Als student in de psychologie bezocht Charles Silverstein tijdens een conventie over gedragstherapie in oktober 1972 een workshop. Het onderwerp was aversietherapie, een pseudowetenschappelijke benadering die onder meer werd gebruikt om homoseksuele mannen met behulp van elektrische schokjes en andere stimulansen te ‘genezen’ van hun seksuele geaardheid.
Maar Silverstein was daar niet om iets te leren. Hij was er om de workshop te verstoren. Toen een vooraanstaand psycholoog het podium besteeg, rende Silverstein naar voren en stelde zich voor als voorvechter van homorechten.
“We gaan jullie presentatie verstoren,” zei hij tegen de spreker. “We geven je tien minuten om je verhaal te doen en dan nemen wij het over.” Hij hield zich aan zijn woord, waarna de bijeenkomst in chaos verzonk en boze demonstranten en deelnemers over de kwestie begonnen te debatteren.
De spreker was zojuist ‘gezapt’. Begin jaren zeventig werd ‘zapping’ als een combinatie van protest en performance voor het eerst toegepast door voorvechters van homorechten.
De tactiek was heel eenvoudig. Het ging om plotselinge en luidruchtige maar kortstondige acties. Als een bijeenkomst of evenement daardoor werd verstoord, was dat des te beter. ‘Zaps’ waren bedoeld om de belangstelling van de media op te wekken en de status quo te doorbreken. Het waren theatrale en luidruchtige ‘optredens’ die men niet kon negeren. Ze werden kort voor aanvang van de beoogde gebeurtenis bedacht en waren een goede manier om aanwezigen direct aan te spreken op discriminatie, aandacht te vragen voor LGBT-rechten en te wijzen op het zelfbewustzijn van een gemarginaliseerde groep.
In het geval van Silverstein werkte het: een van de aanwezigen zou hem later uitnodigen om een lezing te geven voor een gehoor van gerenommeerde psychologen. Silversteins activisme droeg uiteindelijk bij tot de afschaffing van het gebruik om homoseksualiteit als medische aandoening te diagnosticeren.
“Dat was een tijd waarin we voor ons leven vochten,” zei Silverstein in 2019 tijdens een interview over orale geschiedenis op de Rutgers University. Hoewel de hoogtijdagen van het ‘zappen’ van korte duur waren, droegen de ludieke acties bij aan de groeiende steun voor gelijke behandeling van homo’s. En volgens LGBT-activisten leverden de ‘zaps’ ook veel nieuwe medestrijders op.
Invloedrijke 'zaps'
Gedurende het overgrote deel van de Amerikaanse geschiedenis werden homo’s gediscrimineerd en was homoseksualiteit in het land verboden. Homoseksuele geaardheid werd beschouwd als een mentale aandoening, en tot 1961 stonden er in alle staten straffen op anale seks. Deze wetten werden gebruikt om vermeende homobars en openbare ruimten ‘schoon te vegen’, waarbij LGBT’s het risico liepen om publiekelijk te worden vernederd. Ook konden ze hun baan kwijtraken en zelfs wettelijk worden vervolgd wegens homoseksualiteit.
Enkele van de groepen homo’s en lesbiennes die zich in de jaren vijftig en zestig begonnen te vormen, protesteerden openlijk tegen de discriminatie van LGBT’s. Maar hoewel er bij deze demonstraties af en toe opstootjes ontstonden, waren het doorgaans heel rustige aangelegenheden. Zo was de ‘Jaarlijkse Herinnering’ een bijeenkomst waarbij de demonstranten in zakelijke kleding demonstreerden voor de Independence Hall in Philadelphia, om zo te laten zien dat homoseksuele mannen normale en belasting betalende mensen waren.
Maar toen vonden op 28 juni 1969 de Stonewall-rellen plaats, die uitbraken nadat de politie van New York een homobar had bestormd. De rellen brachten de hele LGBT-gemeenschap op de been, en hun frustraties over politietactieken en het sociale stigma vertaalden zich in een actieve beweging voor homorechten. Overal in de VS vormden zich groepen, waaronder ook de Gay Activists Alliance (GAA), die een eenvoudige en zeer zichtbare vorm van protest bedacht: ‘zapping’. (Lees meer over de gevolgen van de Stonewall-rellen voor de moderne LGBT-beweging.)
GAA-lid Marty Robinson wordt als de bedenker van de tactiek gezien en zou bekend worden onder de naam ‘Mr. Zap’. De eerste ‘zaps’ die door de GAA werden georganiseerd, waren gericht tegen de toenmalige burgemeester van New York, John Lindsay. De burgervader had geweigerd om met de GAA te praten en wilde geen commentaar geven op de homorechtenbeweging, waarna de groep in actie kwam. Onophoudelijk verstoorden GAA-activisten optredens van Lindsay, of dat nu op het openingsgala van de Metropolitan Opera gebeurde of tijdens opnamen voor een tv-show of een interview. Ook deelden GAA-leden folders uit op elke plek waar de burgemeester verscheen.
“We besloten om hem het leven persoonlijk zo zuur mogelijk te maken, waar hij ook maar opdraafde en waar we hem maar konden vinden, om hem te herinneren aan de reden van ons protest,” herinnerde GAA-lid Arthur Evans zich in 2004. Lindsay stemde er uiteindelijk mee in om met de groep te praten, maar de ‘zaps’ bleven doorgaan totdat hij de wet steunde waarin discriminatie van LGBT’ers in New York werd verboden, in 1971.
Tegen die tijd waren activisten erachter gekomen hoe effectief hun zaps konden zijn. Zo richtten de GAA en de Daughters of Bilitis, een lesbische groep, zich in 1971 op Fidelifacts, een bedrijf uit New York dat achtergrondchecks uitvoerde en werd beschuldigd van het onderzoeken en stigmatiseren van LGBT-werknemers.
De directeur van het bedrijf had verklaard dat hij als vuistregel bij het herkennen van homoseksuelen uitging van een bekend gezegde, dat hij op pejoratieve wijze had aangepast: “If it looks like a duck, walks like a duck, associates only with ducks and quacks like a duck, he is probably a duck.” (“Als het eruitziet als een eend, loopt als een eend, alleen met eenden omgaat en kwaakt als een eend, dan is hij waarschijnlijk een eend.”) Homoactivisten, onder wie een man in een volledig eendenpak, demonstreerden voor het hoofdkantoor van het bedrijf, waarbij ze piepten met badeendjes en folders uitdeelden. Anderen bezetten gedurende een hele dag de telefoonlijnen van de onderneming door voortdurend op te bellen en ‘Stop nu met uw beledigende diensten!’ te roepen.
Energieke erfenis
Hoewel de protesten in de media als onnozel werden afgeschilderd, bereikten ze hun doel door aandacht voor de zaak te vragen. Tot de meest geslaagde zaps behoorden acties waarbij openbare figuren over specifieke vormen van onrecht aan de tand werden gevoeld.
Een van de meest gedenkwaardige van deze acties vond plaats tijdens een uitzending van CBS Evening News, in december 1973. Voor een livepubliek van zestig miljoen kijkers sprong Mark Allan Segal, lid van de kleine groep ‘Gay Raiders’ en een ervaren ‘zapper’, voor de camera en hield een plakkaat omhoog waarop stond geschreven: ‘Gays Protest CBS Prejudice’ (‘Homo’s tegen vooringenomenheid van CBS’). Daarmee hekelde hij de manier waarop de zender, een van de drie grote Amerikaanse tv-stations, in zijn programma’s LGBT’ers typeerde en ook de manier waarop evenementen als pride-parades en wetgeving op het gebied van homorechten werden behandeld.
Het werkte: niet alleen begon de tv-zender meer aandacht aan LGBT-kwesties te besteden, maar raakte de beroemdste presentator van CBS, Walter Cronkite, bevriend met Segal en begon over de strijd en de successen van de homorechtenbeweging te berichten.
Een andere opmerkelijke zap vond plaats in 1977, toen activist Tom Higgins een taart met aardbeien en rabarber in het gezicht van Anita Bryant duwde. De zangeres, die campagne tegen homorechten voerde, was bezig aan een persconferentie in Des Moines, Iowa. Bryant reageerde door neer te knielen en God te vragen om Higgins van zijn ‘afwijking’ te verlossen. Tevreden zei Higgings later tegen een verslaggever van Gay Community News dat “er niets zo vernederend is als een taart in je gezicht.”
Die eerste actievoerders voor homorechten wilden niet alleen uithalen naar hun heteroseksuele onderdrukkers. Zaps waren ook op een ander publiek gericht, namelijk op LGBT’ers die zich nog niet bij de beweging hadden aangesloten. Volgens politicoloog Matthew D. Hindman waren organisaties als de GAA tussen 1969 tot 1973 de inspiratie voor de oprichting van bijna achthonderd andere groepen voor homoseksuele manen en vrouwen; eind jaren zeventig was dat aantal gegroeid tot ruim tweeduizend.
Tegen die tijd was de zap als actiemiddel uitgestorven. De leiders van de beweging kregen steeds meer kritiek uit het brede publiek en ruzieden onderling over het al dan niet toestaan van militante vormen van protest. Ook begonnen ze nu op een meer nationale schaal te pleiten voor homorechten, via organisaties als de National Gay Task Force (nu de National LGBTQ Task Force).
Maar hun erfenis leeft voort en de tactiek werd eind jaren tachtig nieuw leven ingeblazen toen leden van de ‘AIDS Coalition to Unleash Power’ (‘ACT UP’) op basis van de zapping-tactiek aan een reeks uiterst verstorende demonstraties begon. De ‘sit-ins’, ‘die-ins’ en een luidruchtige demonstratie van de groep waarbij ruim 4500 mensen een katholieke mis in de St. Patrick’s Cathedral in Manhattan verstoorden, deden sterk denken aan eerdere zaps. (Veertig jaar later blikken betrokkenen terug op de angstwekkende aids-epidemie.)
De eerste generatie activisten van de beweging voor homorechten werd zwaar getroffen door de hiv/aids-epidemie en ook door de tand des tijds. Tegenwoordig behoort het zelfbewustzijn van LGBT’s tot het normale sociale landschap in de VS en is homoseksualiteit er niet langer strafbaar. Maar de strijd is nog niet gestreden en LGBT-activisten maken inmiddels gebruik van een breder arsenaal aan protesttactieken, waaronder campagnes op sociale media. Deze vooruitgang is deels terug te voeren op de ludieke en geïmproviseerde tactieken van die eerste actievoerders.
“Het is provocerend, arrogant, vastbesloten, koppig, om te winnen!” zei Robinson in 1972 tegen de schijfster Kay Tobin. “Er gebeurt niets zolang je het niet zelf doet.”
Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com