In Griekenland overvielen onverwacht felle natuurbranden de bevolking en ze raasden in zo’n hoog tempo door voorsteden van Athene dat de inwoners door het vuur en de rook werden ingesloten. Sommige mensen renden naar de zee en liepen het water in om te ontsnappen aan de vuurstorm. Anderen probeerden te schuilen in gebouwen of auto’s. Maar de branden die op meerdere plaatsen in de buurt van Athene woedden, hebben tot nu toe 91 levens geëist, waardoor ze de geschiedenis ingaan als de dodelijkste natuurbranden in Europa sinds 1900.
In Zweden woeden ruim tachtig bosbranden in een gebied van ruim 250 vierkante kilometer aan dichte noordelijke wouden. Ook Finland en Letland zijn geteisterd door grote natuurbranden.
Elke zomer breken er – vooral in de landen rond de Middellandse Zee – talloze natuurbranden uit. Gemiddeld gaat in de Europese Unie elk jaar bijna vierduizend vierkante kilometer natuurgebied in vlammen op. Maar bij de bosbranden van vorig jaar viel bijna driemaal zoveel natuurgebied ten prooi aan het vuur en kwamen in Portugal en Spanje 66 mensen om. In heel Europa werd de totale capaciteit voor bosbrandbestrijding zwaar op de proef gesteld. “In 2018 zien we een uitbreiding van de risicogebieden met natuurbranden die optreden in landen waar ze in het verleden niet zo vaak voorkwamen,” zegt Edward McCafferty, woordvoerder van het Europese Joint Research Centre.
Al deze Europese natuurbranden hebben één ding gemeen: door de klimaatverandering was de kans dat ze uitbraken duidelijk groter dan voorheen en was ook de buitengewoon verwoestende kracht ervan te voorspellen. Hoewel wetenschappers afzonderlijke natuurbranden niet aan klimaatverandering als gevolg van menselijke activiteiten kunnen toeschrijven, kunnen ze wel zeggen dat de opwarming van de aarde heeft geleid tot extremere weersomstandigheden, sneller groeiende en meer brandbare vegetatie en meer onweersstormen met blikseminslagen. Dat alles draagt bij aan omstandigheden die in de toekomst tot meer en verwoestender natuurbranden kunnen leiden.
De eerste bosbrand
Vuur is tegelijk een heel eenvoudig en uiterst gecompliceerd natuurverschijnsel dat zich honderden miljoenen jaren geleden voor het eerst op aarde voordeed. Voor een brand zijn drie dingen nodig: iets dat brandbaar is, zuurstof om de verbranding op gang te houden en een vonk voor de ontbranding.
Gedurende de eerste paar miljard jaar sinds het ontstaan van onze planeet was er geen vuur op aarde. Bliksemschichten en brokken gesmolten steen uit vulkanen zorgden voor meer dan genoeg ontbrandingsmomenten, maar in de vroege atmosfeer van de aarde, een dichte mix van methaan en ammonia (en later kooldioxide) die geen zuurstof in gasvorm bevatte, werd elk proto-vuurtje meteen verstikt. Tot enkele honderden miljoenen jaren geleden was er ook niets om te verbranden.
Toen de eerste planten en andere fotosynthetische organismen zich begonnen te ontwikkelen, begonnen ze ook de atmosfeer grondig te transformeren: ze zetten kooldioxide in frisse lucht om. Het resultaat was dat het tweede ingrediënt voor een stevig vuur rond een half miljard jaar geleden voor het eerst aanwezig was: zuurstof. Het derde ingrediënt verscheen zo’n dertig miljoen jaar later ten tonele, toen planten vanuit de oceaan het land veroverden en zich over de hele aarde begonnen te verspreiden. Niet lang daarna moet de allereerste natuurbrand op aarde te zien zijn geweest.
Sindsdien is onze planeet telkens weer door natuurbranden geteisterd. Ondanks de verwoesting die zulke branden kunnen aanrichten, hebben ecosystemen zich tijdens hun evolutie zo ontwikkeld dat ze vuur kunnen overleven. En in sommige gevallen hebben ze zelfs branden nodig om hun voedingsbronnen te vernieuwen.
De regelmaat, intensiteit en reikwijdte van natuurbranden waren in het verleden al onderhevig aan dramatische veranderingen, die nauw waren verbonden met historische klimaatveranderingen. Telkens wanneer de planeet opwarmde en de vegetatie in drogere gebieden nog verder uitdroogde, braken er vaker grotere natuurbranden uit.
“Als je naar de regelmaat van bosbranden in het verre verleden kijkt, vind je bewijzen voor perioden waarin het klimaat droger is,” zegt Graciela Gil-Romera, een paleo-ecologe aan de Aberystwyth University in Wales die de geschiedenis van natuurbranden onderzoekt. “En dat staat altijd in verband met een hoger aantal natuurbranden.”
Eén vonk
In de afgelopen vierhonderd miljoen jaar is het zuurstofgehalte in de atmosfeer telkens hoog genoeg geweest om natuurbranden mogelijk te maken. Dus zijn de twee overige ingrediënten – voldoende brandbaar materiaal en verschillende manieren van ontbranding – in onze tijd de voornaamste aanknopingspunten om natuurbranden te bestrijden.
Die ontbrandingsmogelijkheden lijken toe te nemen. Niet alleen veroorzaakt de mens zelf meer natuurbranden, zowel per ongeluk als met opzet, maar is de verwachting dat er door de opwarming van de aarde in de toekomst ook meer blikseminslagen zullen optreden. Warmere en turbulentere lucht leidt tot meer onweer en dus tot meer bliksemschichten. Uit recent onderzoek blijkt dat sinds 1975 het aantal natuurbranden dat in Noord-Amerika door blikseminslagen is veroorzaakt, met 2 tot 5 procent per jaar toeneemt.
Grote droogte
Maar het grootste effect op de vraag hoe, waar en hoe zwaar natuurbranden toeslaan, is uiteindelijk toch de hoeveelheid brandbaar materiaal dat voorhanden is. Dat heeft Juli Pausas, een ecoloog die aan de Universidad de Valencia in Spanje onderzoek doet naar natuurbranden, ertoe gebracht om een vierde ingrediënt aan het recept voor deze branden toe te voegen: een droog seizoen.
“Droogte is de sleutel bij het voorspellen of de eerste bosbranden uitbreken,” zegt Marco Turco, een klimaatwetenschapper van de Universidad de Barcelona die werkt aan een instrument om het uitbreken van natuurbranden in een tijdsbestek van maanden te kunnen voorspellen. Naar zijn mening is het klimaat het voornaamste ingrediënt, omdat het van grote invloed is op het vlampunt, het type en de beschikbaarheid van brandbaar materiaal.
De zwaarste natuurbranden van de afgelopen jaren lijken zich voor te doen tijdens weersextremen, bijvoorbeeld wanneer een extra nat seizoen tot uitbundige plantengroei heeft geleid en daarna wordt gevolgd door extreem droog weer, waarbij de vegetatie en de bodem worden uitgedroogd.
Het zijn dat soort omstandigheden die dit jaar tot de grote natuurbranden in Noord- en Zuid-Europa hebben geleid. Een natte winter zorgde in heel Europa voor extra veel plantengroei, waarna een historische hittegolf de rest deed. Volgens wetenschappers zullen dat soort hittegolven als gevolg van de opwarming van de aarde in de toekomst ongeveer tweemaal zo vaak voorkomen.
Bill DeGroot, als wetenschapper verbonden aan de Canadian Forest Service, legt uit dat het bosbrandseizoenin de afgelopen tientallen jaren in veel delen van de wereld langer is geworden, vooral omdat de vegetatie door de hogere temperaturen al vroeger in het jaar volledig is uitgedroogd. In de westelijke VS is de tijdspanne tussen de eerste en laatste bosbranden van het jaar sinds 1980 bijna tachtig dagen langergeworden. In zijn land, Canada, duurt het seizoen nu een maand langer.
“Het ‘vuur-regime’ is altijd aan verandering onderhevig en verschuift voortdurend,” zegt DeGroot. “Maar de verschuiving door deze klimaatverandering zal in relatief korte tijd een grote invloed hebben. Onze bossen zullen er in de toekomst heel anders uitzien dan nu.”
Dit proces wordt versneld door de klimaatverandering, waarbij droge gebieden doorgaans nog droger worden. Op basis van modellen waarmee de waarschijnlijkheid van huidige en toekomstige natuurbranden in heel Europa wordt voorspeld, heeft de Joint Research Council aangetoond dat regio’s die nu al droog zijn, zoals grote delen van Spanje, Griekenland en Turkije, in de toekomst nog droger en dus kwetsbaarder voor natuurbranden zullen worden. Nu al gaat in heel Europa elk jaar een gebied van ruim negenduizend vierkante kilometer – ongeveer driemaal de provincie Noord-Holland – in vlammen op. Tegen het einde van de eeuw zou die oppervlakte kunnen zijn verdubbeld.
In het westelijke gedeelte van de VS is de vegetatie in berggebieden, valleien en vlakten als gevolg van de klimaatverandering sterk uitgedroogd. Volgens Park Williams, die aan de Columbia University onderzoek doet naar het verband tussen klimaatverandering en natuurbranden, is door de extra droogte in het westen van de VS nu ongeveer tweemaal zoveel land gevoelig voor bosbranden als in een scenario zonder klimaatverandering.
“De omstandigheden rond natuurbranden veranderen waar we bij staan,” zegt Williams.
Grillige jet-stream
Er is nog een andere manier waarop de klimaatverandering het aantal en de regelmaat van natuurbranden beïnvloedt, en dat heeft te maken met de straalstroom, de ‘lopende band’ in de hogere atmosfeer die op het noordelijk halfrond het weer van west naar oost voortstuwt.
De vorm en de snelheid van de straalstroom worden bepaald door het temperatuurverschil tussen het Noordpoolgebied en de evenaar. Wanneer dat verschil klein is, neemt de snelheid van de straalstroom af. En omdat het Noordpoolgebied door de klimaatverandering snel warmer wordt, wordt het temperatuurverschil ook kleiner en blijven weersomstandigheden die door de minder snelle straalstroom worden aangevoerd, ook langer boven het noordelijk halfrond hangen. Wanneer er bijvoorbeeld veel neerslag valt, houdt die situatie langer aan, waardoor de vegetatie gedijt en uitbundiger wordt. Maar wanneer het warm is, blijft het ook langer warm en wordt diezelfde vegetatie kurkdroog.
De hittegolf die zich deze zomer boven Europa heeft genesteld, is een goed voorbeeld van deze dynamiek, zegt Valerie Trouet van de University of Arizona. “De bosbranden in Zweden staan denk ik in direct verband met de hittegolf in Europa en de daarmee gepaard gaande droogte,” zegt ze.
De straalstroom slingert voortdurend in noordelijke en zuidelijke richting op en neer, maar die bewegingen zijn in de afgelopen jaren extremer geworden. Trouet en haar collega’s bestudeerden gegevens over de positie van de straalstroom boven Europa over een periode van driehonderd jaar en ontdekten dat de luchtstroom in de laatste dertig jaar – sinds de opwarming van de aarde als gevolg van menselijk handelen merkbaar is geworden – steeds vaker in de buurt van zijn extreme uiteinden blijft hangen. De straalstroom dringt nu vaker door tot zijn uiterste zuidelijke positie, waarbij ijskoude lucht vanuit het Noordpoolgebied over Europa stroomt. Of hij blijft ver in het noorden hangen, zoals nu, waardoor warme lucht vanuit het zuiden tot in Noord-Europa kan doordringen. Door de toename van het aantal hittegolven en droogtes zullen zich ook vaker natuurbranden voordoen.
Lees ook: 'Wat doen wilde dieren bij natuurbranden?'
Dit verhaal is oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com