Noorwegen en Zweden noteerden onlangs met bijna 44 graden onder nul de laagste temperatuur in 25 jaar. En ook buiten Scandinavië werden begin januari meerdere winterrecords gebroken. Zo zakte het kwik zelfs in de relatief zuidelijk gelegen Amerikaanse staat Arkansas tot bijna twintig graden onder het vriespunt.

Zulke vrieskou is doorgaans koren op de molen van klimaatsceptici, of zorgt op zijn minst voor twijfels thuis aan de keukentafel over de ernst van de klimaatcrisis: ‘Brrr. Valt best mee hè, met die klimaatverandering?’ In dit artikel leggen we je uit waarom extreem winterweer géén aanleiding geeft om te denken dat de aarde niet opwarmen zou. Sterker nog, juist het tegendeel blijkt waar.

Het verschil tussen weer en klimaat

Allereerst is er het wezenlijke verschil tussen de begrippen klimaat en weer. Met klimaat bedoelen we het gemiddelde weer over een bepaalde periode in een bepaald gebied. Meestal wordt gerekend met een periode van dertig jaar, gelet op temperatuur, luchtdruk, wind, bewolking en neerslag. Het klimaat vertelt ons weliswaar iets over wat we van het weer kunnen verwachten, maar: het weer fluctueert sterk van dag tot dag.

Dat is de crux: de huidige klimaatverandering – hoewel experts de term klimaatcrisis tegenwoordig passender vinden – verstoort deze normaliter goed te voorspellen weerschommelingen, en leidt wereldwijd tot een nieuw klimaat dat gemiddeld genomen warmer én veel onvoorspelbaarder wordt.

Hoe kan klimaatopwarming leiden tot koud weer?

Een aantal decennia geleden raakte de term broeikaseffect in zwang: het fenomeen waarbij door de mens uitgestoten broeikasgassen de warmte in onze atmosfeer vasthouden. Het bekendste gevolg daarvan is een stijging van de gemiddelde temperatuur, maar wetenschappers krijgen steeds beter inzicht in wat de uitstoot van broeikasgassen verder voor consequenties heeft.

Zo warmt het noordpoolgebied gemiddeld drie keer zo snel op als de rest van onze planeet, een effect dat de Arctische versterking wordt genoemd. Deze ongelijkmatige opwarming zorgt waarschijnlijk voor een verzwakte polaire straalstroom. Dat is een luchtstroom van extreem krachtige winden hoog in de atmosfeer die rond het noordpoolgebied meandert en doorgaans de ijskoude lucht in het noorden houdt.

‘Door warme temperaturen op de Noordpool raakt de polaire straalstroom vaker uit koers,’ stelt klimaatwetenschapper Jennifer Francis. ‘Daardoor weet koude lucht soms veel zuidelijker te komen dan gebruikelijk.’ Het gevolg: extreme schommelingen. Die schommelingen duren ook nog eens langer, blijkt uit onderzoek. ‘Dit geldt zowel voor lage als hoge temperaturen,’ aldus Francis. ‘Het kan leiden tot langdurige hitte, maar ook tot ongebruikelijke kou.’ Precies zoals we dat deze wintermaand zien in bepaalde delen van Noord-Amerika en Scandinavië.

Meer extreem weer: nabije of verre toekomst?

Die weersextremen werken dus twee kanten op. Want wie zich nu buiten in de barre winterkou begeeft, zou het bijna vergeten: 2023 was wereldwijd het warmste jaar – en in Nederland tevens natste – ooit gemeten op aarde.

En naarmate de cruciale polaire straalstroom blijft vertragen, verwachten wetenschappers een wereldwijde meer én langdurigere overstromingen en perioden van droogte. Een studie uit 2019, gepubliceerd in vakblad Science Advances, toonde aan dat dergelijk extreem weer tegen 2100 met maar liefst vijftig procent zal zijn toegenomen – met alle slachtoffers en natuurschade van dien.

Dat klinkt misschien als verre toekomstmuziek, maar niets is minder waar. Want het extreme, in alle opzichten records brekende weer van de afgelopen jaren, is volgens wetenschappers slechts een voorproefje van wat ons de komende jaren en decennia al te wachten staat. De klimaatcrisis, daar zitten we middenin.