Dit artikel verscheen in National Geographic Historia editie 4, 2018
De ontelbare godheden van het Egyptische pantheon namen de vorm aan van alle dieren die in het Nijldal te vinden waren, van piepklein tot groot en imposant. Sommige soorten waren nuttig voor de mens, andere waren angstaanjagend.
Fantasiewezens
Het Egyptische pantheon kende vele goden met een fantasiegedaante. Hier zijn verschillende hybride godheden te zien. Sommige hebben een menselijk gezicht op het lichaam van een dier, zoals ook de beroemde Sfinx van Giza, met haar leeuwenlijf en menselijke hoofd, de de god Harmachis voorstelt. De mysterieuze Seth is een geval apart: het is niet duidelijk wat voor dier we in hem moeten zien.
Vliegende goden
In hun pantheon hadden de Egyptenaren een geprivilegieerde plek voor de roofvogels, vooral voor valken, maar ook wouwen. Hun roep werd beschouwd als de klaagzang van de godinnen Isis en Nephthys. Ook waren er aaseters, zoals de aasgier, en trekvogels, zoals de ibis.
Watergodheden
De Nijl was een onuitputtelijke inspiratiebron voor de godheden uit het Egypte. Nederige diersoorten als vissen en kikkers speelden een rol, maar de Egyptenaren hadden een voorkeur voor imposantere en gevaarlijkere soorten waterdieren, zoals nijlpaarden en krokodillen.
Kat- en hondachtigen
De lijst van katachtigen in de Egyptische religieuze kunst is erg uitgebreid. Hij omvat katten – die in verband worden gebracht met de verwoestende kracht van de farao in de oorlog, of met de god Re, zoals de Grote Kat van Re, die de angstaanjagende slang Apep doodt -, leeuwen, luipaarden en cheeta’s. Jakhalzen en honden werden al vroeg in verband gebracht met de necropolis. Men dacht dat ze de doden naar het hiernamaals begeleidden.
Gehoornde godheden
Het Egyptische pantheon kende een veelheid aan gehoornde dieren. Al vanaf de vroegste tijden was de stier nauw verbonden met de farao's, terwijl koeien, die werden gezien als voedstergodinnen, met het moederschap werden geassocieerd. Rammen stonden voor de regenererende kracht van water.
Lees het hele artikel in National Geographic Historia editie 4, 2018