Hoeveel zorgen moeten we ons maken over glyfosaat? Het bestrijdingsmiddel is een van de meestgebruikte pesticiden in Europa, maar al jaren negatief in het nieuws. Met name de vraag of de stof kankerverwekkend (carcinogeen) is, staat ter discussie. In 2017 werd daarom besloten om de toelating van RoundUp, een bestrijdingsmiddel met glyfosaat als werkzame stof, met vijf jaar te verlengen in plaats van tien (en later met nog één jaar). Eind 2023 moet er opnieuw een keuze worden gemaakt over de inzetbaarheid ervan.

Inmiddels is er meer bekend over het bestrijdingsmiddel. Dit om voor eens en voor altijd antwoord te geven op de vraag of glyfosaat kankerverwekkend is. Maar twee organisaties, de EFSA (European Food Safety Authority) en het IARC (International Agency for Research on Cancer), trekken beide een andere conclusie. Hoe zit dat?

De conclusie van de IARC

De IARC publiceerde in 2015 een rapport waarin het concludeerde dat RoundUp ‘waarschijnlijk kankerverwekkend is voor de mens’. Emeritus hoogleraar toxicologie aan de Universiteit Utrecht Martin van den Berg is persoonlijk betrokken bij de IARC, maar was dat niet ten tijde van deze besluitvorming. ‘Ik weet wel hoe ze tot deze conclusie zijn gekomen,’ begint hij. Hij legt uit dat de IARC de carcogeniteit van een stof op drie vraagstukken wordt getoetst:

  • Ontstaan er tumoren bij proefdieren (vaak ratten of muizen) na het toedienen van de stof?
  • Kunnen we op basis van epidemiologische gegevens zien dat de stof het risico op kanker verhoogt bij de mens?
  • Is het op basis van de werking van de stof plausibel dat het bij mensen kanker veroorzaakt?

Vervolgens wordt er een keuze gemaakt voor een classificatie: bewezen carcinogeen, waarschijnlijk carcinogeen of mogelijk carcinogeen.

‘Dat RoundUp kanker veroorzaakt bij proefdieren is overduidelijk aangetoond,’ stelt Van den Berg. ‘Maar dat wil niet zeggen dat dit bij de mens hetzelfde effect heeft.’ We zijn immers andere diersoorten en onze lichamen breken stoffen op verschillende manieren af. ‘Of het mengsel ook bij mensen kanker veroorzaakt, daar is minder bewijs voor. Op basis van de gegevens van het IARC, zou ik zelf kiezen om RoundUp ‘mogelijk carcinogeen’ te noemen in plaats van ‘waarschijnlijk carcinogeen’.’

Glyfosaat versus RoundUp

Ook de ECHA (European Chemicals Agency) boog zich over de kwestie. Volgens hen zijn er geen aanwijzingen dat RoundUp kankerverwekkend is voor de mens en de EFSA nam die concusie over. Het verschil van inzicht tussen de organisaties heeft meerdere oorzaken. Allereerst keek het IARC naar het middel RoundUp en de ECHA alleen naar glyfosaat. Over de hulpstoffen in RoundUp doet de ECHA dus geen uitspraken. ‘Daar zijn ook geen gegevens van, die gevolgen blijven onduidelijk,’ verduidelijkt Van den Berg.

Ten tweede doet het IARC een hazard-assessment en de ECHA een risk-assessment. De eerste kijkt of de stof überhaupt schadelijk is, de tweede vanaf welke dosis het gevaarlijk wordt. Maar omdat het IARC de noodklok luidde, deed ook de ECHA een hazard-assessment. Daar gebruikten ze meer dan tien carcinogeniteitsstudies naar glyfosaat voor.

‘De ECHA houdt zich vast aan een strikt protocol en gebruikt alleen studies die volgens bepaalde regels zijn gedaan,’ aldus Van den Berg. ‘In de praktijk komt dat neer op gestandaardiseerde tweejaarsstudies met muizen. Dat is erg formeel, maar wel te rechtvaardigen. Als je alle soorten onderzoeken gebruikt, dan wordt het een puinhoop.’

En zo kon het gebeuren dat twee instituten tot tegenstrijdige conclusies kwamen. Het IARC gaat uit van een voorzorgsprincipe: zolang je kanker niet kunt uitsluiten, moeten we de stof niet gebruiken. De ECHA daarentegen kijkt naar grootschalige studies met een duidelijke conclusie: om kanker hoeven we ons geen zorgen te maken.

Wanneer is iets kankerverwekkend?

Maar hoe heeft de ECHA dat risico dan precies uitgesloten? Daarvoor moet je weten wanneer we een stof kankerverwekkend noemen. Allereerst kan een stof genotoxisch zijn: één molecuul is in theorie genoeg om het DNA in je cellen te beschadigen en zo kanker te veroorzaken. Dit is volgens de ECHA op basis van bestaand onderzoek uitgesloten. ‘Als ik naar de gegevens kijk, heeft de ECHA een punt. Om het plat te zeggen: ze bedonderen de boel niet vanwege economische belangen.’

Maar een stof kan ook boven een bepaalde drempelwaarde kankerverwekkend zijn. Een beetje van de stof binnenkrijgen is geen probleem, dat lost je lichaam zelf op. Alleen als het lichaam verzadigd is, kan de stof schade aanrichten. ‘Bij glyfosaat is het voldoende redelijk om aan te nemen dat er een drempelwaarde is,’ vertelt Van den Berg. Simpel gezegd: ja, het stofje is gevaarlijk, maar niet in de hoeveelheden die we binnenkrijgen.

Minderen met pesticiden

De toxicoloog maakt zich in ieder geval niet zo’n zorgen om de gevolgen van glyfosaat op de menselijke gezondheid. Maar dat wil niet zeggen dat hij een voorstander is van bestrijdingsmiddelen. ‘Ik vind dat de overheid te weinig van het bedrijfsleven vraagt om toxiciteit goed te laten testen. Dat geldt niet alleen voor glyfosaat, maar voor alle bestrijdingsmiddelen.’

Want kanker is een nare ziekte, maar dat is Parkinson ook. En de link tussen die hersenziekte en een hoge dosis van bepaalde bestrijdingsmiddelen is duidelijk gelegd. ‘Over volwassenen die af en toe een bakje bespoten aardbeien eten maak ik me niet zo’n zorgen. Maar voor een ongeboren kind kunnen pesticiden wel schadelijk zijn. Er valt als zwangere iets voor te zeggen om alleen biologisch te eten.’

Maar de belangrijkste reden om te minderen met bestrijdingsmiddelen, is volgens de toxicoloog het milieu. ‘Het risico op kanker is verwaarloosbaar, maar de schade aan het milieu vind ik niet te verantwoorden. Helemaal omdat we pesticiden voor luxeproducten gebruiken. Ik snap niet waarom we lelievelden volspuiten, gezien de bijkomende schade die zo’n bosje bloemen met zich meebrengt.’

Kortom: bang voor kanker hoef je niet te zijn. Maar er zijn genoeg andere redenen om bestrijdingsmiddelen als glyfosaat te weren.