Rond 6200 jaar geleden werd in het oosten van het huidige Kroatië een groep van minstens 41 mannen, vrouwen en kinderen op brute wijze afgeslacht en daarna in een massagraf gesmeten. De archeologen die het prehistorische graf in 2007 blootlegden, dachten aanvankelijk dat het bij het bloedbad om de executie van een voltallige familieclan ging. Maar uit nieuwe DNA-analyses die nu in het tijdschrift PLOS ONE zijn gepresenteerd – het grootste genetische onderzoek naar een prehistorisch bloedbad tot nu toe – blijkt dat het merendeel van de slachtoffers niet met elkaar verwant was. Het verrassende resultaat roept dus meer vragen dan antwoorden op, en de belangrijkste daarvan luiden: wie waren deze mensen en wie heeft ze omgebracht?
“Dat is natuurlijk de hamvraag,” zegt Mario Novak, archeoloog aan het Instituut voor Antropologisch Onderzoek in Zagreb, Kroatië, en hoofdauteur van de studie. “We weten het gewoon niet.” En ondanks enkele duidelijke archeologische aanwijzingen die in de nabijheid zijn gevonden, denkt hij niet dat het antwoord ooit zal worden achterhaald.
Graven onder een garage
De plek waar het prehistorische bloedbad plaatsvond, werd bij toeval ontdekt tijdens de bouw van een garage in het Kroatische dorpje Potočani. In de grafkuil, van ruim twee meter breed en één meter diep, lagen de skeletresten van minstens 41 mensen; sommige van de skeletten waren nog intact, andere waren verstrooid.
Toevallig was een team van archeologen van de Universiteit van Zagreb in de buurt. De experts werden erbij geroepen en namen aanvankelijk aan dat de resten behoorden tot slachtoffers van een recent conflict, mogelijk de Tweede Wereldoorlog of de Balkanoorlog in de jaren negentig. Maar tijdens een eerste onderzoek werden geen kogels of uniformen gevonden, noch vertoonden de kiezen van de slachtoffers sporen van moderne vullingen.
Bij navolgende opgravingen werden scherven prehistorisch aardewerk gevonden, en uit de koolstofdatering van drie menselijke beenderen bleek dat de vindplaats 6200 jaar oud was. Op basis van de datering, de locatie en het type aardewerk dat was gevonden, concludeerden de onderzoekers dat de slachtoffers behoorden tot de Balaton-Lasinja-cultuur uit de Kopertijd.
Volgens Novak is er erg weinig bekend over deze cultuur; in Kroatië is er slechts één ander prehistorisch graf opgegraven dat met deze cultuur in verband wordt gebracht. “Het is een van de minst bestudeerde prehistorische cultuurcomplexen in de regio,” zegt hij. Uit eerder onderzoek naar dat graf is gebleken dat de Balaton-Lasinja-cultuur bestond uit veehoeders die hun vee met het wisselen van de seizoenen naar verschillende graasweiden voerden. Daarnaast delfden ze koper om er werktuigen van te maken.
Bioarcheologisch onderzoek van het graf bij Potočani toonde aan dat het bij de slachtoffers om 21 mannen en 20 vrouwen ging, waaronder volwassenen met leeftijden tot vijftig jaar, adolescenten en kinderen van niet meer dan twee jaar oud. Al snel werd duidelijk dat ze allerminst een natuurlijke dood waren gestorven.
Bij drie volwassen mannen, vier volwassen vrouwen en zes kinderen werden dodelijke verwondingen aan de zij- of achterkant van de schedel gevonden, die het gevolg waren van de inwerking van stompe voorwerpen en steek- en slagwapens. De zware verwondingen waren vermoedelijk toegebracht met wapens of werktuigen, mogelijk stenen bijlen en knuppels of metalen gereedschappen. Op de vindplaats werden geen moordwapens gevonden, maar alles wijst erop dat de verwondingen gedurende één gewelddadige gebeurtenis waren toegebracht.
Bijzonder gruwelijk was het feit dat sommige schedels meerdere verwondingen vertoonden. “Voor de meeste slachtoffers was één slag voldoende,” zegt Novak. “Maar er zijn twee of drie personen die vier verwondingen aan de schedel vertonen. Je hebt het dan over een vorm van ‘overkill’ of razernij.”
Gewelddadige geschiedenis
Duidelijk was dat dit bloedbad niet het gevolg was van oorlogvoering, want massagraven die het resultaat zijn van veldslagen bevatten doorgaans alleen volwassen en jongvolwassen mannen, geen vrouwen en kinderen. Ook zagen de onderzoekers geen verwondingen in het gezicht of de onderarmen van de slachtoffers, die ontstaan wanneer mensen zich instinctief proberen te beschermen tegen aanvallen. Waarschijnlijk waren de handen van deze mensen vastgebonden en mogelijk stierven ze geknield of gehurkt.
“Ze verdedigden zichzelf niet,” zegt Novak. “Ik zou zeggen dat het een doelbewuste massa-executie was.”
De vindplaats bij Potočani is niet de eerste waar bewijzen van een bloedbad in het prehistorische Europa zijn gevonden; zo was een ander en iets ouder massagraf in het Duitse Halberstadt gevuld met vijftig slachtoffers die door gerichte slagen op het achterhoofd waren gedood.
“De verwondingen aan de schedel doen sterk denken aan die van andere bloedbaden die ik heb onderzocht; ze lijken wat betreft locaties en leeftijden heel erg op elkaar, helaas,” zegt Trish Biers, een osteologe en paleopathologe van de University of Cambridge die niet bij het nieuwe onderzoek was betrokken.
In de hoop meer te weten te komen over de slachtoffers van Potočani ontrafelde het onderzoeksteam het DNA van 38 individuen uit het graf. Uit de resultaten bleek dat ze allemaal dezelfde genetische achtergrond hadden: naast enkele sporen van oude jager-verzamelaarsculturen uit West-Europa kwamen de voorouders van deze mensen uit Anatolië in het huidige Turkije. Het waren de Anatoliërs die zo’n 8500 jaar geleden de landbouw in Europa introduceerden, en enkele duizenden jaren later leefden hun afstammelingen als veehoeders op de Balkan.
Hoewel enkele van de slachtoffers direct aan elkaar verwant waren – bij het DNA-onderzoek werd bijvoorbeeld een man met zijn twee dochters en zijn neef geïdentificeerd – was zeventig procent van de personen dat niet. Een mogelijke verklaring daarvoor is dat de slachtoffers deel uitmaakten van een grotere groep die uit talloze families bestond.
Spookbeeld
Volgens Biers is uit haar onderzoek naar archeologische vindplaatsen in zowel Noord- als Zuid-Amerika gebleken dat mensen die in genetisch opzicht niet direct aan elkaar verwant waren, op grond van hun bezigheden toch hechte sociale groepen konden vormen, bijvoorbeeld van vissers, boeren of ambachtslieden.
De sociale samenhang van deze groepen “blijkt echter niet uit het genetisch materiaal,” zegt Christiana Scheib, een archeologe van de University of Cambridge die is gespecialiseerd in prehistorisch DNA maar niet bij het nieuwe onderzoek was betrokken. Idealiter kunnen de samenstelling en onderlinge relaties van een populatie worden afgeleid uit de inhoud van normale graven in hetzelfde cultuurgebied en uit dezelfde periode, zowel in genetisch als sociale zin. Maar tot dusver is het graf bij Potočani een geïsoleerde vondst en zijn er geen naburige nederzettingen gevonden.
Het mysterie wordt nog vergroot door het feit dat er helemaal niets bekend is over de moordenaars. “We hebben geen enkel spoor gevonden van de mensen die deze wreedheid hebben begaan,” zegt Novak. De daders moeten tot een rivaliserende groep hebben behoord die hetzij uit een ander gebied hetzij uit de omgeving afkomstig was. Het is zelfs mogelijk dat daders en slachtoffers tot dezelfde bevolkingsgroep behoorden.
Het achterhalen van een motief is vrijwel ondoenlijk. Op andere prehistorische vindplaatsen in Europa waar zich bloedbaden en gewelddadige conflicten hebben afgespeeld, denken experts dat factoren als vreemdelingenhaat en klimaatverandering mogelijk een rol hebben gespeeld. Daarbij zou er na een periode van droogte schaarste zijn ontstaan en er vervolgens conflicten zijn uitgebroken. Maar in Potočani “hebben we geen enkele indicatie voor klimatologische veranderingen in dit tijdperk,” zegt Novak.
Het enige dat overduidelijk is, is dat deze duistere kant van de menselijke aard in de loop der millennia nooit afwezig is geweest. Al minstens 13.000 jaar zijn massaslachtingen overal ter wereld een terugkerend verschijnsel. En terwijl sindsdien op veel plaatsen efficiëntere rechtssystemen zijn ingevoerd en de samenleving in het algemeen meer geordend en vreedzamer is geworden, zijn de mogelijkheden om zeer omvangrijke massaslachtingen uit te voeren eveneens toegenomen. De bijl heeft plaatsgemaakt voor het geweer, en elkaar bestrijdende stammen voor staten die genocide organiseren.
Het enige dat overduidelijk is, is dat deze duistere kant van de menselijke aard in de loop der millennia nooit afwezig is geweest. Al minstens 13.000 jaar zijn massaslachtingen overal ter wereld een terugkerend verschijnsel. En terwijl sindsdien op veel plaatsen efficiëntere rechtssystemen zijn ingevoerd en de samenleving in het algemeen meer geordend en vreedzamer is geworden, zijn de mogelijkheden om zeer omvangrijke massaslachtingen uit te voeren eveneens toegenomen. De bijl heeft plaatsgemaakt voor het geweer, en elkaar bestrijdende stammen voor staten die genocide organiseren.
Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com