PARWARA, INDIA
In het uiterste noorden van India, in de uitlopers van de Himalaya, is Vimla Bisth bijna elke dag bezig met het rapen van verdorde dennennaalden op de uitgedroogde bosgrond. Ze stopt ze in een grote zak van stof en draagt die op haar hoofd naar huis. Daar gebruikt ze de naalden als bodembedekking voor haar stal, maar de voornaamste reden voor haar verzamelwoede is dat ze haar dorp wil behoeden voor een bekend bijverschijnsel van droogte: bosbranden.
Bisth (32) woont in Parwara, een dorp van zo’n 1300 inwoners dat op een hoogte van ruim 2100 meter in de uitlopers van de centrale Himalaya ligt. Terwijl de klimaatverandering het landschap in deze regio gestaag verandert, worden de seizoensgebonden bosbranden er steeds intenser. Bisht en haar buren staan in de frontlinie van de strijd tegen dit soort felle branden, die jaarlijks ook regio’s als Australië en Californië treffen.
‘We hebben niet eerder zulke woeste bosbranden meegemaakt,’ zegt zij. ‘Dus proberen we de bosgrond zoveel mogelijk schoon te houden om dit gevaar te stoppen.’
Maar de klimaatverandering is niet de enige reden dat dit landschap zo gevoelig is voor bosbranden. Vanaf het einde van de negentiende eeuw werd onder het koloniale bestuur van het Britse Rijk in de hele regio begonnen met de kap van inheemse eikenbossen, deels voor de aanleg van het uitgestrekte spoorwegennet van India. In de loop van tijd werden de gekapte eiken vervangen door snelgroeiende dennen, die enorme hoeveelheden – en zeer brandbare – dennennaalden voortbrengen.
De poging om de bosgrond schoon te houden is een van meerdere kleinere herstelprogramma’s die door plaatselijke ondernemers in de regio zijn opgezet. Lokaal zijn meerdere campagnes in het leven geroepen om de inheemse eik – die grotendeels door de dennenbossen is verdrongen – te herintroduceren, terwijl geraapte dennennaalden worden opgekocht door Avani, een non-profit in biobrandstof. De firma verstookt de naalden in acht fabriekjes, waar op die wijze schone elektriciteit wordt opgewekt ten behoeve van de deelstaat Uttarakhand, waarin Parwara ligt.
‘Dit is heel kleinschalig – op microschaal – maar het belangrijkste is dat deze elektriciteit uit de potentieel verwoestende energie van dennennaalden wordt opgewekt,’ zegt Rajnish Jain, medeoprichter van Avani. ‘Het project draagt bij aan het schoonhouden van de bosgrond, het voorkomen van bosbranden en het behoud van de biodiversiteit.’
Intensere bosbranden
In de Himalaya begint het bosbrandseizoen in de late herfst en eindigt in het late voorjaar, wanneer de moessonregens beginnen te vallen. Tot dusver heeft het grillige weer tot zware sneeuwval geleid, een meevaller ten opzichte van 2020, toen de bosbranden in oktober begonnen en tot april 2021 ononderbroken aanhielden. Maar niemand verwacht dat die meevaller nog lang zal duren en het is nog te vroeg in het seizoen om te hopen dat er vóór de komst van de moesson geen bosbranden zullen uitbreken.
Lees ook: Culinaire treinreis door India
Bosbranden zijn natuurlijk niet nieuw in de uitlopers van de Himalaya, maar in de afgelopen tien jaar zijn het aantal branden en ook de schade die ze aanrichten sterk toegenomen. Veel experts beschouwen het seizoen 2020-2021 als het ergste in tien jaar tijd; in het dichtbeboste Uttarakhand, een Indiase deelstaat die grenst aan Nepal en China, woedden in dat seizoen meer dan duizend branden.
Volgens de Copernicus Atmospheric Monitoring Service (CAMS) van de Europese Unie kwam vorig jaar bij de bosbranden in Uttarakhand in één maand tijd 0,2 megaton CO2 vrij, de hoogste uitstoot sinds 2003. Roet van de branden werd helemaal tot boven de Noordpool meegevoerd, soms in minder dan een week tijd.
Afgezien van de opwarming van de aarde is er nog een andere reden waarom de regio zo kwetsbaar is voor bosbranden. De bossen hier stammen grotendeels uit de negentiende eeuw, dus uit de koloniale tijd van het Britse Rijk, toen veel van de inheemse eikenbossen door landverhuizers werden gekapt en daarna werden vervangen door snelgroeiende dennen.
Lees ook: India: ode aan een kleurrijk land
Plaatsvervangend bos
Die ontwikkeling veranderde de overwegend gemengde wouden van Noord-India in wouden die grotendeels door één soort werden overheerst. De inheemse chir-den was een groot commercieel succes, maar de soort verzwakte het fragiele ecologische evenwicht van het woud op manieren die destijds nog niet goed werden begrepen. De schade die ooit werd aangericht, is pas met het intenser worden van het bosbrandseizoen in de afgelopen tien jaar duidelijk geworden.
Het verlies van de eikenwouden werd al in 1874 geobserveerd. In dat jaar verklaarde Hugh Cleghorn, de eerste ‘Inspector General of Forests’ in India, tegenover de Royal Scottish Arboricultural Society dat de ‘regering in India ernstig in verlegenheid is gebracht door de schaarste aan bouwhout.’
In navolgende jaren legden de Britten een spoorwegennet aan dat tot op de dag van vandaag tot het meest uitgestrekte ter wereld behoort. Om de houten bielzen tussen de rails te maken, werden talloze wouden in Noord-India gekapt, waaronder ook eikenbossen in de uitlopers van de Himalaya. In 1910 besloeg het Indiase spoorwegennet inmiddels 51.650 kilometer aan spoorlijn. In de beide wereldoorlogen die volgden, steeg de vraag naar Indiaas bouwhout nog sterker, aangezien de Britten het schaarse staal vervingen door hout, voor de productie van munitiekistjes, geweerkolven en vliegtuigonderdelen. Ook werd veel brandhout geëxporteerd ten behoeve van militaire operaties elders in de wereld. Volgens een onderzoek naar de rol van Indiaas bouwhout in de Tweede Wereldoorlog leverden de Britten gedurende het conflict ‘meer dan één miljoen ton bouwhout’ aan het leger en de Indiase spoorwegen.
Toen ook de markt voor dennenhars begon te groeien, nam de aanplant van dennenplantages verder toe, waardoor India uitgroeide tot een van de grootste harsproducenten ter wereld.
Heldhaftige eik
De banj-eik, die wordt beschouwd als een sleutelsoort voor de algehele gezondheid van de bosgebieden in deze regio, ‘trekken neerslag aan en reguleren plaatselijke weerspatronen en de toevoer van oppervlaktewater naar beken en stromen,’ zegt Ghazala Shahabuddin, medeauteur van een onderzoek waarin werd aangetoond dat de dennenwouden in de regio zich uitbreiden en de inheemse eik er wordt verdrongen. Dennenbomen herstellen zich na een bosbrand snel, terwijl het herstel van eiken veel trager en gecompliceerder verloopt en vaak mislukt.
Eiken ontkiemen alleen in vochtige bodem en in de schaduw. In hun eerste levensjaar sterven veel zaailingen van eiken af, vooral als het te droog is, en de overlevenden kunnen soms tien jaar nodig hebben om tot jonge boompjes uit te groeien. Maar deze omstandigheden zijn juist ideaal voor de geharde den. Beschermd door een dikke, brandwerende schors, verbranden dennen niet. Wel laten ze enorme hoeveelheden dennennaalden op de bosgrond vallen, die zich soms tot kniehoogte opstapelen. Verdorde dennennaalden fungeren als ideaal ‘aanmaakhout’ en kunnen kleine (en meestal door mensen veroorzaakte) bosbrandjes in verwoestende vuurzeeën veranderen.
Ook nadat de Britten zich uit India hadden teruggetrokken, werden er tot 1980 dennenbossen aangeplant. Uit het onderzoek van Shahabuddin bleek dat het kappen van eikenbossen ten behoeve van plantages van chir-dennen leidde tot een verdere ‘verdichting en verspreiding van jonge dennenbossen.’
Inmiddels loopt Uttarakhand het risico om ‘in de loop van tijd een groot deel van zijn hardhoutbossen en daarmee een aanzienlijk percentage van zijn biodiversiteit kwijt te raken,’ aldus Shahabuddin.
Hulp is onderweg
Vier jaar geleden werd begonnen aan een poging om inheemse boomsoorten in de regio te herintroduceren en daarmee het ecosysteem van de Noord-Indiase wouden te herstellen. De organisatie VNV Advisory, die plaatselijke gemeenschappen helpt om de gevolgen van de klimaatverandering op te vangen, begon aan een dertig jaar durend CO2-compensatieproject waarbij op het grondgebied van dertig dorpen (in totaal zo’n tweeduizend hectare) eiken zullen worden aangeplant.
Volgens Sandeep Roy Choudhury, medeoprichter en directeur van de groep, is het de bedoeling ‘de uitbreiding van de den tot staan te brengen en andere, inheemse loofboomsoorten te herintroduceren.’
Intussen gaat in Parwara het dagelijkse schoonvegen van de bosgrond verder. Elke middag verschijnen er overal op de berghellingen rond het dorp stapels van felgekleurde stoffen zakken vol dennennaalden, die later naar het dorp gedragen zullen worden. Het idee om de bosgrond van dennennaalden te ontdoen, lijkt onbegonnen werk. Maar Bisht en andere dorpelingen laten zich niet uit het veld slaan. ‘We zullen het vuur geen voedsel geven,’ zegt zij.
De inspanningen leveren al resultaat op. Volgens Jain van Avani, het biobrandstofbedrijf, heeft het verwijderen van de naalden naast het voorkomen van bosbranden nog iets anders opgeleverd: het bos herstelt zich.
‘In de gedeelten waar de dorpelingen in de afgelopen vier à vijf jaar voortdurend dennennaalden hebben weggehaald, komen de eikenbomen weer terug zonder dat we iets hebben aangeplant,’ zegt hij.
Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op nationalgeographic.com