Wat doen gewone burgers om klimaatverandering tegen te gaan? Die vraag dreef fotograaf Sanne Derks.
in 2020-’21 naar bergdorpjes en verlaten ruïnes. Waar de een verval ziet, vindt de ander hoop, ontdekte ze: steeds meer mensen trekken nu het Spaanse platteland in, op zoek naar een bewuster, duurzamer bestaan. ‘Rutopia’ doopte Derks haar project: terug naar de utopische samenleving.
‘Ik was bezig met een verhaal over Europese burgers die initiatieven ontplooien om zich te weren tegen klimaatverandering,’ vertelt Derks. ‘Een vorm daarvan die veel in Spanje voorkomt, is het ecodorp.’
Een gemeenschap die streeft naar een duurzaam leven: het concept bestaat misschien al eeuwen, maar het woord ‘ecodorp’ is relatief nieuw. Sinds de jaren negentig wordt de term gebruikt voor een wereldwijde beweging die wint aan populariteit. In Europa is Spanje een uitschieter. Volgens de vrijwilligersorganisatie Global Ecovillage Network telt het land 87 ecodorpen, tegenover zeven in Nederland en twee in België – niet alle gemeenschappen zijn bij deze organisatie geregistreerd, dus de werkelijke aantallen zijn mogelijk anders.
Ver van de stedelijke hectiek een bestaan opbouwen? Het Spaanse landschap leent zich er goed voor. ‘Spanje is veel uitgestrekter dan Nederland of België,’ zegt Derks. ‘Daarnaast is er sinds de jaren zeventig veel migratie geweest naar de kuststeden en naar Madrid.’ De leegloop van het Spaanse platteland is zo extreem dat volledige dorpen van de kaart zijn verdwenen. De gemeente Molina de Aragón in Noordwest-Spanje is inmiddels een van de dunst bevolkte regio’s van Europa. In de volksmond wordt gesproken van la España vacia, ‘het lege Spanje’.
‘De laatste jaren keren vooral jongeren terug naar de landelijke gebieden om daar te proberen een leven op te bouwen,’ zegt Derks. ‘Dat doen ze bijna allemaal uit overtuiging dat het anders moet in deze wereld. Ze geloven dat de stad niet meer de plek is om te wonen.’
Op het uitgestrekte Spaanse platteland proberen deze mensen gemeenschappen te stichten, vaak vanuit een streven naar duurzaamheid en minimalisme, vertelt Derks. Die ideeën zijn niet per se nieuw, zegt ze, ‘maar ze kregen de afgelopen jaren wel een boost. Ik denk dat het klimaatbewustzijn bijvoorbeeld enorm is toegenomen.’ Ook de strikte lockdowns tijdens de coronapandemie en een reeks economische crises maken het landelijke leven voor velen aantrekkelijker, denkt Derks. ‘Ze keren zich tegen het kapitalisme, tegen het consumentisme – ze streven naar een soort utopische minimaatschappij,’ legt ze uit. Vooral de herbevolking van verlaten bergdorpen fascineerde haar. ‘Ik vroeg me af wat mensen beweegt om in zo’n ruïnedorp te gaan wonen. Maar ook: waar lopen ze tegenaan?’
Een haperend telefoonsignaal. Ingesneeuwd raken in de winter. Niet kunnen overleven van de oogst uit eigen moestuin. Voordat ze op reis ging, verwachtte Derks dat de uitdagingen op het platteland vooral zouden zitten in de ontberingen van een geïsoleerd, zelfvoorzienend leven. ‘Die zaken spelen natuurlijk mee,’ zegt ze. ‘Maar nadat ik een paar plekken had bezocht, besefte ik dat veruit de meeste problemen in de gemeenschappen te maken hadden met interne conflicten.’ ‘Je hebt bijvoorbeeld een boom die je mooi vindt, maar die een schaduw werpt op de plek van een ander. Of je bent heel blij met je bessenstruik. Maar als je die niet op tijd snoeit, dan halen de kinderen van de buren er hun benen aan open,’ vertelt Derks. ‘Of stel dat je liefdesrelatie uitgaat. Zulke kwesties kunnen ineens heel groot worden in zo’n kleine gemeenschap.’
Zelfs Matavenero, een ecodorp in de bergen ten westen van León dat al ruim dertig jaar bestaat, bleek niet vrij van conflicten. ‘Ik had verwacht dat die gemeenschap een succesverhaal zou zijn, omdat ze al meerdere generaties meegaat. Maar de problemen bleken er zeker zo heftig als op andere plekken. Een keer stak iemand zelfs het huisje van een ander in brand.’
Communicatie is een terugkerend probleem binnen de gemeenschappen, merkte Derks op: soms wordt iemand vanwege een conflict de groep uitgezet, dan weer lukt het überhaupt niet een eensgezinde gemeenschap te realiseren.
In het natuurpark van de Garrotxa, een idyllisch landschap van groenbegroeide vulkanen, bezocht ze Dídac Costa. Hij had met geld van zijn vaders erfenis zeventig hectare land in het park gekocht, inclusief een aantal ruïnes van het gehucht C’al Amat, om er een gemeenschap te stichten. ‘Hij knapte één woning volledig op. Daar leeft hij nu met drie honden, vier katten, twee ezels en 35 geiten.’ Maar behalve de dieren heeft hij nog geen gelijkgestemden kunnen vinden voor zijn Ecovila Amat. ‘Wat Dídac voor ogen heeft, is politiek ingewikkeld. Om met hem samen te leven, moeten mensen zijn anarchistische overtuiging delen; hij wil geen relschoppers in zijn dorp. Mensen die voldoen aan zijn eisen, hebben vaak geen geld om in de gemeenschap te investeren. Dus woont hij er al jarenlang alleen.’
Een conflictloze (eco)gemeenschap bestaat niet, moest Derks uiteindelijk concluderen. ‘Die communicatieproblemen zijn de prijs die je moet betalen als je met uiteenlopende karakters een gemeenschap wilt starten.’
Toch kwam ze af en toe terecht op plekken die behoorlijk utopisch aanvoelden. In Barchel, een off-grid dorp ten westen van Valencia, voelde Derks zich meteen thuis. Een groepje jonge idealisten toverde hier een leegstaande boerderij om tot hun nieuwe thuis. ‘Er is een enorme moestuin en ze hebben veel plezier samen. Ze zijn erg gemotiveerd om het dorp op te bouwen vanuit hun ideologische waarden.’ Zo ontbreekt in Barchel elke hiërarchie. De bewoners nemen vrijwel alle beslissingen door te vergaderen. ‘Wie melkt de geiten? Wie doet de moestuin? Wie verzorgt de lunch? Wie maakt zeep? Het is een soort eindeloos schoolkamp,’ lacht ze.
Even overwoog ze om er te blijven, maar al snel raakte de Arnhemse ervan overtuigd dat het gemeenschapsleven niet voor haar is bestemd. ‘Dat was voor mij misschien wel de grootste uitdaging van dit project,’ vertelt Derks. ‘Aan de ene kant onderschrijf ik veel ideeën die aan de basis van zo’n dorp liggen, zoals duurzaamheid en minimalisme. Anderzijds blijf ik toch echt een individualist. In zo’n gemeenschap moet je in zekere zin jezelf aan de kant zetten voor het collectieve doel: samen een duurzame toekomst bouwen. Ik vind het geweldig dat zij dat doen, maar zelf kan ik het niet. Over elke kleine beslissing vergaderen? Ik heb daar het geduld niet voor.’
Hoewel in de Spaanse bergen misschien niet voor iedereen een utopie lonkt, zijn er ook veel mensen die er gedijen. Jürgen Pluindrich woont al dertig jaar in Matavenero en kreeg er een kind. ‘Hij vertelde me: ik kon mijn weg niet vinden tussen het asfalt en het consumentisme in de steden,’ zegt Derks. In Aguinalíu, een bergdorp in de provincie Aragon, hoorde ze van Guillem Mateu Prat een soortgelijk verhaal. Hij kocht een ruïne voor duizend euro en wil die volledig opknappen met gerecyclede materialen. ‘Hij zei dat hij verloren was in de stad en aan de drugs raakte.’ Derks ontmoette ook jongeren die opgroeiden in een ecodorp. ‘Zodra kinderen naar school moeten, verhuizen de ouders vaak naar een dorp in de buurt waar voorzieningen zijn. Maar als ze volwassen zijn en zelf een gezin willen stichten, gaan velen van hen terug naar een gemeenschap. Daar hebben ze een warm gevoel bij.’
Zelfs Dídac Costa, die al jaren zoekt naar gelijkgestemde bewoners voor Ecovila Amat, ziet zijn gemeenschap volgens Derks niet als een mislukking. ‘Zelfs al bereik je nooit het eindpunt,’ verwoordt Derks Costa’s instelling, ‘dan nog geeft dit richting aan je leven.’ Daarin ligt volgens haar een les besloten. ‘Toen ik werkte als reisleider, zag ik in mijn groepen mensen met prikstokken, zeventien paar schoenen, afritsbroeken. Iedereen denkt al die spullen nodig te hebben. Als je je aan dat idee weet te ontworstelen, ben je op een bepaalde manier vrijer.’
Het levende bewijs daarvan vond Derks in Felix Franco Escobar, een Uruguayaan die ze ontmoette in Aguinalíu. ‘Zo’n prachtig persoon is dat,’ lacht ze. ‘Altijd een goed humeur en totaal tevreden, terwijl hij vrijwel niks heeft. Een meester in minimalisme.’ Ze beschrijft hoe Felix altijd onder de verfvlekken zit en de hele dag door maté drinkt, een Zuid-Amerikaanse kruidenthee. Hij woont in een schapenstal, zonder deur of ramen, en slaapt op een bed zonder matras. ‘Hij werkt als bouwvakker, maar heeft totaal geen haast om dat huisje op te knappen. Hij vindt het prima zo. Waarom hij geen matras koopt? Goed voor de rug, zegt hij dan. Ik zeg niet dat iedereen zo moet gaan leven, maar je kunt wel gaan nadenken over wat je nu echt nodig hebt.’
In de beboste heuvels van Guadalajara, ten noordoosten van Madrid, ligt de gemeenschap Fraguas. ‘Toen ik daar was, stonden alle fruitbomen en bessenstruiken in bloei,’ zegt Derks. ‘Heel idyllisch, maar de kans is groot dat de mensen eruit worden gezet.’ De bewoners zien herbevolking als een recht, maar de Spaanse overheid denkt daar anders over. Ze zijn al zeven jaar verwikkeld in een juridische strijd met de autoriteiten, onder meer voor het schenden van eigendomsrechten. ‘Ze vertelden lachend dat ze al zo’n tweehonderdduizend euro aan boetes hadden ontvangen. Omdat ze niks hebben, kunnen ze die toch niet betalen,’ zegt Derks. ‘Maar sommigen hangt nu een gevangenisstraf boven het hoofd. Dat is een hoge prijs voor een utopie.
Hoewel het er ster op lijkt dat het aantal ecogemeenschappen in Spanje voorlopig blijft groeien, zal dit niet zonder slag of stoot gaan. Soms zijn het burenruzies, dan weer is het de droogte, en in Fraguas is er de constante dreiging van uitzetting. Maar een belangrijke reden waarom de gemeenschappen met zo veel conflicten worstelen, is dat ze pioniers zijn, meent Derks. ‘Ze experimenteren met antikapitalistische modellen, iets wat helemaal niet lijkt te kunnen in een kapitalistische wereld.’ Die ideologische toewijding is volgens Derks een gemene deler van de plekken die ze bezocht. Koste wat het kost willen de bewoners hun voetafdruk verkleinen, leven met minder bezittingen of experimenteren met nieuwe politieke en economische systemen. ‘Juist daarin zit denk ik de utopie,’ zegt Derks. ‘Dat zij zo’n bewuste keuze durven maken, ben ik gaan bewonderen. Want hoe klein ook, ze dóen wel iets.’
Documentair fotograaf en NatGeo Explorer Sanne Derks werkt veel voor internationale media in Latijns-Amerika. Journalist Myrthe Prins schrijft geregeld verhalen voor het Magazine.
Dit artikel werd oorspronkelijk in het National Geographic Magzine van april 2022 gepubliceerd.