De Nederlandse winters van de twintigste eeuw waren vaak veel kouder dan we ons nu kunnen voorstellen. Jaar na jaar hield strenge vorst het land in zijn greep. Hoe bereidden Nederlanders zich voor op deze kou, en hoe zag het winterse landschap er toen uit? Deze archiefbeelden laten zien hoe mensen die winters beleefden.

De strengste Nederlandse winters

Hoewel de huidige winters zelden streng zijn, kende Nederland in de twintigste eeuw periodes van flinke vorst. In februari 1929 daalde de temperatuur gemiddeld tot –13 graden Celsius en was de Waddenzee zo dichtgevroren dat men van eiland naar eiland kon schaatsen.

Leestip: Hoe de Chinees-Indische keuken Nederland veroverde – vastgelegd in zeldzame archiefbeelden

Ook de winter van 1963–1964 staat bekend als extreem koud: gemiddeld –7 graden, met nachten tot –20. De Elfstedentocht van dat jaar, bekend als de ‘Hel van ’63’, werd slechts door één procent van de bijna 10.000 deelnemers uitgereden.

elfstedentocht 1963
Nijs, Jac. de / Anefo / Nationaal Archief
Ondanks de kou trok de Elfstedentocht veel enthousiaste toeschouwers. Friesland, 1963.
ameland 1929
Spaarnestad Photo / Rechtenvrij / Nationaal Archief
Deze luchtfoto uit 1929 toont Ameland omringd door een ijzige Waddenzee.

Om zulke extreme temperaturen te doorstaan, trok men buiten meerdere lagen dikke kleding aan. Waar moderne winterjassen zijn gemaakt van isolerende en waterdichte materialen, bestond de wintergarderobe van vroeger vooral uit wol. Mensen droegen een borstrok: een dikke wollen ondertrui. Daarnaast droeg men wollen maillots, zware truien, vesten en dikke broeken of rokken, die in lagen over elkaar werden gedragen om de kou zo goed mogelijk buiten te houden.

kinderen spelen op het ijs
Chijs, G.A. van der / Fotobureau Cevirum / Spaarnestad Photo / Nationaal Archief
In de beruchte winter van 1963 gebruikten deze kinderen de opgehoopte sneeuw om eenvoudig in en uit de bevroren grachten te komen.
twee mannen met kinderen in de winter
Spaarnestad Photo / Nationaal Archief
Ook binnenshuis gingen mensen goed voorbereid de winterkou te lijf: met laagjes wollen kleding. Ameland, circa 1940.

Warmte bij de kolenkachel

Vanaf het begin van de twintigste eeuw werd de kolenkachel een van de belangrijkste middelen om binnenshuis warm te blijven. Veel dorpen en steden hadden hun eigen kolenboer om in die behoefte te voorzien. Maar tijdens een kolencrisis trok men naar de haven, waar de boten met kolen lagen. Met een beetje geluk kreeg men dan één of twee zakken mee naar huis.

Kolen moesten zorgvuldig worden gerantsoeneerd. Dat bracht iedere winter hetzelfde dilemma met zich mee: hoeveel stook je om het leefbaar te houden, zonder te veel te verbruiken?

Leestip: Ooit reden trams in bijna elke Nederlandse stad. Waarom verdwenen ze?

Omdat kerken onverwarmd waren, behoorden voetstoven tot de standaarduitrusting om bezoekers tijdens de dienst warm te houden. Een stoof was een kleine houten of metalen kist met binnenin een bakje gloeiende kooltjes die je voeten en schoot verwarmde. Voorafgaand aan de dienst zette de stovenzetter de stoven klaar en vulde hij ze met smeulende kooltjes. Ook thuis zorgde de stoof voor een beetje warmte in de ijskoude vertrekken.

mensen staan om een vuurkorf met kolen
Smits, R.P. (Roeland) / Spaarnestad Photo / Nationaal Archief
Mensen warmen hun handen bij een vuurkorf met brandende kolen op de stoep. Op de korf staat een reclamebord voor deze brandstof van Vermeer & v/d Arend. Rotterdam, januari 1940.
vrouw met voeten op stoof
Spaarnestad Photo / Nationaal Archief
Een vrouw uit Groningen, gefotografeerd in de sneeuw met haar voeten op een stoof. Circa 1920 - 1940.

Nederland loopt vast

Aangezien rivieren en grachten belangrijk waren voor de aanvoer van kolen, kon een strenge winter al snel roet in het eten gooien. Wanneer deze waterwegen dichtvroren, werd de aanvoer van kolen nagenoeg onmogelijk. Tijdens écht strenge winters kon zelfs het Amsterdamse IJ onbevaarbaar worden, waardoor ijsbrekers nodig waren om de ponten te laten varen.

een auto is op het ijs van de gracht gekomen
Rossem, Wim van / Anefo / Nationaal Archief
Een auto is op per ongeluk op de bevroren gracht geraakt bij de Utrechtsestraat. Amsterdam, 1954.
een tram te water in amsterdam
Stadsarchief Amsterdam
De motorwagen van een tram is door een brok sneeuw ontspoord en in het water terecht gekomen. Omstanders kijken aandachtig hoe de tram uit het water wordt gehesen. Amsterdam, 1924.

Ook op straat raakte het verkeer soms volledig ontregeld. Auto’s en vrachtwagens moesten met veel kracht en de hulp van omstanders worden voortgeduwd wanneer ze vast kwamen te zitten. Trams konden door dikke sneeuw en ijsvorming zelfs van de rails raken.

twee personen duwen een kar met melk voort op een slee
Nijs, Jac. de / Anefo / Nationaal Archief
Een melkboer waagt zich aan zijn ronde en vervoert de melk noodgedwongen per slee. Amsterdam, 1962.

De dagelijkse route van de melkboer werd tijdens strenge winters ineens vele malen zwaarder. Handkarren en melk­wagens konden door de dikke sneeuw nauwelijks van deur tot deur worden getrokken. Vaak kwamen ze net als andere voertuigen vast te zitten, maar een ‘melkslee’ bood soms een slimme uitkomst.

Schaatsen en lekkernijen van koek-en-zopie

Natuurlijk zorgde het winterse weer niet alleen voor moeilijkheden; er viel ook veel plezier te beleven. Zodra sloten, rivieren en grachten dichtvroren, bond iedereen zijn schaatsen onder. De bevroren wateren werden ontmoetingsplekken voor iedereen: van kantoorlui tot kinderen.

de bevroren stadhouderskade in amsterdam
Bergmans, Wilko A.G.M. / Spaarnestad Photo / Nationaal Archief
Schaatspret op de bevroren de Stadhouderskade. Amsterdam, 1956.

Die dichtgevroren grachten brachten naast vermaak ook een praktisch voordeel: op schaatsen kon men zich vaak gemakkelijker voortbewegen dan op de besneeuwde straten. Rondom die tijdelijke ijsbanen verschenen kleine stalletjes met warm eten en drinken: de bekende koek-en-zopie.

koek en zopie kraam op een bevroren meer
Fotobureau C. Kramer / Spaarnestad Photo / Nationaal Archief
Een koek-en-zopie tent op een bevroren meer, circa 1930-1950.
een groep schaatsers drinkt wat warms terwijl sneeuw langs op heen neer valt
Spaarnestad Photo / Nationaal Archief
Schaatsers drinken iets warms op een bankje bij een koek-en-zopie, circa 1930.

Deze kraampjes verkochten allerlei lekkernijen om warm te blijven. Zoete traktaties zoals gevulde koeken of kano’s gaven genoeg energie om weer over het ijs te glijden. Onder ‘zopie’ verstond men vaak een warme, alcoholische drank, meestal gemaakt van bokbier, rum en ingrediënten zoals kruidnagel of eieren.

Meer ontdekken? Krijg onbeperkt toegang tot National Geographic Premium en steun onze missie. Word vandaag nog lid!