Toen Renee St. Clair uit San Diego enkele jaren geleden een dosis ketamine nam, een verdovingsmiddel dat ook wordt gebruikt als recreatieve drug, bezorgde dat haar de schrik van haar leven. Tot haar ontsteltenis zag St. Clair met eigen ogen hoe haar hersenen uit haar lichaam traden, om vervolgens naar de andere kant van de kamer te zweven. ‘Het was ontzettend eng,’ zegt de 51-jarige advocaat. ‘Ik was bang dat ze nooit meer terug zouden komen.’
Dat gebeurde gelukkig wel. Toen St. Clair veertig minuten later uit haar hallucinatie ontwaakte, zaten haar hersenen gewoon op hun plek. Gelukkig had ze een psychiater én verpleegkundige aan haar zijde die dat andermaal bevestigden.
Drugs als medicijn
St. Clair nam de ketamine namelijk niet zomaar: ze is een van de eersten in de Verenigde Staten die het verdovingsmiddel gebruikt als onderdeel van een behandeling tegen depressie. Ook in Nederland krijgt het gebruik van drugs in de psychiatrie steeds meer voet aan de grond. Belangrijk, wat voor zo’n dertig procent van de mensen met een depressie werken reguliere antidepressiva niet. Uit onderzoek blijkt nu dat MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine of xtc), ketamine en psilocybine (onder meer paddo’s) uitkomst zouden kunnen bieden.
MDMA-gebruik bij PTSS
Ook patiënten met een posttraumatische stressstoornis (PTSS) zouden gebaat kunnen zijn bij het gebruik van MDMA. De drug zou de hersenen in staat stellen traumatische herinneringen op te halen zonder daar gevoelens van schaamte of woede bij op te roepen – emoties die het herstel van mensen met PTSS doorgaans flink in de weg kunnen zitten.
De voorlopige resultaten van nieuw klinisch onderzoek in de VS bevestigen dat. Volgens de Multidisciplinary Association for Psychedelic Studies (MAPS) verminderen de klachten van PTSS-patiënten al bij twee of drie doses MDMA. En belangrijker nog: dat effect houdt tot wel twaalf maanden aan. (Deze onderzoeksresultaten werden in april 2023 bekendgemaakt op de website van MAPS, maar zijn nog niet gepubliceerd in een wetenschappelijk tijdschrift.)
Wie begeleidt je trip?
De medische wetenschap is enthousiast, maar ook behoedzaam. Deze nieuwe vormen van therapie zijn voor dokters en psychiaters in de geestelijke gezondheidszorg nog onbekend terrein. Het is belangrijk om professionals op tijd om te scholen om de therapie toegankelijk te maken voor een groter publiek, aldus Bit Yaden, psychiater bij Johns Hopkins Medicine in Baltimore (Maryland).
‘Als ik escitalopram (een middel dat helpt bij depressie en angst, red.) voorschrijf, haalt mijn patiënt het op bij de apotheek en hoor ik na een maand hoe het is gegaan,’ zegt Yaden. ‘Als ik psychedelica voorschrijf, ben ik aanwezig op het moment van toediening. Daarna volgt er uitgebreide gesprekstherapie.’ Gedurende de gehele drugstrip, die meerdere uren kan duren, moet er altijd minimaal een therapeut aanwezig zijn, legt Yaden uit.
Dokters aan de drugs
Juist daarom maken experts zich zorgen. Op dit moment zijn er nog te weinig therapeuten die weten hoe ze een drugstrip op de juiste manier moeten begeleiden. Sommigen beargumenteren zelfs dat een arts die een drug voorschrijft het middel eerst zelf een keer moet hebben gebruikt.
‘Als iemand nog nooit drugs heeft gebruikt, is dat direct duidelijk merkbaar,’ zegt Pam Kryskow. Kryskow is medisch voorzitter van het Vancouver Island-programma in Canada, dat studenten de mogelijkheid biedt eerst zelf met psychedelica te experimenteren, voor ze het aan patiënten voorschrijven. ‘Sommige studenten stellen bepaalde vragen waaruit blijkt dat ze geen idee hebben hoe het is om een psychedelicum te gebruiken. En dat terwijl ze hun patiënt mogelijk diezelfde ervaring willen bieden.’
Het belang van de juiste begeleiding mag dus niet worden onderschat. Bovendien moet de medische wetenschap ervoor waken dat patiënten zelf aan het experimenteren slaan. Want uiteindelijk was het de kalmerende aanwezigheid van een psychiater die de hersenen van St. Clair ervan wist te overtuigen dat ze nog gewoon op hun plek zaten.
Merav Pront is digital editor bij National Geographic en schrijft daarnaast geregeld voor het magazine. Tijdens haar studie sociale geografie leerde ze lokale fenomenen in een internationale context plaatsen. Als freelance journalist zoekt ze naar de kleine verhalen achter het grote nieuws. Ze schrijft onder meer voor de VPRO en het Nationaal Holocaustmuseum.