Het is een vroege novemberochtend in Deaf Adder Gorge, aan de westrand van Warddeken Indigenous Protected Area in het noorden van Australië. In de tropische hitte springt Arijay Nabarlambarl (25) uit een helikopter en haast zich naar een brand. Voor hem lopen twee andere rangers, van wie de loeiende bladblazers het geknetter van het vuur algauw overstemmen.
Nabarlambarl en zijn collega’s vormen een van de drie Aboriginal-rangerteams die in dit afgelegen deel van Arnhemland, 260 kilometer ten oosten van Darwin, een natuurbrand proberen te bedwingen.
Brand: probleem of oplossing?
De vuurzee is een van de 53 natuurbranden waarvoor de rangers in Warddeken aan het eind van het droge seizoen van 2021 moesten uitrukken. Tussen augustus en december zijn ze op hun hevigst.
Toch is brand hier niet alleen het probleem, maar ook de oplossing: wanneer het droge seizoen begint en de natuur nog vochtig en sappig is, doven Nabarlambarl en zijn maten geen branden, maar steken ze ze juist aan. Tussen april en juli trekken de rangers honderden kilometers door de savannen en zetten ze met druppelbranders in lichterlaaie.
Rond die tijd van het jaar is het relatief koel, staat er weinig wind en is de vegetatie nog niet verdord, waardoor de aangestoken vuren niet te groot en heet worden en meestal na een dag zijn uitgewoed. Na deze zogeheten beheerbranden zijn de branden die later in het seizoen uitbreken minder verwoestend en beter te bestrijden.
Bosbranden als inheemse beheermethode
Vuur gebruiken om de natuur tegen vuur te beschermen, is geen nieuw idee. Overal ter wereld doen inheemse volken aan brandbeheer. Dat geldt ook voor de Aboriginals: als ze zien dat het land vuur nodig heeft, dan houden ze er gewoon een lucifer bij.
Na de kolonisatie gingen veel Aboriginals in missieposten en nederzettingen wonen, ver weg van hun land. Maar vanaf de jaren zeventig keerden veel van hen terug. Traditionele leiders hadden met lede ogen aangezien hoezeer het ontvolkte land achteruit was gegaan. Sommige inheemse dieren, waaronder de emoe, waren zeldzaam geworden. En de kwaliteit van moessonwouden, verdronken land en savannen liep almaar terug.
De traditionele landeigenaren waren ervan overtuigd dat het verval was te wijten aan het vuur. Arnhemland werd geteisterd door onbedwingbare natuurbranden, die verstrekkende gevolgen hadden. Ze stelden voor om stukken land voortaan weer als vanouds vroeg in het seizoen plat te branden. Zo konden ze de natuur een dienst bewijzen en tegelijk hun cultuur in ere herstellen.
Traditioneel beheer in nieuw jasje
Het eeuwenoude gebruik kreeg een moderne draai nadat de Bininj, zoals de Aboriginals in Arnhemland zichzelf noemen, de handen ineensloegen met de Balanda, de Europese kolonisten. Aan de hand van traditionele kennis bepaalden ze hoe, wanneer en waar ze het beste branden konden ontsteken. Vervolgens werden moderne middelen als satellietkaarten en helikopters ingezet om zelfontbrandende pellets af te werpen en brandweerteams in afgelegen gebieden te droppen.
In West-Arnhemland hebben de initiatieven een ware metamorfose in gang gezet. In 2004 werd 71 procent van het gebied in de as gelegd, vooral door felle branden aan het eind van het droge seizoen. In 2020 viel nog maar 2,1 procent van het oppervlak ten prooi aan de vlammen. Dat is niet alleen gunstig voor de vegetatie, maar ook voor de dieren die er leven. Bewoners zien allerlei inheemse soorten terugkeren, waaronder de emoe.
Wat brengt de toekomst?
De opwarming van de aarde maakt het beheren van het land hier belangrijker dan ooit, beseft ranger Terrah Guymala. Het systeem is uit balans, legt hij uit. Klimaatwetenschappers verwachten dat de temperatuur in Noord-Australië in 2050 gemiddeld 2,5 graad hoger zal zijn, dat er meer extreem warme dagen zullen zijn, en dat het natuurbrandseizoen langer zal duren.
Ondanks die sombere voorspellingen houdt Guymala hoop. Veel Aboriginals zijn teruggekeerd, en ze zullen niet wijken zolang de gemeenschap in stand blijft. Hij heeft er alle vertrouwen dat ze kunnen herstellen wat verloren is gegaan.
‘Als we Moeder Natuur met respect behandelen, zal ze naar ons luisteren en wordt alles hier weer zoals het hoort te zijn. Daar geloven we in,’ zegt Guymala. ‘Meer praten met de natuur, meer zingen voor de natuur. Dat gaat ons helpen.’