1 mei is het weer zover: dan moet iedereen in Nederland zijn aangifte inkomstenbelasting hebben gedaan. Leuk is anders, maar wist jij dat de belastingheffing een lange en fascinerende geschiedenis kent? Dit is wat er allemaal voorafging aan de blauwe envelop.

Een geit en een bed

Belastingheffing is al zo oud dat het zelfs van vóór het ontstaan van het muntgeld dateert. Zo hield men er in het oude Mesopotamië een aantal bijzondere betaalmethoden op na. De belasting op het begraven van een lichaam bedroeg bijvoorbeeld ‘zeven vaten bier, 420 broden, twee schepels gerst, een wollen mantel, een geit en een bed – dat laatste vermoedelijk voor het lijk’, aldus historicus Tonia Sharlach. ‘Er bestaat ook een verslag van tussen 2000 en 1800 voor Christus van een man die betaalde met 18.880 bezems en zes boomstammen,’ voegt Sharlach toe.

Belasting in het oude Egypte

Het oude Egypte was een van de eerste beschavingen met een georganiseerd belastingstelsel. Het werd rond 3000 voor Christus ingevoerd, kort nadat Beneden-Egypte en Boven-Egypte werden verenigd door Narmer, de eerste farao.

De eerste Egyptische heersers waren zeer nauw betrokken bij de belastingheffing. Samen met hun gevolg reisden ze door het land om de bezittingen van hun onderdanen – olie, bier, keramiek, vee en gewassen – persoonlijk te taxeren om er vervolgens belasting op te innen. Deze jaarlijkse terugkerende gebeurtenis ging de boeken in als Shemsu Hor – en maakte onder meer de financiering van beroemde piramiden van Giza mogelijk.

Later, in de tijd van het Nieuwe Rijk, bedachten overheidsfunctionarissen een manier om mensen te belasten op hun verdiensten nog voordat ze die betaald kregen. Met een speciaal apparaat, dat ze de Nilometer doopten, werd het waterpeil van de Nijl opgemeten tijdens de jaarlijkse overstromingen. Was het waterpeil laag, dan de belasting ook – want weinig water betekende droogte en een slechtere oogst.

Urine voor de keizer

Ook in het Romeinse Rijk wist men door belastingen de staatskas te spekken. De Romeinse keizer Vespasianus (69-79 na Christus) doet misschien niet direct een belletje rinkelen. Toch bracht hij het Romeinse Rijk veel stabiliteit in een turbulente tijd – onder meer door zijn zeer innovatieve idee om belasting te heffen op… urine.

Ammoniak was een waardevol ruilmiddel in het oude Rome. Je kon er vet en vuil van kleding mee verwijderen. Leerlooiers gebruikten het om leer mee te maken, boeren als meststof, en burgers als natuurlijk bleekmiddel om hun tanden mee te witten. Al deze ammoniak was afkomstig uit menselijke urine, waarvan een groot deel uit de openbare toiletten van Rome werd opgediept. En zoals dat gaat met waardevolle producten, bedacht de overheid een manier deze te belasten.

Sommige rijke Romeinen, onder wie Vespasianus’ eigen zoon Titus, maakten bezwaar tegen de urinebelasting. Volgens de historicus Suetonius vertelde Titus zijn vader dat hij de belasting weerzinwekkend vond. Vespasianus’ betekenisvolle antwoord? ‘Pecunia non olet’, ofwel: ‘Geld stinkt niet’.