Ergens in 1962 schoot een eenmotorige Cessna boven Green Bank, West Virginia, in een duikvlucht richting de aarde.
Het vliegtuigje verscheen vanuit het niets, op een verder doodgewone en wat bewolkte dag. Terwijl de Cessna naar beneden zoefde, zag de piloot een onmogelijk landingsbaan voor zich opdoemen, een strook grond die met een bulldozer in het omringende akkerland was gebaand. Hij trok op, richtte het vliegtuigje op de krakkemikkige landingsstrip en wist de Cessna met wat kunst en vliegwerk veilig aan de grond te zetten. Trillend op z’n benen stapte hij uit de cockpit en keek eens goed om zich heen.
Tussen glooiende heuvels en een handvol boerderijen verrees een groep grote radiotelescopen in het landschap. Eén ervan had de piloot ternauwernood weten te ontwijken: een reusachtig bouwsel met een schotel die een doorsnede van ruim negentig meter had. Een andere, kleinere en minder opvallende schotel was zojuist gebruikt om de kosmos af te speuren op de eerste signalen van intelligent buitenaards leven.
“Ik dacht dat ik droomde of dat ik al dood was,” vertelde de piloot aan mijn vader, Frank Drake, die destijds de leiding had over de telescopen die verspreid in het akkerland stonden.
De piloot, een majoor van de Amerikaanse luchtmacht die op een routinevlucht in de problemen was gekomen, was per ongeluk geland in een gebied dat werd beheerd door het National Radio Astronomy Observatory. Daar werkten wetenschappers aan kosmologisch onderzoek dat voor die tijd baanbrekend was, in het hart van de National Radio Quiet Zone, een gebied van radiostilte met een oppervlakte van bijna 34.000 vierkante kilometer dat in 1958 door de federale overheid was ingesteld.
Ook vandaag de dag is het gebruik van radio en wifi binnen deze zone grotendeels verboden; rond het observatorium zelf zijn de restricties nog strenger. De auto’s waarmee de groep telescopen van het observatorium wordt bevoorraad en onderhouden, maken deel uit van een wagenpark uit de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw of zijn trucks met dieselmotoren, want de bougies in moderne benzinemotoren verstoren de signalen die de astronomen hier hopen op te vangen.
Daarom is binnen de zone ook het gebruik van mobiele en draadloze telefoons en digitale camera’s verboden, staan de paar zeldzame magnetrons in vreemde metalen kooien die stoorsignalen blokkeren – en praten de mensen die in Green Bank wonen en werken nog gewoon van persoon tot persoon met elkaar.
De fotografen Paul Kranzler en Andrew Phelps brachten in 2015 enkele weken in Green Bank door om deze plek vast te leggen voor hun onlangs verschenen boek The Drake Equation, genoemd naar de formule waarmee het aantal waarneembare beschavingen in de Melkweg berekend kan worden. (Een jaar voordat die piloot opdook, was mijn vader op de formule gekomen.)
“Paul en ik zijn beiden geïnteresseerd in het fotograferen van landschappen die grote invloed hebben op de mensen die er wonen,” zegt Phelps, die de torenhoge telescopen in deze vallei in de Appalachen vergelijkt met reusachtige paddenstoelen. “De vallei was de ideale plek om te onderzoeken hoe de wetenschap de ontwikkeling van dit dorpje heeft vormgegeven – of misschien heeft stilgezet – en hoe de bevolking van het gebied zo divers is geworden, van astrofysici en berenjagers tot mensen die beweren overgevoelig voor elektriciteit te zijn.”
In Green Bank verloopt de tijd op een wat vreemde manier. Een halve eeuw geleden, toen de inwoners van West Virginia trots hun nieuwe wasmachines op veranda’s begonnen uit te stallen, waren onderzoekers van het Amerikaanse National Radio Astronomy Observatory (NRAO) hier bezig met het Project Ozma, de eerste wetenschappelijk verantwoorde zoektocht naar slimme groene mannetjes. Andere teams bestudeerden de planeten, tuurden naar het centrum van de Melkweg en onderzochten onze dichtstbijzijnde ster.
Tegenwoordig vormen het dorpje Green Bank – dat momenteel zo’n 150 inwoners telt – en het gelijknamige observatorium een niet minder vreemd en wonderbaarlijk stel.
De wetenschap die in het Green Bank Observatory wordt beoefend, is nog altijd baanbrekend. Teams gebruiken ’s werelds grootste richtbare radiotelescoop om onderzoek te doen naar sterrenstelsels op miljarden lichtjaren van de aarde,razendsnel roterende dode sterren, fundamentele natuurkunde en sporen van buitenaardse wezens. Maar het dorp zelf is in die tientallen jaren amper veranderd. Het is misschien iets groter geworden en heeft nu een supermarktje en een pizzabezorgservice, maar de inwoners moeten het nog altijd doen zonder de technologie die het moderne dagelijkse leven in het Westen bepaalt en soms overweldigt.
Green Bank is ook een van de weinige toevluchtsoorden op aarde voor mensen die lijden aan een mysterieuze en omstreden ziekte met de naam ‘elektromagnetisch hypersensitiviteitssyndroom’. Bij deze ziekte zou de energie van draadloze verbindingen tot jeuk, hoofdpijn, vermoeidheid en andere aandoeningen leiden. Hoewel maar weinig wetenschappers en artsen ervan overtuigd zijn dat de ziekte door wifi-verbindingen wordt veroorzaakt, is een aantal mensen naar Green Bank gevlucht om verlichting van hun symptomen te zoeken.
“We hebben een paar mensen ontmoet die met geloofwaardige verhalen kwamen, en we hadden het idee dat ze dit niet deden uit overtuiging maar uit noodzaak. Het verhaal van andere mensen klonk daarentegen alsof ze altijd al ergens voor op de vlucht zijn geweest,” zegt Phelps.
“We hebben welgestelde mensen leren kennen die hier prachtige huizen hebben neergezet, en gezinnen die in kleine stacaravans in de bossen wonen. We kwamen architecten, piloten, artsen en ex-militairen tegen die naar eigen zeggen naar dit gebied zijn verhuisd om eindelijk zonder klachten te leven.”
Kranzler en Phelps beschrijven dat alles in hun boek. Aan de hand van hun foto’s begint de fascinerende en verwrongen realiteit van Green Bank op te doemen. Maar zoals met alle buitenissige wereldjes is dit een plek die je moet ondergaan om hem te kunnen begrijpen. Phelps herinnert zich dat hij hier op een mooie dag ’s ochtends aan een avontuurlijke berenjacht begon en ’s avonds in een van de schotels van de Green Bank Telescope stond.
“Ik stond in het midden van dit prachtige wetenschappelijke instrument van duizenden vierkante meters,” vertelt hij, “en keek uit over de bossen, waar we nog maar een paar uur eerder met jachthonden doorheen waren gerend. Het was een bijna surrealistische ervaring.”
Dit verhaal werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com