Een creatief genie kenmerkt zich door zaken op een nieuwe manier te combineren, door van bekende brokstukken iets nieuws te maken. Volgens hoogleraar Dick Swaab (1944), de nestor van de Nederlandse neurobiologie, zijn drie eigenschappen daarbij van cruciaal belang: aanleg, intelligentie en creativi­teit. Aanleg kun je voeden door veel te oefenen, intelligentie krijg je van je ouders mee en over die creativiteit heeft Swaab net een omvangrijk, indrukwekkend boek gepubliceerd: Ons creatieve brein. Het is het vervolg op Wij zijn ons brein uit 2010, waarvan inmiddels 450.000 exemplaren zijn verkocht en dat in vijftien talen is vertaald.

Die creativiteit bevindt zich niet op een bepaalde plek in de hersenen, zegt Swaab. “Afgezien van je biologische klok zit niets op een specifieke plek. Creativiteit moet je zoeken in elektrische en chemische circuits in het brein, in contacten tussen cellen.”

Toeval

Hersenen zijn zo’n ingewikkeld orgaan, zegt Swaab, dat ze niet zijn te programmeren op basis van het DNA alleen. Toeval speelt bij de vorming ervan een grote rol. “Al in het embryo vindt er in het brein een enorme competitie plaats tussen talloze cellen die allemaal de beste verbindingen met andere cellen zoeken, zodat ze groeistoffen kunnen uitwisselen. Deze zelforganisatie wordt niet gestuurd door het DNA of door een specifiek hersengebied, maar voornamelijk door het lot. Die strijd tussen cellen om de beste contacten, neuraal darwinisme, is het proces dat elk brein anders maakt, ook al ben je genetisch identiek. Je kunt er pech of geluk mee hebben.”

Creatief denken onderscheidt mensen van dieren. Dit vermogen dankt Homo sapiens aan het extra hersenweefsel dat iemand meekrijgt bij de geboorte. “Sommige dieren hebben een groter brein, maar die gebruiken dat volledig om hun grotere lichaam te besturen. Mensen heb­ben maar een klein deel van de hersenen nodig voor het besturen van alle lichaamsprocessen. De rest is beschikbaar voor creatieve processen. Dankzij dat deel hebben mensen zich technisch ver kunnen ontwikkelen en boeken ze wetenschappelijke vooruitgang. Het stelt hen ook in staat kunst te maken.”

Geniale figuren

Als we het hebben over de grote geesten, dan komen altijd weer dezelfde namen voorbij. Albert Einstein, Leonardo da Vinci, Vincent van Gogh. Maar Swaab wil er niet aan dat er tegenwoordig geen genieën meer worden geboren. “Ze zijn er nog steeds, maar door de specialisering verdwij­nen geniale figuren tegenwoordig al snel in een vakgebied. Daar vind je ze niet gauw terug.”

Je eigen brein creatiever en slimmer maken is volgens Swaab nauwelijks mogelijk. Sommige kunstenaars zweren bij medicatie, zegt hij, of kunnen pas werken als ze alcohol of drugs hebben gebruikt. “Ons brein heeft een automatisch filter, dat slechts een fractie doorlaat van alle informatie waarmee we elke dag weer worden bestookt. Zonder dat filter zouden we ons niet kunnen focussen en stapelgek worden. Met verdovende middelen kun je dat filter iets ruimer afstellen, wat sommi­gen extra scheppende kracht geeft.”

Er zijn ook kunstenaars of wetenschappers die daarvoor geen drank of drugs nodig hebben. “Je vindt in de kunst relatief veel mensen met een bipolaire stoornis. Zij werken feitelijk op de grens van de waanzin. In hun manische fasen maken ze veel nieuw, origineel werk. In hun depressieve fasen komt er bijna niets uit hun handen. Op de grens van de waanzin zijn ze het creatiefst.”

Veel kunstenaars hebben een naast familielid met een dergelijke stoornis. “Zij hebben dan wel de creatieve genen geërfd, maar kunnen ermee omgaan en belanden zelf niet in de psychiatrie.”

Één tip

Een tip die Swaab wél kan geven, is soms te wisselen van leef­ of werkomgeving. “Ik raad het mijn promovendi vaak aan. Een nieuwe omgeving levert frisse ideeën op en stimuleert je brein.”

Dat de bekende genieën meestal man zijn, kan Swaab wel verklaren. Mannen krijgen vaker de kans zich te ontplooien. Maar er is ook een geneti­sche oorzaak. Er kan een fout zitten in het X­-chro­mosoom. Vrouwen hebben dan een tweede, reservechromosoom, waardoor het defect geen gevolgen heeft. Bij mannen daarentegen, die maar één X­-chromosoom hebben, leidt eenzelfde defect direct tot nieuwe functies. De variatie in mogelijke eigenschappen is bij mannen daar­ door veel groter. Daardoor vind je de grootste genieën, de domste mensen en de grootste misdadigers voornamelijk onder mannen.”