In de sneeuw die het zee-ijs bedekt zien we een rode vlek, waarschijnlijk het bloed van een ringelrob. Pas daarna zien we de ijsberin. Ze is vrij groot en wordt gevolgd door een jong. Aangekomen bij een grote scheur in het ijs springen ze het koude water in. Maar na een paar seconden zijn ze alweer op de kant en zetten het uit angst voor onze helikopter op een lopen. Rennen kan een ijsbeer maar beter niet te lang doen. Door hun dikke vacht en vetlaag ligt oververhitting op de loer. Pas wanneer François Létourneau-Cloutier, onze piloot uit Québec, hoogte maakt, vertragen de moeder en haar jong hun pas.
De kans is groot dat zulke vergezichten over enkele decennia zijn verdwenen, in elk geval op deze plek en in de zomermaanden. Door de opwarming van de aarde dreigt het zee-ijs rondom Baffineiland te verdwijnen, en daarmee al het leven dat zich aan deze omgeving heeft aangepast: beren, zeehonden, walrussen, walvissen, kabeljauw, schaaldieren, ijsalgen.
Satellietbeelden laten zien dat er in de jaren tachtig tegen het einde van de zomer gemiddeld 7,5 miljoen vierkante kilometer zee-ijs over was. Sindsdien is er ruim 2,5 miljoen vierkante kilometer verloren gegaan, een gebied vijf keer zo groot als Spanje.
Veel mensen zien het noordpoolgebied als een uitgestrekte en statische ijskap, een beeld dat door satellietfoto’s wordt versterkt. Maar in werkelijkheid gaat het om grote aantallen ijsschotsen die door de wind en op zeestromingen jarenlang van de ene kant van de Noordelijke IJszee naar de andere worden geduwd.
“Mensen begrijpen niet wat er speelt in het poolgebied”, zegt Stephanie Pfirman, oceanograaf bij Barnard College en Columbia University. “Het heersende beeld is dat van een ijskap, een statische ijslaag die alleen langs de onderste rand wegsmelt. Maar in werkelijkheid is het een heel dynamisch landschap.”
In 2010 was Pfirman een van de onderzoekers die de meest waarschijnlijke locatie van het laatste zomerijs op de Noordelijke IJszee hebben bepaald. Op basis van een groot aantal computermodellen en satellietdata concludeerden ze dat onder invloed van wind- en zeestromingen grote brokken drijfijs vanuit de gehele Noordelijke IJszee naar het noorden van Groenland en de Canadese Arctische Eilanden zullen drijven.
Dat relatief rustige gebied wordt gekenmerkt door spectaculaire fjorden en ruim 36.000 eilanden, waaronder Ellesmere en Baffin. Jaar in, jaar uit worden er enorme brokken drijfijs samengeperst. Een deel van het ijs is tientallen jaren oud en het kan plaatselijk 25 meter dik worden. Pfirman en collega’s voorspellen dat er halverwege deze eeuw alleen op de Noordpool nog een klein gebied eeuwig zee-ijs te vinden zal zijn.
In oudere klimaatmodellen, legt ze uit, trekt het poolijs zich door de opwarming van de aarde keurig langs de zuidrand terug, tot op zeker moment alleen de noordpoolcirkel nog wit is. “Maar dat is helemaal geen logisch scenario”, zegt ze. “Er is geen reden te bedenken waarom alleen dat gebied nog met ijs bedekt zal zijn. Het zee-ijs blijft net zolang ronddrijven tot het ergens tegenaan botst.”
De hoeveelheid zee-ijs zal de komende decennia sterk afnemen, maar een langgerekte, smalle strook eeuwig ijs blijft nog tot ver in deze eeuw intact. En als we het gebruik van fossiele brandstoffen afzweren, dan bestaat de kans dat we het ijs nog langer kunnen behouden, tot er (hopelijk) een manier is bedacht om zo veel broeikasgassen aan de atmosfeer te onttrekken dat de planeet weer wat kan afkoelen.
“Er is geen enkel model dat voorspelt dat ál het ijs verloren gaat”, zegt Pfirman. “Sommige mensen stellen moedeloos vast dat het ijs niet meer is te redden. Maar in alle modellen wordt de scherpe daling gevolgd door een lange ‘uitloper’. En die verschaft ons misschien net voldoende tijd om de opwarming van de aarde te vertragen.”
Het ijs dat in het noordpoolgebied behouden blijft, kan een kleine, maar stabiele leefomgeving vormen voor organismen die van een ijzige habitat afhankelijk zijn. “IJs dat zich voortdurend verplaatst, kan voor dieren geen gezonde habitat vormen”, zegt Pfirman. “Het laatste zee-ijs komt vrij onbeweeglijk voor de kust van Groenland en Canada te liggen.”
Deze tekst bevat enkele fragmenten uit de oorspronkelijke reportage. Het hele verhaal is te lezen in het januarinummer.