‘Ben je er klaar voor?’ vraagt biomechanicus Wannes Swinnen. Ik knik. ‘Oké, de loopband start in drie, twee, één.’ De band onder mijn voeten komt in beweging. Als vanzelf beginnen mijn benen te werken. Ik bevind me in een ruimte die wat wegheeft van een langgerekte gymzaal. De loopband is geen losse machine die kan worden verplaatst, maar zit verwerkt in de vloer van de zaal. Een dozijn camera’s observeert me van alle kanten.
Hardlopen met elektroden op je benen
Nog nooit werden mijn lichaamsfuncties op zo veel manieren tegelijk in de gaten gehouden. Verspreid over mijn benen en bovenlijf zijn reflecterende balletjes geplakt; mijn rechterbeen is voorzien van meerdere elektroden; en ik adem in een masker dat weer is bevestigd aan een reeks machines. Zelfs de loopband zelf doet metingen terwijl ik ren. Telkens wanneer mijn voet op de band landt, registreert een daaronder verstopte weegschaal met hoeveel kracht dat gebeurt.
Het aanbrengen van alle apparatuur neemt flink wat tijd in beslag. Terwijl hij daarmee bezig is, legt Swinnen me uit waar de verschillende instrumenten voor dienen. De reflecterende balletjes die hij een voor een op mijn benen, voeten, heupen, rug en schouders plakt, worden gevolgd door de camera’s, zodat mijn bewegingen tot in detail kunnen worden gevisualiseerd.
Dan volgen de elektroden. ‘Elke keer dat je een spier aanspant, zendt die een elektrisch signaal uit. Hiermee kunnen we dat signaal opvangen,’ zegt de onderzoeker, terwijl hij iets laat zien dat op een grote pleister lijkt. Voordat hij de plakkers op mijn onderbeen plaatst, moet hij de plekken eerst scheren, opschuren en ontsmetten. ‘De huid moet proper zijn, zodat we zo veel mogelijk van het signaal zien en zo weinig mogelijk ruis.’
Tot slot krijg ik een masker op dat bijhoudt hoeveel zuurstof ik verbruik en hoeveel CO2 ik uitadem – daarmee kan mijn energieverbruik worden uitgerekend.
Getrainde hardlopers versus fietsers en zwemmers
Voor zijn onderzoek vergelijkt Swinnen het looppatroon van getrainde hardlopers met dat van mensen die niet hardlopen, maar wel getraind zijn in een andere sport, zoals fietsen, zwemmen of roeien.
‘We weten al dat sterk getrainde hardlopers efficiënter lopen: ze gebruiken voor dezelfde snelheid minder energie,’ vertelt hij. Dat klinkt logisch, maar toch wordt dit effect niet bij elke sport waargenomen. Wielrenners fietsen bijvoorbeeld niet noodzakelijk efficiënter dan niet-getrainde fietsers, benadrukt de onderzoeker. ‘Dat geeft aan dat het bij hardlopen niet puur gaat om hoe fit je bent – het is meer dan dat. Bij hardlopers gebeurt er iets biomechanisch.’
De interactie tussen de kuitspier en achillespees
Met zijn experimenten hoopt Swinnen dit verschil tussen hardlopers en andere sporters beter te begrijpen. Hij vermoedt dat het in elk geval deels te maken heeft met de interactie tussen de kuitspier en de achillespees. Wanneer deze pees zich uitrekt, wordt er energie opgeslagen die later weer wordt teruggegeven. Op deze en andere manieren draagt de achillespees eraan bij dat de kuitspier zijn energie optimaal kan benutten.
‘Mijn idee is dat deze samenwerking tussen pees en spier bij getrainde lopers beter is ontwikkeld,’ zegt de onderzoeker. Om die hypothese te toetsen, laat hij zijn proefpersonen op verschillende tempo’s wandelen en rennen, zowel op vlak terrein als op een helling. ‘De interactie tussen achillespees en kuitspier wordt minder belangrijk als je bergop gaat lopen,’ legt Swinnen uit.
Getrainde lopers hebben vooral op vlak terrein voordeel
Als een getrainde hardloper inderdaad profiteert van een sterker ontwikkeld samenspel tussen achillespees en kuitspier, dan zou dit dus vooral op vlak terrein voordelen opleveren. Bergop zou het verschil in energieverbruik tussen hardlopers en andere sporters minder of zelfs helemaal niet meer aanwezig zijn.
Leestip: Wandelen is goed voor je gezondheid, achteruitlopen nog beter
Voor de proefpersonen van Swinnen betekent dit dat er gewerkt moet worden. Voordat de loopband aan wordt gezet, moet ik een paar keer springen. Vervolgens vraagt hij me om zes etappes van vijf minuten te wandelen of hard te lopen, bergop en op vlak terrein, met telkens een korte pauze tussendoor. Het duurt niet lang voordat ik glim van het zweet.
Loop ik wel goed?
Het idee dat elke beweging die ik maak nauwlettend in de gaten wordt gehouden, maakt me zelfbewust. Hoewel ik al een tijd de gewoonte heb om wekelijks hard te lopen, zou ik mezelf niet bepaald als atletisch bestempelen. En met mijn looptechniek ben ik al helemaal nooit bezig geweest.
Wil je niets missen van onze verhalen? Volg National Geographic op Google Discover en zie onze verhalen vaker terug in je Google-feed!
Al rennend werp ik een blik op Swinnen, die een paar meter verderop achter zijn bureau zit. Zou hij op zijn computerscherm iets vreemds zien aan mijn postuur? Heeft hij gemerkt dat ik net een paar passen mijn adem inhield? Ik zet mijn voet verkeerd neer, herpak me en probeer te bewegen zoals ik dat tijdens mijn hardlooprondje in het park zou doen.
De ideale looptechniek is voor iedereen anders
Die zorgen over mijn techniek zijn niet nodig, hoor ik achteraf. Er is niet één juiste manier om hard te lopen. Elk lichaam is uniek, en het ideale looppatroon ziet er voor elk lichaam dan ook weer anders uit.
Wie een efficiënt looppatroon wil ontwikkelen, hoeft volgens Swinnen dus geen tips te lezen op het internet op het gebied van looptechniek. ‘Het lichaam is er bijzonder goed in om zo efficiënt mogelijk te gaan lopen,’ legt hij uit. ‘Dat gebeurt eigenlijk vanzelf.’
Leestip: Verboden voor vrouwen: waarom vrouwen vroeger niet mochten hardlopen
Het plaatje dat na afloop van het onderzoek ontstaat van mijn looppatroon is dus niet ‘goed’ of ‘slecht’. Het is simpelweg een samenvatting van hoe efficiënt mijn lichaam energie omzet tijdens het wandelen en hardlopen.
Toch moet ik toegeven dat mijn ego wat gekrenkt is wanneer me enkele dagen later het rapport met mijn resultaten wordt toegestuurd. Met name bij het hardlopen op vlak terrein blijkt de efficiëntie van mijn energieverbruik flink lager te liggen dan het gemiddelde van zowel de hardlopers als de niet-hardlopers die hetzelfde experiment hebben ondergaan.
Tips om efficiënter hard te lopen
Maar dat is niet verrassend. De proefpersonen die Swinnen in zijn onderzoek meeneemt, sporten wekelijks minstens vijf uur of lopen minstens veertig kilometer. Daarbij vallen mijn twee hardloopsessies per week in het niet. Toch blijf ik me afvragen of er misschien iets mis is met mijn achillespees. Ik mail Swinnen met de vraag of er écht geen tips zijn om efficiëntie tijdens het hardlopen te vergroten.
‘Kilometers maken, en dat ook jaren aan een stuk doen, is waarschijnlijk de beste methode,’ luidt zijn antwoord. ‘Wissel een rustig looptempo eens af met snellere stukken (intervals). Wie echt gemotiveerd is, kan ook stabilisatie of krachttraining toevoegen aan de trainingen.’
Hoe gemotiveerd ben ik eigenlijk om het uiterste uit mijn kuitspieren te halen? Ik besluit mijn ego te laten voor wat het is en neem voorlopig genoegen met de twee rondjes per week door het park.
Meer ontdekken? Krijg onbeperkt toegang tot National Geographic Premium en steun onze missie. Word vandaag nog lid!








