In Mongolië worden de kloosters door een nieuwe generatie van millennials overgenomen – en zo gered van de ondergang.
Na tientallen jaren van religieuze vervolging onder het Sovjetgezinde regime van Mongolië, met een dramatische achteruitgang van het aantal boeddhistische monniken in het land tot gevolg, treedt er een nieuwe lichting aan. Na de komst van het communisme in Mongolië in de jaren dertig van de vorige eeuw werden circa 17.000 monniken gedood. Het aantal monniken in dit afgelegen land daalde van circa honderdduizend in 1924 tot onder de 110 in 1990. Meer dan 1.250 kloosters en tempels werden verwoest.
Toen het communistische regime ineenstortte, begon het boeddhisme – de voornaamste religie in het land – aan een gestage comeback. Maar na generaties van onderdrukking wordt het geloof ook vandaag de dag nog geconfronteerd met uitdagingen.
In het prachtig gedecoreerde en uitgebreide kloostercomplex van Amarbayasgalant in de Noord-Mongoolse provincie Selenge wonen nu veertig monniken, die hun tijd doorbrengen met bidden en het bestuderen van boeddhistische geschriften. Vóór het begin van de Sovjettijd woonden hier echter achthonderd monniken.
Slechts 28 van de veertig gebouwen die het klooster oorspronkelijk telde, staan nog overeind. In een poging om het historische complex te behouden werd vanaf eind jaren tachtig van de vorige eeuw een restauratieproject door UNESCO gefinancierd.
Het vinden van jonge mensen voor de roeping van kloostermonnik is in deze moderne tijd niet eenvoudig, maar in Amarbayasgalant blijven de ijverige monniken zich inzetten om ervoor te zorgen dat de kloosters voor toekomstige generaties blijven bestaan – en dus blijven ze lesgeven en proberen ze jonge mensen voor het kloosterleven te winnen.
Lobsang Tayang (29) zit in het vierde jaar van zijn opleiding tot monnik en geeft al les aan twee andere jonge monniken. Vier jaar opleiding is voor een monnik een ongebruikelijk korte tijd om leraar te worden; voorheen werden monniken pas leraar na twintig jaar van onderricht en het praktiseren van hun religie.
“Ik vond dat ik nog niet genoeg kennis had vergaard,” zei hij in een interview met Reuters. “Ik dacht: ‘Is het wel juist dat anderen me “leraar” noemen terwijl ikzelf nog aan het leren ben?’”
Maar Tayang hoopt de tradities van het kloosterleven voor zijn leeftijdgenoten en voor toekomstige generaties levend te houden.