Al lange tijd plaatsen we schoeisel op een voetstuk. Vrouwen in het oude Griekenland en Rome droegen sandalen met dikke zolen. Qabaqib, een soort houten klompen, zorgden ervoor dat voeten droog bleven in badhuizen van het Ottomaanse Rijk.
Maar de wolkenkrabber onder de schoenen is de chopine, gedragen door Venetiaanse edelvrouwen in de late zestiende eeuw. Het extreemste voorbeeld van deze plateauzool wordt tentoongesteld in het Museo Stefano Bardini in Florence en is bijna zestig centimeter hoog.
Opnieuw leren lopen op hoge poten
Venetiaanse chopines werden niet gemaakt om gezien te worden, zegt Elizabeth Semmelhack, directeur van het Bata Shoe Museum in Toronto. Ze werden bedekt door de rokken van de dragers. Hoe hoger de schoen, hoe langer de rok. Zo kon de drager pronken met het luxueuze textiel waarvan de rok was gemaakt en waar de Venetiaanse economie om draaide.
Als een bruid de schoenen voor het eerst droeg, ging ze naar een balletmeester die haar leerde erop te lopen. Bij de extreem hoge chopines werd de drager aan elke zijde ondersteund door een bediende en bewoog het gezelschap voort ‘als een praalwagen’, zegt Semmelhack.
Comfortabel? Niet echt. Voor deze verheven dames met een zijspan van assistenten waren de chopines vooral een statussymbool – precies zoals dat tegenwoordig geldt voor een paar hakken van Manolo Blahnik.






