Braziliaanse soldaten en functionarissen van de overheidsdienst Funai (Fundação Nacional do Índio; ‘Nationale Stichting voor Indianen’) zijn bezig aan een grootschalige actie tegen illegale goudzoekers, die een bedreiging vormen voor geïsoleerde stammen in de meest afgelegen uithoeken van het Amazonegebied. Daarbij hebben de soldaten en beambten ook baggerpontons opgeblazen, bij de afgelegen rivier waar twee maanden geleden een bloedbad onder stamleden zou hebben plaatsgevonden.
Funai-functionarissen meldden dat tijdens een expeditie naar de rivier de Jandiatuba vorige maand tien baggerpontons zijn vernietigd en dertig goudzoekers zijn opgepakt en aangeklaagd. Volgens de beambten werden de goudzoekers hangende het onderzoek op vrije voeten gesteld, waarna de expeditie verder stroomopwaarts trok om naar sporen van een vermeende botsing tussen goudzoekers en de inheemse bevolking van het gebied te zoeken.
De drijvende baggerpontons worden al lange tijd als een bedreiging beschouwd voor de veiligheid van de Flecheiros (‘Pijlmensen’), een cluster van verschillende inheemse stammen die in volstrekte afzondering nog het bestaan van jager-verzamelaars leiden, in het indianenreservaat van de Javari-vallei. Het reservaat, een uitgestrekt gebied van rivierkloven en ongerepte bergjungle in het uiterste westen van Brazilië, heeft de hoogste concentratie van geïsoleerde inheemse stammen ter wereld. De meeste stammen leven verspreid rond de bovenloop van de Jandiatuba en de naburige rivier de Jutaí.
De aanwezigheid van illegale baggermachines aan de oevers van de Jandiatuba kwam in september aan het licht, toen berichten opdoken over een mogelijk bloedbad onder rondtrekkende stamleden door jagers die ten behoeve van de goudzoekers op bushmeat jaagden. De Funai had een buitenpost aan de rivier om de toegang tot het afgelegen Javari-reservaat te controleren, maar door bezuinigingen en een vermindering van het aantal ervaren veldwerkers werd de post in 2014 opgeheven.
Rivierbaggeraars als de machines die bij de recente operatie zijn vernietigd, zijn Willie Wortel-achtige apparaten met boorkranen en enorme zuigslangen die grote schade aan het milieu aanbrengen omdat ze rivieroevers vernielen en giftig afvalwater spuien.
De operatie van de regering had niet alleen tot doel de rivier te ontdoen van de goudzoekers en hun verwoestende machines, maar ook om de verlaten buitenpost te heropenen, volgens functionarissen een cruciale maatregel om de orde in dit Wilde Westen van Brazilië te herstellen. Een kleine groep soldaten en beambten bleef achter om de buitenpost opnieuw in te richten, omdat veel materiaal van de plek was weggehaald – waarschijnlijk door garimpeiros, zoals de goudzoekers worden genoemd.
“Het zal zeker twee maanden duren om de basis weer helemaal in orde te krijgen,” zei Bruno Pereira, de regiocoördinator van de Funai die nauw samenwerkt met het ‘Front voor Etnisch Behoud en Milieubescherming van de Javari-vallei’, aangestuurd door de Afdeling Geïsoleerde en Recent Gecontacteerde Indianen van de Funai. De afdeling heeft in het hele Braziliaanse Amazonegebied nog tien andere ‘fronten’ ingesteld, in gebieden waar het bestaan van geïsoleerde stammen is bevestigd. Onder de huidige regering van president Michel Temer hebben bezuinigingen op het budget van de Funai een negatieve invloed gehad op de mogelijkheid om deze fronten te bemannen en te runnen.
Vanuit het afgelegen grensstadje Tabatinga vertelde Pereira over de telefoon dat de expeditie verder stroomopwaarts was getrokken om zich te informeren over de situatie van de Pijlmensen. Terwijl het team zich een weg door de dichte jungle baande, stuitte het overal op sporen van de geïsoleerde stam, waaronder voetafdrukken, aardewerk en grote moestuinen met cassave, suikerriet en yams. Niets wees erop dat er iets niet klopte. De functionarissen kwamen tot op circa anderhalve kilometer van een geïsoleerd dorp in het gebied waar het bloedbad zou hebben plaatsgevonden. “We zagen niets dat op ernstige onlusten wees,” zei Pereira. “Integendeel, alles leek normaal te zijn.”
In overeenstemming met het aloude Braziliaanse beleid om contact met geïsoleerde stammen te vermijden, trok de expeditie zich terug nadat ze de aanwezigheid van de stam had bevestigd en had vastgesteld dat alles in orde was. Evenals andere geïsoleerde stammen in de meest ontoegankelijke delen van het Amazonegebied blijven de Pijlmensen zeer kwetsbaar voor verschillende besmettelijke ziekten, waartegen ze geen natuurlijke afweer hebben opgebouwd, en voor mogelijk gewelddadige aanvallen door buitenstaanders. Van de tientallen geïsoleerde stammen waarvan het bestaan door de Funai is bevestigd, zijn de Pijlmensen misschien wel de meest geheimzinnige. Niemand weet welke taal ze spreken, tot welke etnische groep ze behoren of hoe ze zichzelf noemen.
Het Javari-reservaat is het op één na grootste officieel erkende inheemse territorium van Brazilië en beslaat een gebied dat iets groter is dan Oostenrijk. Door zijn geografische kenmerken – waaronder het feit dat alle belangrijke waterwegen hier richting het oosten stromen – is het een van de meest ongerepte en gemakkelijk te controleren wildernissen in het Amazonegebied. Eind jaren negentig van de vorige eeuw brachten functionarissen het reservaat in kaart, waarna vier controleposten op strategische plekken langs de hoofdrivieren werden opgezet om het grootschalig binnendringen van goudzoekers, mijnwerkers en industriële vissers te voorkomen, zodat de geïsoleerde inheemse stammen in het gebied niet in hun bestaan gestoord zouden worden.
“Toen het Javari-reservaat werd afgebakend, gebeurde dat met het doel om al deze stroomgebieden te beschermen,” zei Sydney Possuelo, de bekende onderzoeker en oprichter van de Afdeling voor Geïsoleerde en Recent Gecontacteerde Indianen, toen ik hem in 2002 sprak tijdens een Funai-expeditie met het doel meer te weten te komen over de Flecheiros. “Het verspreidingsgebied van al deze stammen ligt aan één kant van de waterscheiding. Vandaar deze afbakening.”
Bloedbad of niet?
Berichten over een mogelijk bloedbad onder de Pijlmensen bereikten de Funai in augustus, nadat mijnwerkers in een grensstadje hadden opgeschept over het doden van ‘wilden’, onder wie vrouwen en kinderen, langs de oever van de Jandiatuba. Ook hadden ze voorwerpen van hun slachtoffers als trofeeën meegenomen. Volgens de berichten hadden de garimpeiros de lichamen in stukken gesneden en in de rivier gegooid om elk spoor van hun misdaden uit te wissen.
Meerdere verdachten werden ondervraagd door de federale politie en het OM. In hun huizen werden een met de hand gemaakte peddel en potten van klei aangetroffen, van het soort dat door geïsoleerde stammen wordt gebruikt. Maar de verdachten hielden vast aan hun onschuld. Volgens een bron dichtbij het onderzoek die anoniem wilde blijven, beweerden de verdachten dat ze de voorwerpen tijdens de jacht hadden gevonden in een boomstamkano die op de oever van de rivier was achtergelaten. “Ze vertelden allemaal hetzelfde verhaal,” zei de bron. “De garimpeiros hebben niets bekend.”
De aantijgingen werden verder in twijfel getrokken door ervaren veldwerkers, die zeiden dat het opscheppen over uitzinnige daden niet ongebruikelijk is onder dronken kolonisten, wanneer ze na weken in de jungle naar het stadje terugkeerden. Onderzoekers die dat soort verhalen op waarheid controleren, vinden vaak geen bewijs voor de sterke verhalen.
Enkele Funai-beambten en andere commentatoren hebben scherpe kritiek geuit op de aanpak van het onderzoek. Zo werd er destijds geen poging ondernomen om de plaats delict direct te bereiken. De politie beperkte haar onderzoek tot een vlucht over het gebied en het ondervragen van verdachten en anderen uit het grensstadje São Paulo de Olivença, waar volgens officiële berichten “iedereen in angst leeft” en niemand de lucratieve goudwinning die de plaatselijke economie aanjaagt, met zijn getuigenissen wil ondermijnen.
Tot nu toe zijn geen duidelijke bewijzen gevonden voor de berichten over een bloedbad. Functionarissen weigeren verder in de gaan op het onderzoek, dat nog niet is afgesloten. Maar ze erkenden wel hoe lastig het is zo’n onderzoek in de afgelegen wildernis als die van de Javari-vallei uit te voeren. “Het is een gebied dat moeilijk toegankelijk is, wat alles veel gecompliceerder maakt,” zei Pablo Luz de Bertrand, de federaal aanklager in Tabatinga die de aantijgingen moet onderzoeken. “Er zijn geen wegen. Je kunt er alleen per vliegtuig of boot komen. Voor een onderzoek is veel meer logistiek nodig.”
Ook al zouden de onderzoekers snel ter plaatse zijn geweest, dan zou hun zoektocht naar harde bewijzen van een misdaad alsnog zijn bemoeilijkt door de enorme afstanden in het Amazonegebied, de lage bevolkingsdichtheid en vleesetende vissen.
“De manier waarop je een misdaad in een stedelijke omgeving onderzoekt, werkt niet in het Amazonegebied,” zegt Felipe Milanez, expert in milieuconflicten van de Universidade Federal do Recôncavo de Bahia, die in september het bericht over het vermeende bloedbad naar buiten bracht. “In het Amazonegebied gooi je een lichaam in de rivier en is dat lichaam door al die piranha’s en andere dieren in twee dagen verdwenen. Maar betekent dat ook dat er niets is voorgevallen?"
Funai-functionarissen zijn opgetogen over de resultaten van de expeditie. De baggerpontons langs de Jandiatuba zijn vernietigd en de goudzoekers zijn verjaagd. Voorlopig.
Maar de financiering van het bureau werd vorig jaar gehalveerd. De regering van president Temer heeft geen geheim gemaakt van haar afkeer van milieu- en indianenkwesties die de ontwikkeling van de landbouw, mijnbouw en andere industriële activiteiten in het Amazonegebied tegenhouden. In het uiterste noorden van de deelstaat Roraima zijn honderden avonturiers afgekomen op een plek waar goud is gevonden, in een afgelegen gebied dat gevaarlijk dichtbij een van de laatste geïsoleerde stammen van de Yanomami-indianen ligt.
Beambten van de Funai die tot taak hebben het gebied van de Yanomami te beschermen, zijn onthutst over het feit dat er weinig wordt gedaan om de goudkoorts tegen te gaan. “Het breidt zich uit als kanker,” zegt veldwerker Guilherme Gnipper. “De Funai heeft amper de middelen om zijn kantoren open te houden.”