Dit artikel verschijnt in de januari 2020 editie van National Geographic Magazine.
Het is kersttijd. De etalages staan weer vol met kerstbomen, kerstmannetjes en engelen. Over winkelstraten zijn lichtsnoeren gedrapeerd en iedereen hoopt op een dik pak sneeuw.
Van de meeste kerstsymbolen is de oorsprong duidelijk. De dennenboom en de sneeuw horen bij het seizoen, de Kerstman is de Amerikaanse versie van Sint-Nicolaas. De ster was de ster van Bethlehem, die de geboorte van Jezus aankondigde.
Wat was de ster van Bethlehem?
Die ster was opgemerkt door de Wijzen uit het Oosten. Volgens het evangelie van Mattheus herkenden zij het verschijnsel als een aankondiging van de geboorte van de nieuwe Koning der Joden. Ze volgden "jezus ster" de ster om hem eer te bewijzen: ‘En zie, de ster, die zij in het Oosten hadden gezien, ging voor hen uit, totdat zij boven de plaats waar het Kind zich bevond, stil bleef staan.’
De ‘drie Wijzen’, Balthasar, Caspar en Melchior, waren waarschijnlijk sterrenkundigen. Of tenminste, wat er in die tijd voor doorging: astrologen. Het bepalen van de positie van lichtbronnen aan het firmament (astronomie) en deze uitleggen als oorzaak van aardse zaken (astrologie) was destijds al een populaire bezigheid. Nu sta ik op zijn zachtst gezegd sceptisch tegenover astrologie, maar ik ben wel benieuwd. Was de Kerstster een gebeurtenis in het heelal waarvan de oorsprong te herleiden valt? Er bestaan verschillende mogelijkheden. Eén ding lijkt wel zeker: de ster van Bethlehem was geen ster.
Één optie is dat de ‘ster’ een komeet was: een bevroren modderbal uit de begintijd van het zonnestelsel. Als kometen dichter bij de zon komen, verdampt het ijs uit het binnenste en licht het stof op dat verdampt van het oppervlak. Ze zijn dan soms een tijdje helder zichtbaar, in het fraaiste geval vergezeld van een lichtende staart. Dat de Kerstster een komeet was, is onwaarschijnlijk. Bekende kometen als Halley waren rond het jaar nul niet zichtbaar, weten we nu. Bovendien werden kometen alom gezien als een teken van onheil, niet als een heuglijke aanleiding voor een kraambezoek.
Een alternatieve uitleg is dat de ‘nieuwe ster’ een supernova was: een zware ster die aan het eind van haar leven implodeert tot een ultracompacte neutronenster of een allesopslokkend zwart gat. De buitenste schillen van de ster worden tijdens een supernova door de vrijkomende energie weggeblazen. Als zo’n geweldige explosie binnen onze Melkweg plaatsvindt, is deze wekenlang aan de hemel zichtbaar als een helder lichtpunt. De uitgebrande supernovaresten zijn nog duizenden jaren erna waar te nemen met een röntgentelescoop. Het is wel een ongezellig idee als de Kerstster eigenlijk een zwart gat is. Voor fans van de kerstgedachte heb ik een geruststellende mededeling: wij kennen weliswaar één supernovarest afkomstig van het begin van onze jaartelling, maar deze staat aan de zuidelijke sterrenhemel. Deze explosie kan door de magiërs daarom nooit zijn opgemerkt.
Er is nog een derde mogelijkheid, volgens veel sterrenkundigen de waarschijnlijkste. In het jaar 6 v.Chr. was er een bijzondere ‘samenstand’ van Jupiter en Saturnus. De planeten, zichtbaar als heldere lichtpunten, kwamen vlak voor zonsopgang vlak na elkaar op boven de oostelijke horizon. Dit gebeurde elke ochtend, een paar weken lang. Zo’n samenstand was in de astrologie een omen van belangrijk nieuws. Zelfs het dubieus klinkende verslag dat de Kerstster – het koppel planeten, dus – de Wijzen ‘voorging en bleef stilstaan’ wordt nu aannemelijk. De aarde beweegt namelijk sneller dan Jupiter en Saturnus rond de zon en haalde de planeten als het ware in de binnenbocht in. Ten opzichte van de sterren leken de planeten daardoor van dag tot dag langzamer te bewegen, om uiteindelijk stil te staan en de andere kant op te gaan.
De ster van Bethlehem was dus waarschijnlijk een planeet – sterker nog, twee planeten. Best toepasselijk dus, die ballen in de kerstboom.