In het voorjaar van 2019 lag Tracie Seimon ’s nachts te luisteren naar het geluid van krakend ijs. De gletsjer waarop ze sliep, aan de voet van Mount Everest, bewoog onder haar tent.

Seimon, als moleculair bioloog verbonden aan de Wildlife Conservation Society in New York, trok drie weken rond op de gletsjer. Ze hoopte inzicht te krijgen in de biodiversiteit op een van de extreemste locaties op aarde: een berg van ruim achtduizend meter hoog waar het klimaat wordt gekenmerkt door extreme kou, beperkte zuurstof en zware stormen.

Maar ondanks de extreme omstandigheden blijkt het op de hoogste top ter wereld te barsten van het leven. Alleen al op de zuidflank van de Everest stelde Seimon en haar team vast dat zestien procent van ’s werelds taxonomische ordes – de rang die soorten, geslachten en families omvat – waren vertegenwoordigd. De resultaten van hun onderzoek publiceerden de wetenschappers in het vakblad iScience.

Volgens Seimon is er weinig onderzoek gedaan naar het ecosysteem op de Everest en andere hoge bergen. ‘Nog geen drie procent van de landmassa bevindt zich boven de 4400 meter,’ vertelt ze. ‘Het was geweldig daarboven zo’n grote biodiversiteit aan te treffen.’

Leven zoeken in smeltwater

Seimon zocht naar tekenen van leven door DNA te verzamelen uit plasjes dooiwater. Alles was leeft, scheidt eDNA (environmental DNA) af in de lucht, het water en de bodem. Wetenschappers kunnen stukjes onbekend eDNA vergelijken met bestaande data om te achterhalen van welk organisme het afkomstig is, net als bibliotheekmedewerkers aan de hand van een barcode informatie kunnen opvragen over een boek.

De onderzoekers richtten zich op de hoogstgelegen meertjes en stroompjes op de Everest, op een hoogte van 4400 meter en daarboven. Het team haalde zo’n twintig liter water uit tien waterlichamen in de regio Khumbu. Daarin troffen ze materiaal van 187 ordes aan, ongeveer een zesde van alle ordes op aarde.

Een orde is een taxonomische classificatie waarmee wetenschappers de verre verwantschappen van organismen in kaart brengen. Zo zijn mensen te classificeren als Homo (genus, oftewel geslacht) en Homo sapiens (soort), maar vallen ze verder onder de familie Hominidae en de orde Primates, waartoe ook maki’s en apen behoren.

In bepaalde gevallen konden de onderzoekers de organismen nog specifieker identificeren, op genusniveau. Maar omdat er zo weinig gegevens zijn over de bewoners van de Everest, was er vaak onvoldoende informatie om de precieze herkomst van het DNA te achterhalen.

Beerdiertjes en insecten

Tussen de organismen die zwemmen, vliegen en scharrelen op Mount Everest bleken ook beerdiertjes en raderdieren te zitten. Deze twee onuitroeibare, microscopisch kleine diersoorten kunnen zelfs in de ruimte overleven. Verder werden vlinders, eendagsvliegen en andere vliegende insecten aangetroffen, evenals verschillende schimmels, bacteriën en planten.

‘Het is de hoogste top ter wereld, het is zo moeilijk om daar te komen,’ zegt bioloog Kristine Bohmann van de Deense Københavns Universitet, die onderzoek doet naar eDNA in de lucht en niet betrokken was bij dit onderzoek. Volgens haar toont de studie aan dat voor onderzoek naar biodiversiteit niet altijd een volledig team van taxonomen nodig is. Soms kan het ook op een eenvoudigere, efficiëntere manier, zelfs in de meest barre omstandigheden.

Nu ze een nulmeting heeft gedaan, wil Seimon haar data vergelijken met gegevens die in de toekomst worden verzameld. De nadruk ligt daarbij op het registreren van de effecten van de klimaatverandering op de biodiversiteit op Mount Everest. Op die manier effent het werk van de bioloog het pad voor meer onderzoek op het dak van de wereld.