Het gesteente gaf zijn geheimen niet zomaar prijs. Tientallen jaren lang dachten de dorpelingen in de stoffige heuvels van het Chinese Lössplateau dat de afbrokkelende steenblokken in de buurt van hun huizen deel uitmaakten van de Chinese Muur. Dat was een logische gedachte, want resten van de oud-Chinese grensmuur slingeren zich door deze kurkdroge regio binnen de noordelijke lus van de Gele Rivier en vormden tweeduizend jaar geleden de noordgrens van het Chinese heerschapsgebied.
Maar één detail leek hier niet thuis te horen: de plaatselijke bevolking – en daarna plunderaars – vonden tussen de stenen ook stukken jade, waarvan sommige waren geslepen in de vorm van schijfjes, lemmeten en scepters. Jade komt in dit gebied, het uiterste noorden van de provincie Shaanxi, niet van nature voor – de dichtstbijzijnde vindplaats ligt zo’n 1500 kilometer hiervandaan – en de edelsteen wordt ook niet in verband gebracht met de Chinese Muur. Waarom doken zoveel stukken jade in deze onherbergzame regio aan de rand van de Ordos-woestijn op?
Toen een team van Chinese archeologen enkele jaren geleden het gebied bezocht om het raadsel te onderzoeken, groeven ze iets wonderbaarlijks en raadselachtigs op. De steenblokken maakten geen deel uit van de Chinese Muur maar vormden de ruïnes van een imposante vestingstad. Bij de lopende opgravingen zijn tot nu toe tien kilometer aan verdedigingsmuren aan het licht gekomen, die rond een zeventig meter hoge piramide en een binnenhof liepen. In het paleiscomplex hebben de onderzoekers wandschilderingen, voorwerpen van jade en ook gruwelijke bewijzen voor mensenoffers aangetroffen.
Voordat de opgravingen eerder dit jaar vanwege de coronavirus-pandemie werden opgeschort, groeven archeologen zeventig verbluffende steenreliëfs met slangen, monsters en half-menselijke beesten op, die aansluiten op de beeldtaal van de late Bronstijd in China.
Nog spectaculairder was dat delen van de vindplaats, die Shimao wordt genoemd omdat de oorspronkelijke naam onbekend is, volgens koolstofdateringen 4300 jaar oud zijn. Daarmee zijn ze bijna tweeduizend jaar ouder dan het oudste segment van de Chinese Muur en vijfhonderd jaar ouder dan de eerste tekenen van een voortgeschreden beschaving op de Centrale Laagvlakte, die vele honderden kilometers verder naar het zuiden ligt.
In dit ogenschijnlijk afgelegen gebied floreerde Shimao bijna een half millennium lang, van circa 2300 tot 1800 v. Chr. Daarna werd de stad verlaten, plotseling en zonder aanwijsbare redenen.
In geen van de oude teksten waarop Chinese archeologen een beroep kunnen doen, wordt melding gemaakt van een stad die zich zó ver ten noorden van de ‘bakermat van de Chinese beschaving’ ontwikkelde, laat staan een stad van deze omvang, complexiteit en intensieve contacten met andere culturen. Met een totale oppervlakte van duizend hectare is Shimao nu de grootste Neolithische nederzetting die in China is ontdekt en ongeveer 25 % groter dan Central Park in New York. De aangetroffen kunstvoorwerpen en technologie behoorden tot het cultuurgebied van de noordelijke steppen, dat invloed op toekomstige Chinese dynastieën zou uitoefenen.
Samen met recente ontdekkingen op andere prehistorische vindplaatsen in de regio en langs de kust dwingt Shimao historici ertoe om de oorsprong van de Chinese beschaving te heroverwegen en meer aandacht te besteden aan perifere geografische locaties en culturele invloeden.
“Shimao is een van de belangrijkste archeologische ontdekkingen van deze eeuw,” zegt Sun Zhouyong, directeur van het Instituut voor Archeologie van de provincie Shaanxi en opgravingsleider in Shimao. “Het biedt ons een nieuwe kijk op de ontstaansgeschiedenis van de vroeg-Chinese beschaving.”
Gebouwd voor gevaar
De eerste indruk die Shimao oproept, zelfs als een deels opgegraven vindplaats in de kale heuvels boven de rivier de Tuwei, is die van een stad die werd gebouwd om zich tegen een constant gevaar te kunnen verdedigen. De vesting lag in een conflictgebied dat duizenden jaren lang werd gekenmerkt door oorlogen tussen de veehoeders van de noordelijke steppen en de boeren van de Centrale Laagvlakte.
Om zichzelf te beschermen tegen agressieve rivalen bouwden de heersers van Shimao hun piramide – met twintig bouwlagen en een rechthoekig grondplan – op de hoogste heuvel in de streek. Het bouwwerk was vanuit alle hoeken van de stad te zien en is ongeveer half zo hoog als de Piramide van Cheops in het Egyptische Giza, die rond dezelfde tijd (2250 v. Chr.) werd gebouwd. Maar de basis van de Chinese piramide is viermaal zo groot als die van zijn Egyptische tegenhanger, en de heersers van Shimao beschermden zich daarnaast door in de bovenste laag van het bouwwerk te wonen, waar zich een twintig hectare groot paleiscomplex met zijn eigen waterreservoir, werkplaatsen en zeer waarschijnlijk ook rituele tempels bevond.
Vanuit de centrale piramide in Shimao liepen in alle richtingen kilometers aan binnen- en buitenmuren, een vroege vorm van stadsplanning die de aanleg van Chinese steden door de eeuwen heen heeft beïnvloed. Alleen al voor de vestingmuren was 125.000 kubieke meter steen nodig, een volume dat gelijkstaat aan de inhoud van vijftig Olympische zwembaden. In het Neolithicum – en voor een nederzetting die tussen de tien- en twintigduizend inwoners geteld moet hebben – is dat een kolossale onderneming geweest. Gezien de enorme omvang van het project denken archeologen dat Shimao een beroep kon doen op de loyaliteit – en arbeidskrachten – van omliggende steden die recentelijk in de regio zijn ontdekt.
Ruim zeventig stenen nederzettingen uit hetzelfde Neolithische tijdperk, dat bekendstaat als de Longshan-cultuur, zijn nu in de noordelijke provincie Shaanxi opgegraven. Tien daarvan liggen in het stroomgebied van de rivier de Tuwei, waar ook Shimao zich bevindt. “Deze satellietdorpen of -steden zijn als manen die rond de vindplaats van Shimao liggen,” zegt Sun. “Samen legden ze een solide basis voor de vroege staatsvorming van Shimao.”
De vestingwerken van Shimao zijn niet alleen verbluffend vanwege hun omvang, maar ook vanwege hun vernuftigheid. Het verdedigingsstelsel omvatte barbacanes of bruggeschansen (poorten met een dubbele vestingtoren), tourniquets (die slechts in één richting toegankelijk waren) en bastions (uitstekende delen van de vestingmuur waardoor aanvallers uit meerdere richtingen bestookt konden worden). Rond het fort werden ook ‘mamians’ – bouwsels in de vorm van een ‘paardenhoofd’ – gebruikt om aanvallers naar een terrein te leiden waar ze van drie zijden met projectielen konden worden bekogeld, een ontwerp dat een belangrijke rol in de Chinese vestingbouw zou spelen.
Binnenin de stenen muren vond het team van Sun nog een andere verrassende innovatie: houten verstevigingsbalken. Koolstofdatering van het intact gebleven cipressenhout leverde een ouderdom van ruim 4300 jaar op, wat betekent dat deze bouwmethode al veel eerder werd gebruikt. Tot nu toe ging men ervan uit dat de technologie pas tweeduizend jaar later, tijdens de Han-dynastie, voor het eerst werd toegepast.
Gruwelijke vondst
Onder de oostmuur van de stad werd een gruwelijke ontdekking gedaan: tachtig mensenschedels in zes kuilen, zonder de bijbehorende skeletten. (De twee kuilen die het dichtstbij de hoofdpoort van de stad – de Oostpoort – liggen, bevatten elk precies 24 schedels.) Het aantal en de plaatsing van de schedels wijzen op een rituele onthoofding tijdens het leggen van de fundamenten van de muur – het vroegst bekende voorbeeld van mensenoffers in de Chinese geschiedenis. Forensische experts stelden vast dat bijna alle slachtoffers jonge vrouwen waren, waarschijnlijk gevangenen die tot een rivaliserende groep behoorden.
“De schaal van het rituele geweld dat we in Shimao zien, was ongekend in het vroege China,” zegt Li Min, een archeoloog van de University of California in Los Angeles die Shimao vaak heeft bezocht en er uitgebreid over heeft geschreven. De schedels in Shimao zijn een onheilspellende voorbode van de grootschalige mensenoffers die vele eeuwen later, in de woorden van Li, “een bepalend kenmerk van de Shang-cultuur” (van circa 1600 tot 1046 v. Chr.) zouden vormen, waarna de gruwelijke praktijk in navolgende dynastieën werd afgeschaft.
De schedels zijn slechts een van de vondsten die erop wijzen dat de Oostpoort toegang bood tot een raadselachtig domein. Iedereen die onder de poort door en over de rituele grafkuilen de stad betrad, moet meteen onder de indruk zijn geraakt van wat hij of zij zag. Meerdere muurblokken van de hogere bouwlagen waren versierd met ruitvormige patronen, waardoor ze op enorme ogen leken die op de Oostpoort neerkeken. Duizenden stukjes zwarte en donkergroene jade waren op regelmatige afstanden in de muren geplaatst, waar ze als glinsterende decoraties dienden om boze geesten af te weren en een indruk te geven van de macht en welvaart van de heerserselite van Shimao. Omdat er in de omgeving van Shimao geen jade is te vinden, duidt de overdaad aan deze edelsteen erop dat grote hoeveelheden jade door verre handelspartners werden aangevoerd.
Ondanks de afgelegen ligging van de vindplaats was Shimao in zijn hoogtijdagen geen verre uithoek. De stad wisselde ideeën, technologie en goederen uit met een hele reeks andere culturen – van de steppen aan de voet van de Altaï in het noorden tot kustgebieden langs de Gele Zee. “Van groot belang is dat Shimao samen met andere gebieden aantoont dat de beschaving in China vele wortels heeft en niet alleen voortkomt uit de culturele ontwikkeling op de Centrale Laagvlakte rond de middenloop van de Gele Rivier,” zegt Jessica Rawson, professor Chinese kunst en archeologie aan de University of Oxford. “Meerdere kenmerken werden overgenomen van een wereld die zelfs nog verder weg ligt dan het huidige Noord-China, zoals stenen bouwwerken die meer betrekking hebben op de steppen dan op de Centrale Laagvlakte. Andere aspecten zijn het hoeden van vee, zoals ossen en schapen, en metallurgie. Dit zijn zeer belangrijke technologieën, die China overnam en naadloos in zijn eigen cultuur verwerkte.”
Veel voorwerpen die in Shimao zijn gevonden, kunnen alleen uit verre streken zijn aangevoerd. Afgezien van de jade denken archeologen dat resten van alligatorhuiden afkomstig moeten zijn geweest uit een moerassig gebied in het verre zuiden. Trommels met slagvellen van alligatorhuid werden waarschijnlijk gebruikt tijdens rituele plechtigheden en behoren tot meerdere aanwijzingen dat muziek een belangrijke rol in het paleisleven van Shimao speelde.
Ook een andere ontdekking verbijsterde Sun en zijn team: twintig smalle, gladde en gebogen stukjes bot, allemaal identiek. Volgens de archeologen konden het kammen of haarspelden zijn, totdat een muziekgeleerde erop wees dat de botjes de vroegste voorbeelden zijn van een primitieve mondharp. “Shimao is de geboorteplaats van de mondharp,” zegt Sun. Volgens hem breidde het gebruik van dit muziekinstrument zich uit over meer dan honderd etnische groepen in de wereld. “Het is een belangrijke ontdekking, die waardevolle inzichten oplevert voor het onderzoek naar de vroege uitwisseling van bevolkingsgroepen en culturen.”
Raadsels en aanwijzingen
Tot nu toe is slechts een fractie van Shimao opgegraven, dus worden er telkens nieuwe ontdekkingen gedaan. Samen met de steenreliëfs die vorig jaar werden blootgelegd, vonden de archeologen in de muren ook bewijzen voor de aanwezigheid van bustes en standbeelden rond de Oostpoort. “We staan nog maar aan het begin als het gaat om het begrijpen van deze steenreliëfs,” zegt Li Min van de UCLA, maar de antropomorfische uitbeeldingen zijn voor deze periode “een zeer vernieuwende en zeldzame poging.”
Rond Shimao hangen nog talloze raadsels, waaronder de vraag hoe de stad ooit heette. Ook proberen archeologen te begrijpen hoe de economie van deze plek functioneerde, welke banden de stad met andere prehistorische culturen had en of de heersende klasse over een schriftsysteem beschikte. “Dat zou een aloud mysterie oplossen,” zegt Sun.
Er zijn wel enkele aanwijzingen die licht werpen op de vraag waarom Shimao na vijfhonderd jaar werd verlaten. De reden was geen aardbeving, overstroming of plaag. De bewoners zouden kunnen zijn weggetrokken vanwege een oorlog, maar de wetenschappers zien meer bewijzen voor de doorslaggevende rol van een klimaatverandering. In het derde millennium v. Chr., de periode waarin Shimao werd gesticht, was het Lössplateau een relatief warm en vochtig gebied, waardoor steeds meer mensen naar deze regio trokken. Maar uit historische bronnen blijkt dat er tussen 2000 en 1700 v. Chr. een snelle verandering naar een droger en koeler klimaat optrad. Meren vielen droog, bossen verdwenen, de woestijn rukte op en de bevolking van Shimao trok weg richting een onbekende bestemming.
Een uitloper van de Ordos-woestijn heeft in onze tijd de rivier de Tuwei bereikt, even ten zuiden van de toegangsweg naar Shimao, en de prehistorische vindplaats is nu in stof, steen en stilte gehuld. Maar na 4300 jaar is een van ’s werelds oudste steden niet langer een lege plek in de annalen van de geschiedenis en niet langer onbewoond gebied. Deze plek heeft een kostbare schat aan geheimen prijsgegeven en daagt onze inzichten over de vroegste fase van de Chinese beschaving uit. En er zullen ongetwijfeld nog meer onthullingen volgen.
Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com