‘Soe-gi-ta-geu-bu-ti-to-ba-meu...’ Al zo’n tien minuten luister ik geconcentreerd naar een robotachtige stem. Zonder enige hoorbare emotie of intonatie dreunt hij de ene na de andere lettergreep op. Het heeft iets hypnotisch, als een mantra dat keer op keer herhaald wordt, maar telkens toch weer net iets anders klinkt.

Ik zit aan een bureau in een raamloos kamertje in het Institute for Language Sciences van de Universiteit Utrecht. Voordat het onderzoek begon, heeft taalwetenschapper Iris van der Wulp me uitgerust met een EEG-kap. Tientallen elektroden registreren mijn hersengolven.

‘Luister aandachtig,’ was de enige instructie die de onderzoeker me van tevoren meegaf. Dat blijkt nog niet zo makkelijk. De lettergrepen galmen in een onafgebroken stroom door de ruimte, maar ik herken er niks in dat me op het spoor brengt van wat dit alles betekent.

Even dwalen mijn gedachten af naar de boodschappen die ik vanmiddag nog moet doen. Zodra ik dat merk, probeer ik me weer te focussen op de aaneenschakeling van klanken. Tevergeefs zoekt mijn brein naar aanknopingspunten om deze vreemde taal te kunnen duiden.

Hoe begrijpen we woorden?

Soe-gi-ta. Hoe vaker die combinatie voorbijkomt, hoe meer ik er een woord in hoor. Een woord waarvan ik nog altijd de betekenis niet weet, maar wel degelijk een woord. Zo zijn er nog drie andere combinaties van lettergrepen die telkens in dezelfde formatie lijken terug te komen.

‘Exact,’ zegt Van der Wulp als ik na het onderzoek mijn ervaringen deel. ‘Sommige mensen hebben dat niet door, maar het zijn vier woorden die telkens in een andere volgorde herhaald worden.’

Ze legt uit dat wat ik zojuist heb gedaan ‘statistisch leren’ wordt genoemd. Simpel gezegd is dat een verzamelterm voor leren door middel van patroonherkenning. En inderdaad, zonder enige voorkennis van de taal die me werd voorgeschoteld, herkende ik een patroon en wist ik zo de vier losse woorden van elkaar te onderscheiden.

Daarmee deed ik iets wat ook de meeste baby’s en kinderen doen wanneer ze in hun eerste levensjaren geconfronteerd worden met talen. ‘Baby’s die hun eerste taal moeten leren, horen in eerste instantie alleen een reeks klanken,’ vertelt Van der Wulp. ‘Ze weten niet waar het ene woord eindigt en het andere woord begint. Hoe kan het dat ze op den duur losse woorden gaan herkennen en herhalen?’

Leestip: Wat babytaal ons kan leren over walvisgezang

Nog voordat we op school woordjes en grammatica leren, beginnen we blijkbaar al onderliggende patronen en regels van onze moedertaal te herkennen. Onderzoekers vermoeden dat statistisch leren hier een rol in speelt.

Zijn muzikale mensen beter in taal?

Om beter te begrijpen hoe dat werkt en waarom de ene persoon er beter in is dan de andere, ontwikkelden Van der Wulp en haar collega’s een compleet nieuwe taal. Voor haar onderzoek heeft ze zowel baby’s als volwassenen naar die taal laten luisteren. Ze wil onder meer weten in hoeverre de hersenactiviteit van de proefpersonen iets weggeeft over de mate waarin zij tijdens het experiment statistisch hebben geleerd.

‘Dat is de hoofdvraag van mijn onderzoeksproject,’ zegt Van der Wulp. ‘Hebben ze door dat het woorden zijn? Kunnen we dat zien aan hun hersenactiviteit? En kunnen we voorspellen hoe goed iemand zal zijn in het statistisch leren van een taal?’

Om die laatste vraag te beantwoorden, laat ze haar proefpersonen ook allerlei korte opdrachten en testjes doen waarmee aspecten van hun taalontwikkeling, geheugen en muzikaliteit worden gemeten.

Er zijn verschillende onderzoeken die muzikaliteit en ritmegevoel in verband brengen met taalvaardigheid, legt ze uit.

Uit een onderzoek zou bijvoorbeeld zijn gebleken dat mensen met dyslexie gemiddeld een slechter ritmegevoel hebben, hoewel Van der Wulp benadrukt dat ze sceptisch is over die constatering. ‘Er zijn veel creatieve en muzikale mensen met dyslexie. Ik denk dat het ingewikkelder is dan een rechtstreeks verband.’

Zoeken naar verbanden

Timpaan. Kuieren. Revers. Tijdens de woordenschattoets wordt mijn vocabulaire onder de loep genomen. Van der Wulp noemt telkens een woord, waarna ik uit vier plaatjes de juiste afbeelding erbij moet kiezen.

hoe leren we taal onderzoek utrecht taalverwerving
Myrthe Prins
Iris van der Wulp toetst onder meer de woordenschat van haar proefpersonen.

Het gaat me redelijk goed af, hoewel ik zo nu en dan behoorlijk aan mezelf begin te twijfelen. Als schrijver hoop ik toch te beschikken over een bovengemiddelde woordenschat, maar de toets bevat termen die ik nog nooit van mijn leven heb gehoord. Een aantal keer moet ik gokken.

Een rare taak

Bij de meeste opdrachten lijkt het me vrij duidelijk wat er wordt gemeten. Wanneer ik steeds langere reeksen getallen moet herhalen, meet de onderzoeker mijn werkgeheugen. Een opdracht met muziek en piepjes is bedoeld om mijn ritmegevoel in kaart te brengen.

Andere proeven zijn daarentegen abstracter. Wanneer ik via een koptelefoon luister naar een reeks schijnbaar willekeurige lettergrepen terwijl ik zelf herhaaldelijk tah tah tah moet fluisteren, heb ik geen idee wat voor informatie er op dat moment wordt vergaard.

‘Dat is eigenlijk een heel rare taak,’ lacht Van der Wulp wanneer ik er later naar vraag. ‘Die werd door andere onderzoekers ontwikkeld. Zij kwamen erachter dat een deel van de mensen bij die opdracht gaat fluisteren in het ritme van de lettergrepen waarnaar ze luisteren, en een deel van de mensen niet. De groep die wél in het ritme fluisterde, scoorde beter op statistisch leren.’

Leestip: Deze Europese talen sterven bijna uit

Zo zijn in het onderzoek wel meer taken opgenomen die al eens eerder door andere onderzoekers zijn gebruikt. Deels om te speuren naar nieuwe verbanden en deels om te kijken of de resultaten van eerdere onderzoeken kunnen worden bevestigd.

Ondergemiddeld gevoel voor ritme

Als we beter begrijpen hoe taalvaardigheid, statistisch leren en muzikaliteit met elkaar in verband staan, kan deze kennis mogelijk worden gebruikt om mensen met taalproblemen te helpen.

‘Misschien heeft muzikale training bijvoorbeeld een gunstig effect op de taalontwikkeling,’ zegt Van der Wulp. ‘In dat geval zou je kinderen met taalproblemen kunnen aanraden om muziekles te nemen.’

De analyse van alle resultaten zal nog zeker een aantal maanden in beslag nemen. Wel mag ik van een paar taken alvast mijn score inzien. ‘Je had een heel goede woordenschat en een goed werkgeheugen,’ zegt Van der Wulp.

Mijn ritmegevoel ligt juist wat onder het gemiddelde – een resultaat dat overeenkomt met mijn persoonlijke ervaringen op de dansvloer. ‘Dat je ritmisch iets minder scoort, gaat dus eigenlijk tegen mijn hypothese in,’ oppert Van der Wulp.

Ben ik misschien een uitzondering op de regel? ‘Dat zou kunnen,’ antwoordt ze. ‘Het is natuurlijk ook mogelijk dat de hypothese niet klopt. Wie weet blijkt er uiteindelijk geen verband te zijn. Ik ben benieuwd wat eruit gaat komen.’

Schrijver en journalist Myrthe Prins offert zich elke week op voor de wetenschap. Meer afleveringen lezen? Alle verhalen in de rubriek Proefkonijn lees je hier.

Steun de missie van National Geographic en krijg onbeperkt toegang tot National Geographic Premium. Word nu lid!