Kijktip: Wild Arctic
Helemaal bovenaan onze planeet ligt een van de meest unieke leefgebieden, bewoond door enkele van de meest dodelijke en iconische diersoorten. Te zien op National Geographic Channel.
De Everest biedt avonturiers van over de hele wereld een onvergetelijke aanblik. Vanaf de top waait een majestueuze sneeuwwolk naar beneden en langs de flanken lopen sporen van ijs. Maar als je dit indrukwekkende plaatje van dichterbij bekijkt, zoals een team van klimaatwetenschappers deed, begin je de tekenen te zien van de invloed van mensen, zowel die uit de buurt als van ver weg.
Het ijsoppervlak bij het basiskamp in Nepal ligt als gevolg van het voortdurend opwarmende klimaat tegenwoordig ruim vijftig meter lager dan 35 jaar geleden. IJsvlakten waarvan ooit werd gedacht dat de opwarming er vanwege hun hoogte geen vat op zou krijgen, beginnen nu te verdwijnen. En de sneeuw zelf is niet zo zuiver als die lijkt: op zo'n 8.300 meter blijkt deze vervuild met microplastic. Nooit eerder werd dit zo hoog aangetroffen.
Deze resultaten zijn allemaal afkomstig uit een stapel nieuwe artikelen die deze week werden gepubliceerd in een speciale editie van het tijdschrift One Earth. Ze komen voort uit een groeiende stroom onderzoeken in het kader van een ambitieus project om het effect van de klimaatverandering en ander menselijk handelen op de Everest en het omliggende gebied te bestuderen. Het project is opgezet door de National Geographic Society en wordt ondersteund door Rolex, als onderdeel van het Perpetual Planet Initiative.
Vorig jaar ging een interdisciplinair team van meer dan dertig wetenschappers van april tot juni op pad in de Khumbu-vallei in Nepal. De onderzoekers richtten vijf weerstations in en verzamelden honderden monsters van onder meer gesteente, water, sneeuw en ijs. De resultaten die in de speciale editie van het tijdschrift zijn samengebracht, maken duidelijk hoe groot de invloed van de mens is op de natuur, zelfs in de hoogste gebieden die onze planeet kent.
Hoewel sommige ontdekkingen, zoals de aanwezigheid van microplastic, geen direct gevaar voor de omgeving opleveren, zijn andere zorgwekkender. Zo blijkt dat zelfs de meest hooggelegen gletsjers op aarde steeds sneller smelten. Dat vormt niet alleen een bedreiging voor de plaatselijke bevolking en de voor hen zo belangrijke toeristenindustrie, maar ook voor de miljoenen mensen die stroomafwaarts leven en die van de gletsjers afhankelijk zijn voor hun watervoorziening.
“Dit is echt een wake-upcall",” zegt de directeur van het Climate Change Institute van de University of Maine Paul Mayewski, die aan het hoofd stond van de expeditie. “Ondanks het feit dat dit gebied zeer hooggelegen is, wordt het aanzienlijk beïnvloed.”
Vuile sneeuw
Op een heldere ochtend in mei vorig jaar keek glacioloog Mariusz Potocki naar een aanhoudende stroom recreatieve bergbeklimmers die over de Balcony liep, een grote open vlakte op ongeveer 8250 meter hoogte, op slechts een paar uur klimmen van de top van de Everest. Potocki die voor de University of Maine werkt, wilde een ijskern boren uit de door de wind samengeperste sneeuw op de top van de berg. Maar hij en zijn team besloten vanwege de grote hoeveelheid klimmers om niet naar de top te gaan. (Het lukte Potocki uiteindelijk wel om de hoogste ijskern ter wereld te boren, op een hoogte van 7950 op een locatie die de South Col wordt genoemd.) In plaats van naar de top te klimmen liep Potocki zo'n honderd meter langs het spoor omhoog, om een kleine roestvrijstalen pot met sneeuw te vullen.
Uit een analyse achteraf bleek dat het monster, evenals tien andere monsters afkomstig uit het gebied tussen het basiskamp en de Balcony, talloze dunne, gekrulde vezels microplastic bevatte.
“De concentraties die we op de berg aantroffen zijn verbazingwekkend hoog,” stelt marien onderzoeker Imogen Napper, die de sneeuwmonsters onderzocht in het laboratorium van de Britse University of Plymouth. “Dit is toch wat ik beschouw als een van de meest afgelegen en ongerepte gebieden op aarde.”
Maar zo verrassend is het misschien eigenlijk ook weer niet. Waar onderzoekers ook kijken, ze vinden bijna overal microplastic, of het nou om de diepste plekken in de oceaan gaat of om de meest weidse landschappen. Sommige van deze deeltjes zijn over grote afstanden meegevoerd, samen met stofdeeltjes in de wind of via oceaanstromen. Maar volgens Napper zijn op de Everest vooral de reizigers en bergbeklimmers de schuldigen.
Uit synthetische materialen komt bij het dragen een constante stroom van vezelresten vrij. Onderzoek wees uit dat een gram synthetische kleding 400 vezels microplastic voortbrengt per 20 minuten gebruik. Dat zou betekenen dat een jas van ongeveer een kilo een miljard vezels per jaar produceert.
Het microplastic op de Everest bestaat vooral uit polyester, gevolgd door acryl, nylon en polypropyleen. Deze materialen worden vaak gebruikt voor outdoorkleding. De plasticconcentratie was ook groter op plekken waar mensen het vaakst hun kamp opslaan. Ondanks het verbod op wegwerpplastic dat onlangs werd ingevoerd in de Khumbu-vallei, en ondanks de initiatieven uit de klimwereld om op de flanken van de Everest afval te verzamelen, zal zich hier waarschijnlijk toch microplastic ophopen. Volgens Mayewski is het ook mogelijk dat de wind extra microplastic richting de berg blaast.
Deeltjes microplastic zijn te klein om met het blote oog te zien en het is dus bijna ondoenlijk om ze op te ruimen. Het onderwerp blijft meestal onderbelicht als het gaat over plasticafval. De aandacht richt zich dan meestal op het beperken, hergebruiken en recyclen van grote plastic voorwerpen. “Dat is ook allemaal noodzakelijk en belangrijk,” stelt Napper. “Maar we moeten ook oplossingen vinden voor nieuwe technologische ontwikkelingen.”
Hoewel we in ons dagelijks leven regelmatig in contact komen met microplastic, is het volgens Napper een eyeopener dat het ook op deze hoogte wordt aangetroffen. “We hebben het inmiddels overal aangetroffen, van de bodem van de diepzee tot net onder de top van de hoogste berg op aarde.”
De glaciale transportband
Terwijl Potocki sneeuwmonsters aan het verzamelen was op de hoogste flanken van de Everest, waren anderen bij de voet van de berg aan het werk. Geograaf Alex Tait van de National Geographic Society gaf leiding aan een team dat een zeer gedetailleerde kaart maakte van het basiskamp en de nabijgelegen Khumbu-gletsjer. De onderzoekers maakten met behulp van LIDAR (een soort lasermetingen) en fotogrammetrie (fotografie vanuit verschillende hoeken) een driedimensionaal model waarin elk detail tot op ongeveer tweeënhalve centimeter nauwkeurig te vinden was, inclusief onder meer tenten en rotsen.
“Wetenschappers zitten te springen om deze LIDAR-gegevens,” aldus Tait. “Het is slechts één momentopname, maar deze dataset biedt een context voor historische kennis.”
Een van die wetenschappers is glacioloog Owen King van de Britse University of St. Andrews. Hij vergeleek de nieuwe beelden met historische luchtfoto's en beelden van afgedankte spionagesatellieten. Vervolgens maakte hij digitale reconstructies van het oppervlak van de Khumbu-gletsjer en nog 78 andere gletsjers in de buurt van de Everest vanaf het jaar 1962.
De gegevens vormen niet alleen een nulpunt voor het meten van de toekomstige smelt, ze bieden ook een duidelijk beeld van de huidige situatie in het gebergte. Sinds 1962 is er voortdurend sprake geweest van smelt bij alle gletsjers in het Himalayagebied. Inmiddels ligt het tempo waarin ze verdwijnen vijftig procent hoger dan zestig jaar geleden. Dit proces wordt waarschijnlijk veroorzaakt door stijging van de temperatuur. Op de zuidflanken van de Himalaya was de toename circa één graad Celsius in de periode van het onderzoek.
Maar het meest zorgwekkende is volgens de onderzoekers misschien nog wel dat het ijs ook op een hoogte van meer dan zesduizend meter verdwijnt. “Daar schrok ik wel van, moet ik zeggen,” aldus King. Hij legt uit dat het ijs op die hoogte het hele jaar door stevig bevroren moet blijven zodat zich sneeuw kan ophopen om het gletsjersysteem te voeden.
Uit het onderzoek van King bleek verder dat de gletsjers in de Himalaya niet zozeer korter worden, als wel dunner. Het ijsverlies doet zich vooral voor aan het oppervlakte en niet zozeer onderaan. “Je kunt een gletsjer zien als een soort transportband,” legt King uit. Op de bovenste gedeelten van de gletsjer hoopt zich sneeuw op, die wordt samengeperst tot ijs dat naar beneden van de berg stroomt. Maar doordat de temperatuur stijgt en er minder sneeuw valt, vertraagt de transportband en wordt de gletsjer dunner.
Paradoxaal genoeg is dat minder het geval in de lagere regionen van veel gletsjers in de Himalaya. De temperatuur is daar weliswaar hoger, maar dankzij de transportband is er een dikke deken ontstaan van steenpuin dat het ijs tegen de zon beschermt. Het proces van dunner worden is vaak intensiever in de hogere gedeelten van de gletsjer, waar het ijs minder door puin wordt bedekt en het risico dus groter is dat het smelt door de hogere temperatuur.
Maar zelfs dat dek van stenen is niet altijd genoeg om het laatste deel van de gletsjer te beschermen. Door de transportbandwerking hoopt zich onderaan een gletsjer ook steengruis op. Dit wordt ook wel een ‘eindmorene’ genoemd. Door deze stuwwal kan zich smeltwater ophopen, waardoor een meer ontstaat. Dat draagt vaak bij aan een nog snellere smelt.
Hoe ziet de toekomst eruit voor de Everest en de rest van het Himalaya-gebied? Het onderzoeksteam hoopt dat hun werk aanleiding zal zijn om op zoek te gaan naar de beste maatregelen.
Maar volgens Mayewski is één ding wel duidelijk: “Waar mensen zijn, is er een impact van hun aanwezigheid, en die is niet altijd positief.”
Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com