Toen natuurgids Michael Zobel vier jaar geleden begon met het aanbieden van wandelingen door het Hambacher bos, in het westen van Duitsland, had hij geluk als er een handjevol mensen kwam opdagen.
Maar in november 2017 verschenen er bijna vierhonderd mensen. Zobel leidde hen over een paar oude wandelpaden door het bos. Na de nodige aandacht in de media waren deze mensen gekomen om getuige te zijn van het begin van het nieuwe houtkapseizoen en om het bos nog in ongerepte staat te ervaren voordat het mogelijk zou verdwijnen.
Zobel wilde het restant van Hambacher Forst niet beschadigen door de groep mee te nemen tot in het oude hart van dit bos, een laatste restant van de uitgestrekte wouden die vanaf de laatste IJstijd het Rijnland tussen Aken en Keulen bedekten. Maar Zobel neemt zijn groepen wel mee tot aan de rand van het oude bos – tot aan de ‘kaplijn’, zoals hij het noemt – zodat bezoekers zelf kunnen zien wat er met het Hambacher bos gebeurt.
“Er zijn veel mensen die komen opdagen maar dan toch niet meewillen op de rondleiding, omdat ze het te erg vinden dat er nog maar zo weinig van het bos over is,” zegt Zobel. “Je kon hier ooit urenlang wandelen zonder iemand tegen te komen.”
Sinds 1978 is het Duitse energiebedrijf RWE eigenaar van het land waarop het Hambacher Forst staat. Elk jaar weer rooit RWE een volgende strook van het bos ter uitbreiding van zijn dagbouwmijn, waar het bedrijf zo’n 49,6 miljoen ton bruinkool per jaar uit wint. Van het oorspronkelijke bosgebied is nog maar tien procent over.
Het Hambacher Forst bestaat overwegend uit eiken en berken, en het is volgens Zobel nog het enige bos in zijn soort in dit deel van Europa. Omdat het bos al sinds de Romeinse tijd is gebruikt voor de productie van bouw- en brandhout, kan het officieel geen ‘oerbos’ worden genoemd, zoals het ongerepte Woud van Białowieża in Polen. Desalniettemin is het een zeldzaam bostype: volgens een telling in 2013 bestaat nog maar 4.1 procent van de 8100 vierkante kilometer aan beschermde bossen in Duitsland uit een combinatie van eiken en berken, zoals in het Hambacher Forst, oftewel 335 vierkante kilometer. In totaal telt Duitsland ruim 113.000 vierkante kilometer aan bosgebied.
In 1978, toen RWE de Tagebau Hambach aankocht, besloeg het bos nog 55 vierkante kilometer (ongeveer zo groot als de Oostvaardersplassen). Inmiddels is daarvan nog zo’n tien procent over. Hoewel de jaarlijkse afname van het Hambacher Forst als gevolg van de oprukkende bruinkoolmijn in cijfers kan worden uitgedrukt, gaat er ook iets minder tastbaars verloren: de ecologische gegevens van een zeldzaam stuk bos.
Schaarse gegevens
De twintig jaar dat Zobel als natuurgids en milieuleraar heeft gewerkt, heeft hem een schat aan informatie over vrijwel elke plant, boom of dier in het Hambacher bos opgeleverd. Hij wijst op wezens als de bedreigde Bechsteins vleermuis (Myotis bechsteinii) en op de gaten in de oudere bomen waarin ze zouden kunnen huizen – en ook op dassen. En geen wandeling door een Duits bos zou compleet zijn zonder een debat over al dan niet eetbare paddenstoelen.
Maar Zobel is geen wetenschapper. Hoewel bossen met een samenstelling zoals die van het Hambacher Forst elders in Europa zijn bestudeerd (vooral in Tsjechië, Italië en Zweden), is het Hambacher bos zelf om een of andere reden nooit onderwerp van gedegen ecologisch veldwerk en onderzoek geweest.
Geen van de zes Duitse bosonderzoekers die voor dit artikel werden benaderd, zegt te beschikken over specifieke kennis over het Hambacher bos of zijn ecosystemen. Ze zijn op de hoogte van het bestaan ervan, maar ze kennen niemand die er onderzoek naar heeft gedaan. Ook RWE-woordvoerder Guido Steffen zegt dat er naar zijn weten geen enkel wetenschappelijk onderzoek naar het bos is gedaan.
“Het probleem is dat de Duitse bossen helemaal niet goed zijn onderzocht. Het meeste onderzoek wordt gedaan voor het bedrijfsleven, over de snelheid van de boomgroei of de kwaliteit van de houtsoort,” zegt Peter Wohlleben, de Duitse bosbouwkundige die het populaire boek Het verborgen leven van bomen schreef. Volgens hem kunnen entomologen die hij kent geen financiering vinden voor onderzoek naar pas ontdekte insectensoorten en bestaat de Duitse aandacht voor het behoud van biodiversiteit vooral uit lippendienst. “In werkelijkheid weten we vrij weinig over deze ecosystemen,” zegt hij.
Volgens Wohlleben is de “bodemgeschiedenis” van een bos dat nooit voor gebruik als landbouwgrond is gerooid, in Europa zó zeldzaam dat elk stukje dat nog te vinden is zou moeten worden beschermd. Hij wijst erop dat een bos ver onder de grond begint – bomen ‘praten’ bijvoorbeeld met elkaar via ondergrondse schimmeldraden – en dat het zich nooit meer in zijn oorspronkelijke staat kan herstellen nadat het is omgeploegd. Zelfs bossen die op landbouwgebied uit de middeleeuwen staan, hebben een wezenlijk andere bodemsamenstelling dan bossen die nooit zijn gerooid, legt hij uit.
Wohllebens opmerkingen worden onderbouwd door wetenschappelijke studies, waaronder die van Cambridge-professor Merlin Sheldrake, die onderzoek deed naar de ‘mycorrhiza-schimmelgemeenschappen’, waarmee boomwortels als een ‘Wood Wide Web’ met elkaar verbonden worden. In andere studies wordt gewezen op de afname van de biodiversiteit in opnieuw aangeplante bossen, zelfs als ze sindsdien honderden jaren ongestoord hebben kunnen groeien.
“We denken bij bossen vaak aan vogels en zoogdieren, grote wezens die mooi zijn om te zien, maar ook mijten, wormen, bacteriën en schimmels zijn heel belangrijk voor een bos en zijn vaak niet goed onderzocht,” zegt Wohlleben. “Duitsland was ooit voor tachtig procent bedekt met loofbossen, en nu hebben we nog maar een paar van die bossen over. Elk stukje dat nog resteert, is belangrijk.”
Volgens Christian Dietz, een vleermuisexpert die biologische tellingen uitvoert en plannen opstelt om vleermuizen vanuit oude bossen als het Hambacher Forst naar veiliger bosgebieden over te plaatsen, worden zelfs officieel beschermde oude eikenbossen zeer verschillend beheerd, afhankelijk van het gebied waarin ze staan, waardoor het behoud van de plaatselijke fauna vaak erg lastig is.
“Sommige landbezitters beschermen en beheren hun oude bossen zeer goed, terwijl andere de oude opstanden uitputten, zelfs in beschermde gebieden,” zegt Dietz. “En veel gespecialiseerde soorten kunnen de tijd tussen het verlies van een stuk bos en vervanging op lange termijn niet overbruggen.”
Hambacher bezetters
Een van de kenmerken van het Hambacher bos, dat door omwonenden de sympathieke bijnaam ‘Hambi’ heeft gekregen, is zijn bevolking van semipermanente bezetters. Tijdens het houtkapseizoen, van oktober tot en met april, verschansen deze demonstranten zich in omvangrijke boomhutten die ze hebben gebouwd in de hoogste bomen die er nog staan, zo’n 25 meter boven de grond.
Dankzij het protest van deze en andere activisten voor het behoud van het Hambacher bos bepaalde een Duitse rechtbank in december 2017 dat RWE voorlopig geen hout meer in het bos mag kappen. Maar op 1 april liep dat verbod af en kreeg RWE van de Duitse rechter toestemming om de houtkap in oktober 2018 te hervatten, als er tegen die tijd geen nieuw verbod is uitgevaardigd.
De juridische strijd draait om de Habitatrichtlijn van de Europese Unie uit 1992, waarin duizend bedreigde diersoorten en tweehonderd zeldzame habitats worden beschermd. In het Hambacher bos leven dertien van die soorten, waaronder de Bechsteins vleermuis en acht andere vleermuissoorten, twee soorten padden, de springkikker (Rana dalmatina) en de bedreigde hazelmuis (Muscardinus avellanarius).
Volgens RWE begon het bedrijf het Hambacher Forst lang vóór de invoering van de Habitatrichtlijn te exploiteren en valt het bos dus niet onder bescherming van deze regelgeving. Tot dusver zijn de rechters het daarmee eens.
Volgens Steffen is het bedrijf zich bewust van de impact van de dagbouwmijn op de omgeving en doet RWE veel om nieuw bos aan te planten en diersoorten die door de houtkap worden bedreigd te verplaatsen. Ruim tien miljoen bomen zijn geplant, zegt hij, en vier jaar geleden is de flora en fauna van het gebied onderzocht ter voorbereiding van plannen om die dieren naar ander gebied over te plaatsen die uit zichzelf niet snel zullen verkassen, zoals de Bechsteins vleermuis en de hazelmuis.
Volgens hem doet RWE er alles aan om diersoorten die door de mijn worden bedreigd, te redden en naar ander gebied te verplaatsen: door het aanleggen van boomcorridors waarlangs de dieren hun weg naar een ander geschikt bosgebied kunnen vinden, het installeren van vleermuiskasten en het opgraven van volledige mierenkolonies om ze naar nieuw aangeplant bos ten noorden van de mijn over te brengen.
Vleermuisexpert Dietz zegt dat dit ogenschijnlijke succesverhaal wat ingewikkelder ligt.
“Het plaatsen van vleermuiskasten om de dieren nieuwe onderkomens te bieden werkt goed voor Myotis bechsteinii, althans in dit gebied, maar het is veel moeilijker om foerageerplekken en vooral overwinteringsplekken te vervangen – want sommige van de bosvleermuizen houden hun winterslaap in grote bomen,” zegt Dietz. “En zoals altijd: hoe groter de verliezen en hoe meer soorten er leven, des te kleiner de kans dat deze habitats en populaties vervangen kunnen worden.”
Toekomstig meer?
Nadat de dagbouwmijn halverwege de jaren twintig zal worden gesloten, zal de mijngroeve een recreatieplas worden en wordt 35 vierkante kilometer aan natuurgebied beplant met zaailingen, stekken en zaden uit het oorspronkelijke Hambacher bos.
Ook de demonstranten zijn bezig stekken en zaailingen uit het bos te verzamelen om ze elders te planten, in een poging om iets van de genetische identiteit van het Hambacher Forst voor toekomstige generaties te behouden. Volgens een demonstrant bij het bos die zichzelf alleen als Jus wil identificeren, verzamelen bezetters en mensen die deelnemen aan de rondleidingen van Zobel veel zaailingen en worden bomen uit het Hambacher bos overal in Europa ‘geadopteerd’.
Volgens Steffen is de bruinkool onder het bos van groot belang voor een energie-onafhankelijk Duitsland en voor het bereiken van doelstellingen op het gebied van schone energie. De laatste van de Duitse kerncentrales zal in 2022 worden uitgeschakeld en RWE benadrukt dat energie uit bruinkool voorlopig noodzakelijk is om de overgangsperiode tussen het afscheid van de kernenergie en het creëren van voldoende capaciteit aan zonne- en windenergie te overbruggen. Hij schat dat er na de sluiting van de dagbouwmijn nog vierhonderd miljoen ton bruinkool in de grond achterblijft.
“Ik ken het Hambacher bos al tientallen jaren, van vóór de dagbouwmijn. Het was een prachtig bos,” zegt Steffen. “Het is jammer dat het gerooid moest worden. We doen dit niet omdat we het leuk vinden bomen om te hakken, maar uit economische noodzaak. Duitsland heeft energie nodig.”
Zobel geeft toe dat er nog maar zó weinig van het Hambacher bos over is dat de resterende opstanden niet erg gezond meer zijn. Toch hoopt hij dat die restanten behouden kunnen blijven.
“Ik heb de droom dat er niet meer gekapt zal worden en dat we dan kunnen nadenken over wat er verder moet gebeuren,” zegt Zobel. “Hoe kunnen we dit bos helpen om te overleven? Misschien kunnen ze de groeve weer dichtgooien en er weer bos aanplanten. Vergeleken met wat er in de rest van de wereld gebeurt, is het Hambacher bos maar een klein probleem, maar wij zitten ermee.”