Zestig jaar geleden werd Karauzyak, een stoffig dorpje in het westen van Oezbekistan, nog omringd door water. Het lag aan de oever van een kolkende rivier op slechts vijftig kilometer van het Aralmeer, destijds het op drie na grootste meer ter wereld. Maar van het meer is tegenwoordig nog weinig over.

Op de inmiddels dorre, zoute bodem rond Karauzyak kunnen nog nauwelijks gewassen worden verbouwd: alleen zoutplanten weten zich hier staande te houden. Hoe kan het dat het water hier zo snel verdween ­– en hoe kunnen omwonenden zich weren tegen de droogte?

Hoe het Aralmeer opdroogde

Het Aralmeer ontstond zo’n tien- tot twintigduizend jaar geleden, nadat de loop van de Amoe Darja van richting veranderde: de rivier mondde voortaan niet meer uit in de Kaspische Zee, maar in de laaglanden van Kazachstan en Oezbekistan. Het meer dat zich daar vormde, besloeg op zijn hoogtepunt ongeveer 68.000 vierkante kilometer – dat is bijna zo groot als Nederland en België samen.

Daar kwam verandering in toen de Sovjet-Unie in de jaren zestig van de vorige eeuw op grote schaal katoen ging verbouwen in Oezbekistan. Omdat katoenproductie veel water vereist en de omgeving gortdroog is, toverde men een rigoureus irrigatieplan uit de hoge hoed: de loop van de Syr Darja en de Amoe Darja, die eerst het Aralmeer voedde, werd omgelegd naar de plantages. Het gevolg was dat steeds minder water het Aralmeer bereikte en de waterstand sterk begon terug te lopen. Inmiddels is het waterpeil gedaald met 23 meter en is het meer ongeveer vijf keer zo klein geworden.

Klimaatverandering maakt de situatie nog nijpender. De gemiddelde temperaturen in het Aralbekken zijn sinds 1968 met ongeveer twee graden Celsius gestegen. Het krimpen van het Aralmeer heeft bovendien ook zijn weerslag op het klimaat: minder water betekent een drogere en hetere lucht, waardoor het nog sneller verdampt.

Wat te doen tegen de droogte?

Een team van Japanse wetenschappers onderzoekt nu of zoutplanten, ook wel halofyten genoemd, uitkomst kunnen bieden voor de boeren en het vee in de drooggevallen gebieden. ‘Deze planten hebben geen water nodig,’ zegt Kristina Toderich, halofytenexpert aan de Universiteit van Tottori in Japan. ‘Ze hebben eigenlijk niets nodig.’

De zoutplanten die het onderzoeksteam heeft verbouwd in het droge Oezbekistan zouden kunnen dienen als veevoer. Bovendien helpen ze om het kleine beetje vocht dat nog in de bodem zit vast te houden. Door erachter te komen welke gewassen gedijen op de bodem van het voormalige Aralmeer, kunnen wellicht ook andere gebieden worden geholpen die worstelen met hetzelfde probleem, zoals het Tsjaadbekken in West-Afrika of Great Salt Lake in de Verenigde Staten.