Een veelgehoord argument voor het gebruik van pesticiden is dat we de wereld moeten voeden. Dat stelt ook hoogleraar gewasbescherming Pieter Spanoghe van de Universiteit Gent in een opiniestuk. Omschakelen naar biologisch boeren (met vrijwel geen pesticiden) zou de productie van voedselcalorieën met veertig procent verminderen, in ieder geval in het Verenigd Koninkrijk. Als we op grote schaal voedsel willen blijven produceren, zijn bestrijdingsmiddelen dus noodzakelijk. Toch?

‘Dat is echt een verzonnen narratief,’ stelt bodemonderzoeker Violette Geissen van Wageningen University & Research. Zij doet onderzoek naar de (langetermijn)gevolgen van pesticidegebruik. ‘Momenteel belandt dertig procent van ons geproduceerde voedsel in de prullenbak, dus we maken te veel.’

Monocultuur en pesticidengebruik

Daarbij komt dat pesticiden vooral noodzakelijk zijn als je aan monocultuur doet: steeds hetzelfde gewas op hetzelfde stuk grond. Als je op die manier boert, is de kans op ziekmakende schimmels groter. ‘Na de Tweede Wereldoorlog zijn we chemicaliën gaan gebruiken om op grote schaal voedsel te produceren. Toen is de monocultuur ontstaan. Als je nu door Friesland en Groningen rijdt, zie je overal maïsvelden. En de bestrijdingsmiddelen die we toen gebruikten, vind je nog steeds terug in de grond.’

Een kwalijke zaak, want het bodemleven heeft te lijden onder deze pesticiden. Er zijn zelfs aanwijzingen dat het spul slecht is voor de menselijke gezondheid. Maar hoe moet het dan wel? Geissen: ‘We moeten veel meer verschillende gewassen bij elkaar zetten en ze roteren. En we moeten inzetten op gewassen die resistent zijn.’ Kortom: ecologisch boeren.

Volgens Geissen klopt het dat we met ecologisch boeren fors minder voedsel produceren, maar dat hoeft geen probleem te zijn. Zoals gezegd gooien we nu veel voedsel weg en we kunnen ook iets doen aan ons voedselpatroon. ‘Minder vlees eten bijvoorbeeld en meer regionaal. Dan is er zeker genoeg eten voor iedereen.’

Landbouw hervormen

De landbouw hervormen is moeilijk, maar niet onmogelijk. Geissen wijst bijvoorbeeld naar Zwitserland, waar erwten en tarwe door elkaar worden geplant en geoogst. Vervolgens kun je met een speciaal systeem de twee gewassen zeven. Iets meer werk, maar wel beter voor de natuur. ‘In Nederland zijn we vooral bezig met een maximale opbrengst per hectare en vervolgens belandt dertig procent in de prullenbak. We zijn na de VS wereldwijd de grootste landbouwexporteur. Alles draait om massa, niet om kwaliteit.’

Maar die massaproductie maakt de productie wel relatief goedkoop. Als we de landbouw zouden hervormen, gaan we dat voelen in onze portemonnee. ‘Maar dat doen we nu eigenlijk ook al,’ beargumenteert Geissen. ‘De indirecte kosten van pesticidengebruik moet je ook meenemen als je in de supermarkt staat. De zuiveringskosten van het drinkwater, de gezondheidsproblemen die bestrijdingsmiddelen opleveren, dat wordt nu allemaal betaald door de belastingbetaler.’ Kortom: ons eten kost meer dan het bedrag dat op het prijskaartje staat.

Volgens Geissen moeten we anders naar ons eten gaan kijken. ‘We moeten niet langer op zoek naar het goedkoopste eten. In Zwitserland betalen ze graag meer voor regionale producten van goede kwaliteit.’ Maar wat als je daar nu geen geld voor hebt? Niet iedereen heeft de luxe om onbespoten Nederlandse groente bij de ecologische supermarkt te halen. ‘Daar ligt een rol voor de overheid,’ vindt Geissen. ‘Zij moeten ervoor zorgen dat iedereen toegang heeft tot goed en gezond eten.’

De rol van de boer

Een ander argument voor het behoud van pesticiden is dat ermee stoppen de boer veel geld gaat kosten. Bekende bestrijdingsmiddelen zoals glyfosaat zijn heel goedkoop en ze leveren de boer lekker veel groente en fruit op. Kunnen we van de boer verwachten dat hij zich drukmaakt om de biodiversiteit als hij daardoor minder geld omzet? ‘Natuurlijk kun je dat niet aan de boer overlaten', zegt Geissen. ‘Ook dat vergt inspanningen van de overheid. Zij moeten de boer helpen met omschakelen naar een ander systeem met minder pesticiden.’

Zo’n transitie is niet eenvoudig, ziet Geissen ook in. ‘Maar voordat de oorlog in Oekraïne uitbrak, kon ook niemand zich voorstellen dat de energietransitie zo’n vaart zou lopen. Als de nood hoog genoeg is, kan het heel snel gaan.’