Tussen circa 650 en 250 v. Chr. offerden de oude Egyptenaren verbijsterende aantallen ibissen aan Thoth, de god van de toverkunst en de wijsheid die werd uitgebeeld met het lichaam van een mens en de herkenbare kop van een vogel met een lange snavel. Archeologen hebben letterlijk miljoenen van deze votiefoffers op Oudegyptische begraafplaatsen gevonden. De ibismummies werden begraven nadat ze aan Thoth waren geofferd als smeekbede voor genezing, een lang leven of zelfs oplossingen voor liefdesproblemen.
“Ik vergelijk het vaak met het branden van een kaarsje in een christelijke kerk,” zegt archeoloog Francisco Bosch-Puche van de University of Oxford, die deel uitmaakt van een team dat op de necropolis van Dra Abu el-Naga duizenden mummies van heilige ibissen heeft opgegraven. “De ibismummie herinnerde de god eraan dat hij zich over jou moest ontfermen.”
Gezien de reusachtige schaal waarop de ibissen werden geofferd, nemen veel egyptologen aan dat de vogel – en met name de Afrikaanse heilige ibis (Threskiornis aethiopicus) – op grote boerderijen doelgericht werd gefokt. Die aanname wordt gesteund door archeologische en literaire aanwijzingen voor grootschalige vogelfokkerijen. Maar uit een onderzoek dat vorige week in het tijdschrift PLOS ONE is gepubliceerd, blijkt dat de meeste ibissen in het wild werden gevangen en daarna mogelijk korte tijd op boerderijen werden gehouden voordat ze werden geofferd en gemummificeerd. Het nieuwe onderzoek naar de herkomst van zulke grote aantallen vogels zou gevolgen kunnen hebben voor de manier waarop egyptologen naar de grootschalige mummificatie van dieren in het oude Egypte kijken en ook inzicht kunnen bieden in de vraag waarom de heilige ibis in Egypte uiteindelijk uitstierf.
In het onderzoek onder leiding van paleogenetica Sally Wasef van het Australian Research Centre for Human Evolution van de Griffith University werd het DNA van veertig gemummificeerde ibissen uit zes Egyptische graven uit de periode rond 481 v. Chr. geanalyseerd. De onderzochte mummies kwamen onder andere uit Sakkara (waar ruim anderhalf miljoen ibismummies liggen begraven) en Tuna el-Gebel (met naar schatting vier miljoen ibismummies). Het oude DNA werd vervolgens vergeleken met 26 DNA-monsters van moderne heilige ibissen uit populaties buiten Egypte.
De analyse onthulde dat de gemummificeerde vogels uit het oude Egypte een genetische diversiteit vertoonden die vergelijkbaar is met die van moderne wilde populaties in de rest van Afrika. Als de vogels zich op grote fokkerijen zouden hebben voortgeplant, zo stellen de onderzoekers, zouden ze na enkele generaties een steeds geringere genetische diversiteit hebben vertoond en kwetsbaarder zijn geworden voor welbekende vogelziekten – een situatie die zich tegenwoordig in de industriële pluimveefokkerij voordoet.
“De genetische variaties vertoonden geen enkel patroon van langdurige fokpraktijken, zoals we die nu bij grootschalige kippenfokkerijen zien,” zegt Wasef, die erop wijst dat áls de ibissen op boerderijen werden gehouden, ze hooguit gedurende korte tijd gevangen zaten voordat ze werden geofferd en bijgezet.
Maar archeoloog Bosch-Puche, die niet bij het nieuwe onderzoek was betrokken, denkt dat de vogels wel degelijk in gevangenschap werden gefokt, waarbij hij wijst op geheelde botbreuken en infectieziekten die bij gemummificeerde ibissen zijn aangetroffen. Die doen namelijk sterk denken aan verwondingen en aandoeningen die worden gevonden bij moderne populaties dieren in gevangenschap met een geringe genetische diversiteit. Zulke gewonde en zieke vogels zouden in het wild nooit hebben kunnen overleven, omdat ze niet konden jagen of aan roofdieren konden ontsnappen.
Volgens Bosch-Puche was Egypte in de periode van 650 tot 250 v. Chr. feitelijk één grote “mummiefabriek”. “Er werden zelfs pasgeboren dieren gemummificeerd, die niet de tijd kregen om tot wasdom te komen omdat de Egyptenaren zulke grote aantallen van deze dieren nodig hadden,” zegt hij.
Het nieuwe onderzoek duidt er volgens hem op dat wilde ibissen misschien werden aangelokt door het voedsel dat op bestaande ibisfokkerijen aanwezig was, waardoor het voor de oude Egyptenaren eenvoudiger was om grote aantallen van de vogels te vangen en de populatie in gevangenschap aan te vullen. “We hebben het nog altijd over miljoenen vogels op diverse locaties in heel Egypte, dus ik ben er niet van overtuigd dat ze uitsluitend afhankelijk waren van de jacht op wilde ibissen,” zegt hij.
Volgens Aidan Dodson, buitengewoon hoogleraar egyptologie aan de Bristol University, druisen de nieuwe gegevens weliswaar in tegen aloude ideeën over de manier waarop de oude Egyptenaren deze vogels op grote schaal konden offeren en mummificeren, maar is dit DNA-onderzoek wel de eerste objectieve analyse op dit gebied.
“Het idee dat ibissen werden gefokt, is gewoon een veronderstelling die is bedacht om de enorme aantallen mummies te kunnen verklaren. Het is geen aanname die is gebaseerd op enig archeologisch of literair bewijs,” zegt Dodson. Als de Egyptenaren de ibissen niet fokten maar in het wild vingen, moeten egyptologen daarvoor een “ander sociaal mechanisme” als verklaring aandragen, zegt hij.
Het nieuwe DNA-onderzoek kan ook antwoord geven op de vraag waarom de heilige ibis halverwege de negentiende eeuw in Egypte uitstierf. Tot nu toe gingen onderzoekers ervan uit dat de vogel uitstierf omdat het klimaat in Egypte langzaam droger werd, wat ten koste ging van het drasland waaraan deze vogels de voorkeur geven, zegt Wasef.
“Habitatverlies kan niet de enige verklaring zijn, want deze vogels kunnen zich aanpassen en hun voedsel ook op vuilnisbelten van mensen zoeken, dus waarom is dit gebeurd?” zegt Salima Ikram, archeologe aan de American University in Caïro en medeauteur van het nieuwe onderzoek. “Het maakt deel uit van de grote puzzel wat betreft de interactie tussen mens en dier en de invloed daarvan op het milieu.”
Ga in november mee op reis door de geschiedenis tijdens History Month. Natgeo.nl/historymonth
Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com