Dit artikel verscheen in National Geographic Historia editie 2, 2020.
In de 5de eeuw voor Christus stelde Diagoras van Melos dat het beter was te sterven dan verslaafd te raken aan opium. De Griekse filosoof wilde waarschuwen voor een risico dat ook vandaag de dag goed bekend is: drugs gebruik leidt tot een verslaving die gevaarlijk is voor de gezondheid. Maar er werd niet veel aandacht besteed aan zijn waarschuwingen. In de Oudheid en in het bijzonder tijdens het Romeinse Keizerrijk circuleerden talloze soorten drugs vrijelijk door het Middellandse Zeegebied. Het gebruik ervan was niet strafbaar, behalve wanneer ze als gif werden ingezet om iemand iets aan te doen of te doden.
In de Oudheid werden de middelen die we tegenwoordig drugs noemen tot de geneesmiddelen gerekend, een grote verscheidenheid aan natuurlijke stoffen die bepaalde effecten op mensen had den. De werken van Hippocrates definiëren medicijnen als ‘stoffen die een bepaalde werking hebben, zoals koelen, verwarmen, drogen, bevochtigen, samentrekken en ontspannen of slaperigheid veroorzaken’. Daarom werden drugs gebruikt als ontspanningsmiddel, medicijn of als geneeskrachtig drankje.
Erfenis uit het oosten
Auteurs zoals Plinius de Oudere en de Griekse arts Pedanius Dioscorides catalogiseerden ongeveer duizend verschil lende medicijnen, waaronder alruin, bilzekruid, wolfskers, doornappel, waterscheerling, monnikskap, giftige paddenstoelen, wijn, cannabis en opium. Ze beschreven de kenmerken en de oorsprong ervan, en hoe ze dienden te worden geconsumeerd: als afkooksel, of als thee, als kompres, als poeder, in de vorm van oliën of als therapeutisch bad of door inhalatie. Aan mandragora (alruin) werden bijvoorbeeld verschil lende therapeutische werkingen toegeschreven. Van deze plant at men de bladeren en de wortels vanwege hun verdovende werking.
De doornappel was oorspronkelijk afkomstig uit het gebied rond de Kaspische Zee. Deze had de opvallende eigenschap zeer sterke hallucinaties te veroorzaken. Daarnaast was het ook een geneesmiddel bij het bestrijden van ademhalingsproblemen zoals astma. Wolfskers werd vaak gebruikt als huis middeltje, bijvoorbeeld als slaapmiddel of pijnstiller bij kiespijn. Maar het is ook bekend dat het sap van de vruchten door jongeren werd gebruikt als genotsmiddel.
De drugs die het meest door Grieken en Romeinen werden geconsumeerd, waren opium en cannabis. Al millennia lang wordt cannabis beschouwd als mysterieus, heilig en zelfs duivels. De expansie van de Grieken en Romeinen over het oostelijke Middellandse Zee gebied bracht hen in contact met de consumptie van deze plant. Cannabis werd in bepaalde religieuze riten gebruikt als wierook, in de zin van de Latijnse uitdrukking per fumare: om te roken. Bij het inademen van de stoffen die bij de verbranding van de drugs vrijkwamen, werd een ontspannende, hallucinogene of stimulerende werking ervaren. De relatieve schaarsheid van cannabis op de mediterrane markten leidde ertoe dat het als een luxe product werd beschouwd.
Dankzij de arts Galenus weten we dat het een gebruikelijk geschenk was onder de Romeinse elite, die van de Atheners de gewoonte hadden overgenomen om cannabis uit te delen bij allerlei bijeenkomsten. Bij banketten werd cannabis zeer gewaardeerd om zijn hallucinogene effecten.
Volgens de mythe gebruikte Helena van Troje opium om de aanwezigen van een door Menelaos aangeboden banket in een staat van ontspanning te brengen. Ze mengde het middel met wijn om de drug te camoufleren. De inname veroorzaakte lethargie en de gasten ‘ver goten heel de dag geen enkele traan, zelfs niet als hun moeder en vader zouden sterven door de hand van de vijand’, aldus Homerus in de Odyssee. De Romeinse natuuronderzoeker Plinius de Oudere beschrijft op zijn beurt de therapeutische eigenschappen van cannabis: deze diende om de gewrichten te ontspannen en de pijn te verlichten bij jicht. In het geval van brandwonden werd aanbevolen om de plant ruw op de huid aan te brengen. Cannabis werd ook voorgeschreven als een remedie tegen impotentie.
De hegemonie van opium
De Grieken gaven de naam opium aan de stof die werd verkregen uit opium papaver (bolpapaver, Papaver somniferum). Opium was alom aanwezig in de samenlevingen van de Oudheid. Men zei dat Asklepios, de Griekse god van de geneeskunde, de geheimen van de opiumpapaver aan de stervelingen ont hulde. Anderen schreven de ontdekking toe aan Hermes, de god van de reizigers en de handel. Alexander de Grote zou het gebruik van dit medicijn in het Middellandse Zeegebied hebben geïntroduceerd. Hij leerde het kennen tijdens zijn veroveringstochten in Azië.
De auteurs Herodotus, Hippocrates en Theophrastus beschrijven de plant en de verschillende toepassingen ervan op medisch gebied. Andere auteurs – zoals Heraclides van Tarente, arts van Philippos I van Macedonië̈, of Pedanius Dioscorides – benadrukten medicinaal gebruik als een kalmerings- en slaapmiddel. Plutarchus noemde ook opium en alruin als de meest gebruikte ver dovende middelen om in slaap te komen. Zelfs Ceres, de godin van de landbouw, hielp het Romeinse volk bij zijn conflict met de Carthagers, door
Hannibal drugs te laten gebruiken met de bedoeling om hem zo ver mogelijk weg van Rome te houden. Zo schreef de dichter Silius Italicus het althans in de Punica, zijn epos over de Tweede Punische Oorlog: ‘In de hoorn heeft ze het sap klaargemaakt en snelt ze ’s nachts geluidloos naar de Carthaagse tent waar ze het middel over zijn ogen uitgiet.’
De perfecte drug
Hoewel de oosterse variëteiten van deze drugs altijd het populairst waren, pasten de Grieken en Romeinen ze ook aan voor hun land. Er wordt gezegd dat Tiberius naar Capri verhuisde om de uitstekende opium te kunnen gebruiken die op het eiland werd geproduceerd, en die eeuwen eerder was geplant door de eerste Griekse kolonisten. Dioscorides en Plinius beschreven de eigenschappen van het echte product om zo imitaties van de oosterse medicijnen te kunnen herkennen. Ze benadrukten de kneed baarheid, de kracht en het aroma van het geëxtraheerde sap en waren van mening dat de beste opium gemakkelijk in water oplost of in de eerste zonnestralen smelt. Plinius beweerde dat opium ‘altijd de gunst van de Romeinen genoot’, en dit was ook wat de keizers uit de 1ste en 2de eeuw lieten zien. Lijfartsen bereidden verschillende op opium gebaseerde producten voor hun vorsten. Er wordt gezegd dat Filonius, de arts van Augustus, een samengesteld medicijn of theriak uitvond dat zijn naam droeg. Het bestond uit witte peper, honing, spinazie en opium. De arts van Nero, Andromachus van Kreta, creëerde de antidotus tranquillans, gemaakt met dertig procent opium. Wat al deze medicijnen gemeen hebben, is dat ze leidden tot verslaving.
Lees meer over drugs in de Oudheid in National Geographic Historia editie 2, 2020.