uit de tiende eeuw stamt. In Europa bestond toen al honderden jaren een kloostertraditie. Een gebrek aan christendom was er dus niet, ook niet in Nederland, maar het ontbrak ons wel aan andere randvoorwaarden voor een klooster.
Hongersnoden en instabiliteit
Allereerst kampten we in de Lage Landen met voedselonzekerheid. Ondanks het feit dat het gros van de mensen in de Middeleeuwen boer was, was er toch om de zoveel jaar een (lokale) hongersnood te betreuren.
Kramer: ‘Als je een klooster sticht, dan onttrek je minstens dertien mensen (Bijbels getal, red.) uit de samenleving. Ze dragen niets bij aan de voedselvoorziening, maar ze willen wel eten.’
Voedselzekerheid krijg je pas als de regio stabiel en economisch zelfredzaam is. En dat was Nederland voor de tiende eeuw allesbehalve. De Franken, Saksen en Friezen vlogen elkaar regelmatig in de haren, en we kregen in onder meer Dorestad geregeld te maken met plunderingen door de Vikingen.
Leestip: Dit weten we over de godsdienst van de Vikingen
Aan die instabiliteit komt in de negende en tiende eeuw langzaam een einde, met de komst van de Franken onder leiding van de Karolingische dynastie (bekend van Karel de Grote), en later toen de Lage Landen onderdeel werden van het Heilige Roomse Rijk. ‘Nederland werd onderdeel van een groter systeem,’ aldus Kramer. ‘En dat maakte de inwoners ook stabieler en economisch zelfredzaam.’
Strijd tegen het water
We moeten ook de aloude strijd tegen het water niet vergeten in de vraag waarom het zolang duurde totdat Nederland kloosters kreeg. ‘Kloosterstichters vonden het erg belangrijk dat hun naam in de muur werd gebeiteld, want tijdens de mis werd dan extra hard voor jou en je familie gebeden. Maar dat heeft geen zin als je klooster al na twee maanden is weggespoeld,’ aldus Kramer.
Leestip: Deze 5 verdronken dorpen in Zeeland vielen ten prooi aan het water
Toen in de dertiende eeuw de dijkgraven ontstonden, een soort burgemeesters die zich bezighouden met water, werd er steeds meer land ingepolderd en beschermd door dijken. Vanaf dan ontstaan er ook steeds meer kloosters in Nederland. ‘Je sticht pas een klooster als je zeker weet dat het na jouw dood nog steeds bestaat.’
In Holland en Zeeland is het de adel die de inpoldering aanjaagt, maar in Friesland en Groningen waren het juist de kloosters die begonnen met het droogleggen van land. ‘Ze wilden hun eigen landerijen, maar die kregen ze niet. Dus maakten ze het land maar zelf.’
Administratief centrum
Toen het startschot voor de bouw van kloosters eenmaal was gegeven, waren het binnen de kortste keren ontzettend invloedrijke plekken. Idealiter doen monniken en nonnen niets anders dan zingen, bidden, slapen en eten, maar in de praktijk bemoeiden ze zich ook met het regelen van erfenissen en landbezit. Zij konden als een van de weinigen immers lezen en schrijven.
Kloosterlingen maakten zogeheten charters: bezitsdocumenten. Was iemand zijn bonnetje kwijt of twijfelde hij tot waar zijn schapen mochten lopen? Dan kon hij alle informatie opzoeken in het archief van het klooster, dat in principe voor iedereen toegankelijk was.
‘Het klooster groeide zo uit tot een administratief centrum,’ vertelt Kramer. ‘En vanwege die functie droeg een klooster weer bij aan de stabiliteit in de regio die nodig was om het kloosterleven te onderhouden.’
Leestip: Monniken speelden een belangrijke rol in de ontwikkeling van gebarentaal
Volgens Kramer was dat ook de voornaamste reden voor graaf Dirk II (932-988) om het klooster van Egmond te stichten. ‘Het ging hem natuurlijk ook om zielenheil, maar veel meer om het bewerkstelligen van een stabiel graafschap.’
De juiste balans
Kloosters trokken door deze functie bijzonder veel macht naar zich toe. En in ruil voor hun administratieve (en religieuze) handelingen, verwachtten ze dat de boeren in de omgeving een deel van hun opbrengsten afstonden.
De succesvolste kloosters wisten een goede balans te vinden tussen de omgeving te vriend houden, en de voorzieningen naar zich toetrekken. ‘Alleen maar graaien werkt op de korte termijn, maar als je lang wil blijven bestaan, zul je ook goed voor je omgeving moeten zorgen,’ legt Kramer uit. ‘Monniken deden aan inkomensverdeling en verzorgden de wezen en weduwen. Ze waren in zekere zin de grondleggers van de sociale zekerheid.’
Maar er waren natuurlijk ook kloosters die hun omgeving chanteerden. ‘Er zijn gevallen bekend van abten die de heilige relieken in de sloot gooiden, omdat ze hun zin niet kregen van de lokale aristocratie. De zegeningen werden dan ongedaan gemaakt en de relieken werkten niet meer. En dan was het aan de omgeving of ze toch over de brug kwamen.’
Een voorbeeld van een klooster dat al bijna duizend jaar de balans heeft weten te bewaren, is Stift Sankt Paul im Lavanttal, in Zuid-Oostenrijk. ‘Ze bezitten de hele vallei, hebben de jacht- en visrechten in handen en een heleboel huizen. Ik heb me door iemand die daar woont laten vertellen dat iedereen die van hen huurt of pacht dat prima vindt, want ze doen het goed.’
Meer ontdekken? Krijg onbeperkt toegang tot National Geographic Premium en steun onze missie. Word vandaag nog lid!