Is het een blaadje? Een tak? Boomschors? Deze wandelende takken en wandelende bladeren gaan zodanig op in hun omgeving dat ze met het blote oog amper zijn waar te nemen. Dat doen ze om te overleven: roofdieren die op zoek zijn naar insecten om op te peuzelen, kijken niet om naar iets wat eruitziet als een plant.
Net als de bomen en planten die ze nabootsen, zijn de beestjes niet heel beweeglijk. Door de tijd heen hebben ze zich steeds meer aangepast aan hun omgeving. Wandelende bladeren in droge gebieden zijn bijvoorbeeld bruiner geworden en in tropische regenwouden juist groener.
Rollenspel
De insecten maken in vrijwel elke levensfase gebruik van camouflage. Zo lijken de eitjes van de Australische doorntak op zaden. Mieren van het geslacht Leptomyrmex nemen deze mee naar hun nest, waar ze alleen het voedselrijke dekseltje van het ei opeten.
Wanneer de eitjes uitkomen, lijken de nimfen van deze soort wandelende tak op de omringende mieren en schrikken zo roofdieren af. Vervolgens klimmen ze een boom in, waar ze algauw de gedaante van schors aannemen. En wanneer ze, eenmaal volwassen, de boomtop bereiken, gaan ze op in de bladeren met het uiterlijk van een verfrommeld blad.
Vermomde eitjes
Ook eitjes van veel andere soorten zien eruit als plantenzaden. Zo lijken de eitjes van een wandelend blad in Indonesië, Phyllium letiranti, op de zaadjes van de lokale tindolaplant. Andere factoren die bijdragen aan de bescherming van de eitjes zijn de harde beschermlaag aan de buitenkant, en zwarte vlekjes die invloed hebben op de thermoregulatie. Sommige eitjes, zoals die van Orestes draegeri, hebben haartjes die werken als klittenband, waardoor ze aan een oppervlak blijven plakken.
In Japan leeft er een wandelende tak (Ramulus mikado) met een wel heel bijzondere overlevingsstrategie. Men dacht dat vogels de eitjes van het insect opaten en verspreidden, maar uit experimenten blijkt nu dat dit toch anders zit: vrouwtjes die in hun geheel door vogels worden opgegeten, bevatten vaak nog een paar eitjes die overleven.