Dertig kilometer ten zuiden van Tbilisi in Georgië verrijst op een lage heuvel in een groen en vruchtbaar rivierdal een groepje ronde hutten. De heuvel wordt Gadachrili Gora genoemd en de boeren die hier achtduizend jaar geleden tijdens het neolithicum woonden, waren druivenliefhebbers: hun ruwe aardewerk is gedecoreerd met druiventrossen en analyses van pollen op deze plek wijzen erop dat de beboste heuvels in de buurt ooit overdekt waren met wijnstokken.

In een artikel dat deze week in het tijdschrift PNAS verschijnt, komen archeologen tot de conclusie dat al die druiven werden gebruikt om wijn van te maken. De mensen die op de Gadachrili Gora en in een naburig dorp woonden, waren de eerste wijnboeren die ons bekend zijn. Ze moeten al zo’n zesduizend jaar v. Chr. op grote schaal wijn hebben geproduceerd, in een tijd dat de prehistorische mens nog geheel afhankelijk was van werktuigen van steen, gewei en bot.

Winemaking has deep roots in the nation of Georgia where a vintner pours a traditional white wine from a cup inscribed with the names of his forebears

Archeoloog Stephen Batiuk en zijn collega’s van de University of Toronto zijn bezig de elkaar overlappende, cirkelvormige hutten op te graven en vonden daarbij potscherven, waaronder de ronde voeten van grote vaten die in de vloer van de dorpshutten waren ingegraven. Meer vondsten werden gedaan in Shulaveri Gora, een ander dorp uit de nieuwe steentijd dat op zo’n twee kilometer van Gadachrili Gora ligt en dat in de jaren zestig van de vorige eeuw gedeeltelijk is opgegraven.

Toen de vondsten nader werden geanalyseerd door archeoloog Patrick McGovern van de University of Pennsylvania, vond hij sporen van wijnsteenzuur, een chemische ‘vingerafdruk’ waaruit duidelijk bleek dat in aardewerkfragmenten van beide vindplaatsen wijnresten aanwezig waren.

Naast de druivendecoraties op de buitenkant van de vaten, de alom aanwezige druivenpollen in de fijne bodemsoort van de plek en een C14-datering van tussen de 5800 en 6000 v. Chr. blijkt uit de chemische analyse dat de inwoners van Gadachrili Gora de eerste wijnboeren in de geschiedenis waren. (Op een Chinese vindplaats genaamd Jiahu [https://www.penn.museum/sites/jiahu/jiahu.shtml] werden duizend jaar eerder al door alcoholliefhebbers gefermenteerde dranken vervaardigd uit een mix van granen en wilde vruchten.)

Omdat de onderzoekers weinig druivenpitten of -steeltjes in de bodem van het dorp aantroffen, denkt Batiuk dat de wijn in de naburige heuvels werd bereid, vlakbij de plek waar de druiven werden verbouwd. “Ze persten de druiven in een koelere omgeving, lieten ze gisten, goten de wijn over in kleinere vaten en vervoerden die naar de dorpen als hij eenmaal goed te drinken was,” vertelt Batiuk.

Organische resten die zijn teruggewonnen uit de overblijfselen van keramische vaten zoals deze leveren het vroegste bewijs van wijnmakerij Zulke grote aardewerkschepen met open mond zijn qua vorm vergelijkbaar met qvevris traditionele wijnbouwschepen die tegenwoordig nog in veel Georgische kelders te vinden zijn
Organische resten die zijn teruggewonnen uit de overblijfselen van keramische vaten zoals deze, leveren het vroegste bewijs van wijnmakerij. Zulke grote aardewerkschepen met open mond zijn qua vorm vergelijkbaar met qvevris, traditionele wijnbouwschepen die tegenwoordig nog in veel Georgische kelders te vinden zijn.
National Museum of Georgia

In latere perioden gebruikten wijnboeren dennenhars of kruiden om het bederf van de wijn tegen te gaan of onaangename geurtjes te maskeren, zoals moderne wijnmakers sulfieten gebruiken om hetzelfde doel te bereiken. Maar in de chemische analyses van McGovern werden geen sporen van die bestanddelen gevonden, wat erop wijst dat hier sprake was van vroege experimenten in de wijnbereiding en dat de wijn een seizoensgebonden drank was, die vervaardigd en gedronken moest worden voordat hij te azijnachtig werd. “Ze lijken geen dennenhars te hebben gebruikt, waardoor dit de eerste pure wijn was,” zegt McGovern. “Misschien hadden ze nog niet ontdekt dat boomharsen de wijn houdbaar maken.”

Deze bevindingen werpen een nieuw licht op het neolithicum, een doorslaggevende periode waarin de mens voor het eerst leerde om gewassen te verbouwen en dieren te domesticeren en zich in vaste nederzettingen begon te vestigen. Dat geleidelijke proces, dat bekendstaat als de Neolithische Revolutie, begon rond 10.000 v. Chr. in Oost-Anatolië, enkele honderden kilometers van Gadachrili Gora vandaan.

Het wordt steeds duidelijker dat de mens de geneugten van de alcohol al snel op het spoor kwam: een paar duizend jaar nadat de eerste wilde grassen waren gedomesticeerd, hadden de inwoners van Gadachrili Gora zich niet alleen de kunst van het vergisten eigen gemaakt, maar waren naar alle waarschijnlijkheid zelfs al bezig met het veredelen, verbouwen en oogsten van de Europese wijnstok, Vitis vinifera. “Ze ontdekten verbouwingsmethoden, hoe je de stokken verplant en hoe je wijn kunt bereiden,” zegt McGovern. “Daaruit blijkt hoe inventief de menselijke soort is.”

Grote met bijenwas omzoomde qvevri worden nog steeds gebruikt door Georgische wijnmakers die de potten tot de nek begraven en ze generaties lang gebruiken
Grote, met bijenwas omzoomde qvevri worden nog steeds gebruikt door Georgische wijnmakers, die de potten tot de nek begraven en ze generaties lang gebruiken.
Brian Finke, National Geographic Creative

Gelegen in het Kaukasusgebergte, behoorde Georgië tot het grotere gebied waar de Neolithische Revolutie zich afspeelde en het land is ook achtduizend jaar later nog steeds wijngek: er zijn hier ruim vijfhonderd plaatselijke druivenvariëteiten bekend, een teken dat de bewoners er al zeer lange tijd wijnstokken veredelen en verbouwen. Zelfs in het drukke centrum van Tbilisi klimmen wijnranken tegen de aftandse torenflats uit de Sovjettijd op. En de grote aardewerken vaten met hun brede openingen die in Shulaveri en Gadachrili Gora zijn gevonden, doen sterk denken aan de kvevri’s, de traditionele wijnvaten die ook vandaag nog in ontelbare Georgische wijnkelders zijn te vinden.

Volgens archeoloog Patrick Hunt van de Stanford University blijkt uit de resultaten van het onderzoek dat de mensen in de nieuwe steentijd een complex en rijk leven leidden en interesses en bezigheden hadden die vergelijkbaar waren met die van de moderne mens. “Het fermenteren van wijn is geen eerste levensbehoefte. Het laat zien dat de mens in die tijd al met méér dingen bezig was dan alleen nuttige activiteiten,” zegt Hunt. “Zelfs in het neolithicum, een overgangsfase, waren ze al veel geavanceerder dan we ooit hadden kunnen denken.”

Als Batiuk en zijn team, die sinds 2012 opgravingen in Gadachrili Gora verrichten, de moderne druivenvariëteit kunnen achterhalen die het nauwst verwant is aan de wijnstokken die in Gadachrili werden verbouwd, hopen ze in de directe omgeving een experimentele wijngaard te kunnen planten om meer inzicht te krijgen in de prehistorische wijnbereiding. Volgens Batiuk zijn de laagst gelegen en oudste niveaus van de archeologische vindplaats nog niet opgegraven. “We zouden het bereiden van wijn nóg verder terug in de tijd kunnen vinden,” zegt hij. “We vullen de hiaten in het verhaal van de wijn, een drank die in zoveel culturen – en in de hele westerse beschaving – zo’n cruciale rol heeft gespeeld.”