‘Een wit laken over je hoofd en vooruit!’ Volgens Vitali Petrovitsj (1948), oud-commandant van een Sovjetregiment dat tijdens de Koude Oorlog kernraketten beheerde, bestond er geen protocol voor na de lancering. Er zou na een kernoorlog immers weinig meer zijn om voor te vechten.
Amateurhistoricus Arnold Pronk en fotograaf Martin Bruining spreken Petrovitsj in de zomer van 2017 tijdens een bezoek aan Oekraïne. Het is een van de vele reizen die zij maken voor hun jarenlange project waarvoor ze álle (volgens Pronk 159) voormalige Sovjetraketbases in Oost-Europa met kernwapens gericht op West-Europa willen fotograferen.
Raketbases achter het IJzeren Gordijn
Behalve in Oekraïne liggen deze verspreid in Rusland, Wit-Rusland, de Baltische staten en Oost-Duitsland. Met een spreekwoordelijke ‘druk op de knop’ zouden de geheime bases achter het IJzeren Gordijn met hun arsenaal hele steden in de as kunnen leggen.
Tegelijk hadden diverse West-Europese NAVO-lidstaten kernraketten op de landen van het Warschaupact gericht. De nucleaire dreiging was zo groot dat het ideologische en machtspolitieke conflict tussen de twee bondgenootschappen nooit zo verhit raakte dat ze in een militaire strijd verwikkeld raakten – hoewel het een paar keer weinig heeft gescheeld.
Veel van de kernraketbases voor middellangeafstandsraketten verloren tegen het einde van de Koude Oorlog hun functie. Zo spraken de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie in het INF-verdrag uit 1987 af alle vanaf de grond gelanceerde (kern)raketten van dit type (met een bereik van 500-5500 kilometer) te verbieden.
Militair gezien was het belang van veel van dit type Sovjetraketbases echter al vanaf de jaren zeventig tanende door de introductie van de SS-20-raket, die vanaf mobiele systemen werd gelanceerd in plaats van statische – en daardoor kwetsbaardere – platforms.
Sommige bases werden nog wel gebruikt als opslagplaats voor de SS-20, die de ‘statische’ SS-4- en SS-5-raketten verving. Toen de Sovjet-Unie in 1991 uiteenviel, werden de meeste van deze bases in Oost-Europa, waarvan ooit zo’n existentiële dreiging uitging, ontmanteld.
Leestip: Het brutalisme voorbij: de bijzondere architectuur in de voormalige Sovjet-Unie
Met Petrovitsj spreken Pronk en Bruining iemand die zelf aan het roer stond bij enkele van de raketbases die zij hebben bezocht. Een bijzondere ontmoeting, temeer omdat de bases tegenwoordig zelden meer zijn dan ruïnes.
Tenzij ze een andere militaire of private functie kregen (zo werd er in een ervan een champignonkwekerij gevestigd – een daar afgebeelde paddenstoel deed ironisch genoeg sterk aan een ontploffende atoombom denken), werden en worden ze veelvuldig gebruikt om bouwmaterialen te winnen.
In Wit-Rusland zijn ze relatief nog het meest intact – sommige liggen er bijvoorbeeld in de verboden bufferzone aan de grens met de EU –, maar in de Baltische staten, die de sporen uit het Sovjetverleden in veel mindere mate koesteren, verdwijnen de resten in hoog tempo.
‘We beseften hoe belangrijk het is dit erfgoed vast te leggen voor later,’ zegt Bruining, die tussen 2010 en 2017 samen met Pronk 105 van de 159 bases in de zeven landen bezocht. ‘Veel bases en bijbehorende muurschilderingen die ik fotografeerde, zijn inmiddels verdwenen.’
Het ontstaan van een bijzonder project
De kiem voor het project wordt gelegd in het voorjaar van 2004, wanneer Pronk Letland bezoekt om onderzoek te doen naar de Eerste Wereldoorlog. Per toeval hoort hij van het bestaan van een oude ondergrondse raketbasis in de duinen, waar vroeger mogelijk zelfs kernwapens stonden.
Hoewel hij de basis dan niet weet te vinden – en deze later ook geen kernraketten blijkt te hebben bevat – laat het idee hem niet meer los. Pronk begint zelf alle oude bases op te sporen waar op West-Europa gerichte kernraketten waren gestationeerd.
Een deel vond hij door het web en Google Earth af te struinen, een aantal via lijsten in het INF-verdrag en later zelfs enkele bij een bezoek aan het CIA-archief in College Park, Maryland (VS). Pronk wist volgens Bruining ‘voor negentig procent zeker’ dat zijn uiteindelijke lijst van 159 bases compleet was.
Bruining raakt in 2009 bij het project betrokken, wanneer Pronk hem in een Arnhemse kroeg enthousiast vertelt over alle bases die hij al heeft weten te vinden. Hij vraagt Bruining, die ervaring heeft met architectuurfotografie, om hem te helpen ze allemaal op beeld vast te leggen.
Ook tolk Gerrit Krol voegt zich bij het team. Na een eerste reis naar Oekraïne in 2010, volledig bekostigd uit eigen middelen, zien ze de potentie en besluiten ze het project definitief door te zetten.
Leestip: Hoe is het conflict tussen Rusland en Oekraïne ontstaan?
Via crowdfunding schaffen ze onder meer een terreinwagen aan om op de zeer afgelegen bases te kunnen komen. Deze zijn vaak in het geheim gebouwd in bossen en moerassen, ver van de bewoonde wereld.
Bruining verfijnt het fotograferen van ondergrondse complexen door te oefenen in bunkers van de oude Maginotlinie in Frankrijk. Het werken in de bases, waarvan een deel zich eveneens onder de grond bevindt, vond hij uitdagend: ‘Het is binnen aarde donker, overal zijn gaten, ze staan vaak half onder water en het stof is een ware aanslag op je fotoapparatuur.’
Eerst slepen ze nog veel lampen mee, maar later beperken ze zich tot handflitsers en hoofdlantaarns, om zo mobiel mogelijk te blijven. Bruining neemt uitgebreid de tijd om op zijn foto’s precies de gewenste elementen te belichten.
Voor het project maken ze vanaf 2010 jaarlijks een reis van drie weken, die ze grotendeels doorbrengen ‘in een tentje in de rimboe, met overal muggen’. De complexen die ze bezoeken zijn veelal gelijk van opzet, met twee bovengrondse lanceerbases en één ondergrondse silolanceerbasis.
Die gestandaardiseerde opzet was logistiek en kostenefficiënt; speciaal opgeleide troepen konden bijvoorbeeld op elke basis worden ingezet.
Opgepakt in Wit-Rusland
Westerlingen die systematisch kernraketbases willen fotograferen: het lijkt een recept voor problemen. Maar omdat de meeste complexen hun militaire functie hebben verloren, blijkt dat mee te vallen. Ze reizen uitsluitend met een toeristenvisum. En als hun wordt gevraagd naar hun fotoapparatuur, vertellen dat ze er komen ‘om natuurfoto’s te maken’.
Eén keer gaat het wel bijna mis, wanneer ze in Wit-Rusland worden opgepakt. Steen des aanstoots was niet de basis zelf die ze bezoeken, maar dat deze zich in het verboden grensgebied met de EU bevindt. Door zich als naïeve toeristen op te stellen, loopt het af met een sisser.
In 2018 slaat het noodlot toe. Pronk wordt ongeneeslijk ziek, een jaar later overlijdt hij. In zijn eentje of met iemand anders de resterende bases bezoeken ziet Bruining niet zitten. Bovendien is de politieke situatie anders dan toen het project begon: een reis naar de Krim kan in 2014 al niet doorgaan door de Russische annexatie, en sinds 2022 beperkt de oorlog in Oekraïne verder de mogelijkheid om locaties te bezoeken.
Een nieuwe kernoorlog?
Samen met de weduwe van Pronk, Eline van Straaten-Pronk, vervat hij hun werk in het boek Na Ons – Stilte. Deze titel was het veelzeggende motto van de Sovjetraketstrijdkrachten, waarin Petrovitsj vroeger diende – en is dat nog steeds van de huidige Russische evenknie.
Leestip: Vogelsang: een geheime Sovjetspookstad onder de rook van Berlijn
35 jaar na de val van de Muur lijkt het gevaar van een kernoorlog tussen Oost en West terug. Bruining denkt dat er nu wereldwijd een minder breed besef is van de gevolgen van een kernoorlog dan in de tijd van de Koude Oorlog.
Als voorbeeld noemt hij het opzeggen van het INF-verdrag door president Trump in 2019. Verder is de antikernwapenbeweging volgens hem veel minder actief dan in de jaren tachtig.
Hoewel ze met hun project niet een bepaalde boodschap wilden uitdragen, gaat er terugkijkend volgens Bruining van de beelden van de betonnen ruïnes wel een waarschuwing uit. ‘Eigenlijk zien die bases er nu uit zoals de wereld eruit zou kunnen zien wanneer er daadwerkelijk op ‘de knop’ wordt gedrukt.’
Meer lezen? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief van National Geographic en ontvang wekelijks de favoriete verhalen van de redactie in je mail.