In april 1957 deed een mysterieuze ziekte de ronde in Hongkong. Medici zagen hordes kinderen die “glazig voor zich uitstaarden” en meer dan tien procent van de inwoners van de stadstaat had griepverschijnselen. De wetenschappelijke gemeenschap reageerde niet, maar de Amerikaanse viroloog Maurice Hilleman onderkende het gevaar: er was een pandemie op komst.
Hilleman dacht dat de ziekte een nieuwe stam van het griepvirus was, die zich over de hele wereld kon verspreiden. Tegen de tijd dat het virus in de Verenigde Staten arriveerde, in de herfst van 1957, had hij een vaccin klaar. Door zijn werk voorkwam hij dat miljoenen mensen het dodelijke virus opliepen. En dat is nog maar een fractie van de mensenlevens die Hilleman redde in de loop van zijn carrière.
Hilleman werd in augustus 1919 geboren, toen de Spaanse griep op zijn hoogtepunt was. Hij groeide op op een boerderij in de buurt van Miles City in de Amerikaanse staat Montana. Hij wist tijdens de grote depressie een baan als assistent manager te bemachtigen bij een filiaal van warenhuisketen J.C. Penney en was van plan daar de rest van zijn loopbaan te blijven, tot zijn oudere broer hem overhaalde om een universitaire opleiding te gaan volgen. Hij kreeg een beurs om naar de Montana State University te gaan en behaalde in 1941 zijn bachelorsdiploma als beste van zijn jaar. Vervolgens kon hij terecht op alle mastersopleidingen waarvoor hij zich had aangemeld.
Hilleman bewees als promovendus in de microbiologie aan de University of Chicago dat chlamydia wordt veroorzaakt door een bacterie en niet door een virus, waardoor medici de ziekte konden behandelen. Tegen de wil van zijn hoogleraar ging Hilleman daarna niet verder in de academische wereld, maar ging hij aan de slag in de farmaceutische industrie. Hij was van mening dat hij daar in een betere positie was om patiënten te laten profiteren van zijn onderzoek.
Aan het eind van zijn loopbaan had hij meer dan veertig vaccins ontwikkeld die mensen wereldwijd beschermden tegen ziekten en overlijden.
Een pandemie voorkomen
Nadat hij vier jaar bij de farmaceutische onderneming E.R. Squibb in de staat New Jersey had gewerkt, maakte Hilleman de overstap naar het WRAIR, het medische onderzoeksinstituut van het Amerikaanse leger. Daar deed hij onderzoek naar aandoeningen van de luchtwegen en griepepidemieën. Hij toonde aan dat griepvirussen mutaties ondergaan, waardoor ze niet meer gevoelig zijn voor antistoffen die eerder tegen een bepaalde stam zijn ontwikkeld. Dat verklaart waarom mensen niet hun leven lang beschermd zijn door een griepvaccin, terwijl dat wel het geval is bij pokken- of poliovaccins.
Op basis van dit onderzoek was Hilleman ervan overtuigd dat het virus uit Hongkong wezenlijk anders was dan bestaande griepvirusstammen, en daarom dodelijk zou kunnen zijn als het naar de Verenigde Staten of andere landen zou komen. Toen hij op 17 april 1957 in The New York Times las over de situatie in Hongkong riep hij uit: “Mijn God. Dit is de pandemie. Het is zover!” De dag daarop vroeg hij het leger om monsters van het virus in Hongkong in te zamelen.
Een maand later ontving hij zoutwater waarmee een zieke marinemedewerker die in Hongkong was geweest zijn mond had gespoeld. Hilleman isoleerde daaruit het virus en deed er tests mee met antistoffen van honderden soldaten en burgers. Er bleek niemand te zijn die over antistoffen beschikte tegen deze specifieke stam van het griepvirus.
Hilleman stuurde monsters van het nieuwe virus naar andere onderzoeksorganisaties. Ook hun conclusie luidde dat alleen sommige ouderen die de grieppandemie van 1889-1890 hadden overleefd enige afweerstoffen hadden. Dat betekende dat iedereen het risico liep om met het nieuwe virus besmet te raken.
“In 1957 hebben wij het allemaal over het hoofd gezien. Het leger zag het niet en de Wereldgezondheidsorganisatie zag het niet,” zei Hilleman later in een interview.
Toen hij zich realiseerde hoe weinig tijd het land had om zich voor te bereiden, nam Hilleman rechtstreeks contact op met farmaceutische producenten en vroeg ze om een vaccin te maken op basis van zijn monsters. Daarnaast gaf hij opdracht om hanen die anders zouden zijn gedood in leven te houden, zodat er genoeg eieren zouden worden bevrucht om het vaccin te produceren. Hoewel zijn werk nog niet was beoordeeld door de belangrijkste Amerikaanse overheidsinstantie op het gebied van vaccins, de Division of Biological Standards, deden de farmaceutische bedrijven toch wat hij vroeg. Doordat de regelgeving inmiddels is aangescherpt zou een dergelijke aanpak tegenwoordig onmogelijk zijn.
Dankzij de volharding van Hilleman waren er veertig miljoen doses van het vaccin beschikbaar toen de griep in de herfst van 1957 in Amerika arriveerde. Uiteindelijk stierven er in de wereld 1,1 miljoen mensen door het virus, waarvan naar schatting zo'n 116.000 in de Verenigde Staten. Maar volgens de toenmalige hoogste ambtenaar op het gebied van gezondheid in de VS (‘surgeon general’ Leonard Burney) zou het virus nog miljoenen andere Amerikanen hebben besmet als er geen vaccin was geweest. Hilleman ontving voor zijn werk van het Amerikaanse leger een van de hoogste onderscheidingen, een Distinguished Service Medal.
“Dat was de enige keer dat we een pandemie met een vaccin hebben weten te voorkomen,”vertelde Hilleman achteraf.
Binnen de familie
In maart 1963 kwam Jeryl-Lynn, het 5-jarige dochtertje van Hilleman 's nachts zijn kamer binnen omdat ze keelpijn had en een opgezwollen kaak. Ze bleek de bof te hebben opgelopen.
Hoewel deze ziekte zelden dodelijk is, kan de bof uitmonden in doofheid of ontstekingen van de hersenen, de alvleesklier of de testikels. Dat laatste kan bij jonge mannen tot onvruchtbaarheid leiden. In 1964 waren er naar schatting 210.000 gevallen van de bof in de Verenigde Staten, volgens de volksgezondheidsorganisatie CDC.
Hilleman bracht zijn dochter terug naar bed en reed daarna naar zijn laboratorium om materiaal te halen om met een wattenstaafje een monster uit haar keel te nemen. Daarmee ontwikkelde hij het virus in oplossingen op basis van kippenembryo's om de ziekte af te zwakken, of om ervoor te zorgen dat het virus minder effectief zou zijn bij het besmetten van mensen. Nadat het virus steeds weer nieuwe series kippencellen had geïnfecteerd, werd het geleidelijk aan steeds beter in het besmetten van kippen, maar slechter in het besmetten van mensen. Zo wist Hilleman een verzwakt virus te ontwikkelen dat, als het werd ingespoten bij mensen, sterk genoeg was om antistoffen aan te maken, maar niet sterk genoeg om ze ziek te laten worden.
Kirsten, het jongere zusje van Jeryl-Lynn, was een van de eersten die in 1966 het experimentele vaccin van haar vader kreeg. “Dit was een baby die werd beschermd door een virus van haar grote zus. Ik denk dat het een unieke gebeurtenis was in de geschiedenis van de geneeskunst,” zei Hilleman later in een interview met The Vaccine Makers project. Normaal gesproken raken jongere kinderen juist besmet door hun oudere broertjes of zusjes, niet immuun.
Een jaar later, en bijna vier jaar nadat Jeryl-Lynn wakker werd met keelpijn, liet Hilleman zijn vaccin voor de bof registreren. De afgezwakte vorm van het virus uit de mond van zijn dochter wordt wereldwijd nog steeds gebruikt als basis voor het vaccin tegen de bof.
Achter de schermen
Het succes van Hilleman was deels te danken aan zijn functie bij het farmaceutische bedrijf Merck, waar hij 47 jaar werkte. Hij had daar volledige zeggenschap over zijn onderzoek. Dankzij de royale financiële middelen van Merck konden Hilleman en zijn team meer dan veertig vaccins ontwikkelen voor mensen en dieren. “Er was geld beschikbaar om te doen wat je moest doen. Geld speelde geen rol. Je kon je onderzoek doen,” zei de tweede vrouw van Hilleman, Lorraine Witmer, ooit tegen de biograaf van Hilleman. Door in de private sector te werken – de “vuile industrie” zoals Hilleman het bij wijze van grapje noemde – kon hij er met zijn kenmerkende voortvarendheid voor zorgen dat de resultaten van zijn onderzoek vanuit het laboratorium snel op de markt terecht kwamen.
Maar aan werken in de farmaceutische industrie zaten ook nadelen, en daardoor kreeg Hilleman soms niet de publieke waardering voor zijn werk die hij verdiende. “Ik dacht dat mensen zouden denken dat ik iets probeerde te verkopen als mijn naam bij een artikel zou staan, of als ik op de radio of tv zou verschijnen,” legde Hilleman uit nadat zijn naam niet werd vermeld bij het artikel waarin werd aangetoond dat het vaccin tegen hepatitis B effect had. Uiteindelijk vernoemde Hilleman geen enkele ontdekking naar zichzelf.
Hij en zijn team ontwikkelden acht van de veertien vaccins die nu worden aanbevolen voor kinderen: tegen de mazelen, de bof, hepatitis A, hepatitis B, de pokken, hersenvliesontsteking, longontsteking en haemophilus influenzae (Hib-ziekten). De Wereldgezondheidsorganisatie schat dat alleen al het mazelenvaccin tussen 2000 en 2015 wereldwijd 20,3 miljoen sterfgevallen heeft voorkomen.
In 1998 publiceerde onderzoeker A.J. Wakefield een artikel waarin hij stelde dat de vaccins tegen de bof, de mazelen en de rodehond autisme veroorzaken. Het artikel was het begin van de anti-vaccinatiebeweging, ondanks het feit dat de inhoud ervan door verschillende onafhankelijke onderzoeken werd ontkracht en in 2010 (vijf jaar nadat Hilleman op 85-jarige leeftijd aan kanker was overleden) officieel werd ingetrokkendoor het wetenschappelijke tijdschrift waarin het was verschenen.
Bij het overlijden van Hilleman werd hij door zijn collega's in zijn vakgebied geroemdals de wetenschapper die in de twintigste eeuw waarschijnlijk meer mensenlevens had gered dan welke andere wetenschapper dan ook. “De wetenschappelijke kwaliteit en de kwantiteit van zijn werk was verbazingwekkend,” zei Dr. Anthony Fauci, de belangrijkste hedendaagse Amerikaanse viroloog in 2005 tegen The New York Times. “Eén van zijn prestaties zou al genoeg zijn geweest om van een succesvolle wetenschappelijke carrière te spreken.”
Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com