Extreme altruïsten aan de ene kant en psychopaten aan de andere kant staan voor onze beste en slechtste neigingen. Aan de ene kant van het morele spectrum heb je zelfopoffering, gulheid en andere nobele karaktertrekken; aan de andere kant egoïsme, gewelddadigheid en destructieve neigingen.
Wetenschappers denken dat bij mensen de neiging om elkaar te helpen is ontstaan doordat de groep alleen kon overleven als er werd samengewerkt. Maar diezelfde groep moest ook met andere groepen concurreren om aan voedsel te komen. Daarom was het net zo essentieel dat mensen bereid waren tegenstanders te verwonden of te doden. “Wij zijn de sociaalste, maar ook de gewelddadigste soort op aarde”, zegt sociaal neuroloog Jean Decety. “Beide aspecten waren noodzakelijk om te overleven.”
Eeuwenlang was het denken over oorsprong en verschijningsvormen van goed en kwaad het domein van filosofen en theologen. Maar sinds enkele decennia houden ook natuurwetenschappers zich ermee bezig. Zowel goed als kwaad lijkt te maken te hebben met een essentiële emotie: empathie. Dat is het intrinsieke vermogen van het brein om te ervaren wat een ander voelt.
Dankzij onze empathie zijn we in staat tot medeleven en voelen we ons genoodzaakt hulp te bieden als iemand het moeilijk heeft. Tegelijk is vastgesteld dat gewelddadig, psychopathisch en antisociaal gedrag is terug te voeren op een gebrek aan empathie, waarvan de oorzaak mogelijk bij defecte neurale netwerken ligt.
Een tekort aan inlevingsvermogen lijkt de kern te zijn van psychopathisch gedrag. Maar als dat al is terug te vinden bij jonge peuters, betekent dat dan dat het kwaad in onze genen zit en elk moment kan toeslaan? Het antwoord hierop is niet eenduidig. Net als bij veel andere stoornissen speelt zowel nature (aanleg) als nurture (opvoeding) een rol.
Onderzoek met tweelingen heeft uitgewezen dat de kille trekken die sommige kinderen en adolescenten tentoonspreiden, zijn terug te voeren op hun genen. Maar onderzoek onder 561 kinderen van moeders die zelf een geschiedenis van antisociaal gedrag hadden, wees uit dat de kinderen die waren beland in een warm, liefdevol pleeggezin veel minder vaak gevoelloos gedrag vertonen dan kinderen die in een killer pleeggezin waren opgevangen.
De meeste mensen zijn noch een extreme altruïst noch een psychopaat. Mensen hebben in het algemeen ook niet de gewoonte geweld te gebruiken tegen anderen. Toch komen er genocides voor, georganiseerde massaslachtingen die alleen kunnen worden uitgevoerd als heel veel mensen actief medeplichtig zijn of ze lijdzaam laten gebeuren.
Door de jaren heen hebben maatschappelijke groeperingen, georganiseerd langs etnische, nationale, raciale of religieuze lijnen, steeds weer andere groepen afgeslacht. In de gaskamers van naziDuitsland zijn miljoenen joden uitgemoord, de communistische Rode Khmer vermoordde medeCambodjanen in de killing fields, in Rwanda slachtten Hutuextremisten met hun kapmessen honderdduizenden Tutsi’s en gematigde Hutu’s af, en terroristen van Islamitische Staat richtten een bloedbad aan onder de jezidi’s van Irak. Bijna elk deel van de wereld heeft zijn eigen genocide. Deze episoden leveren het gruwelijke bewijs dat hele gemeenschappen in de greep van het kwaad kunnen raken.
Hoe het mogelijk is dat de voetsoldaten van een volkenmoord totaal niet meer luisteren naar de stem van hun geweten, is deels te begrijpen als we kijken naar de beroemde experimenten die de psycholoog Stanley Milgram van Yale in de jaren zestig uitvoerde.
De mensen die meededen aan zijn onderzoek kregen de opdracht elektrische schokken uit te delen aan en persoon die zich onzichtbaar voor hen in een andere ruimte bevond, elke keer dat deze een vraag fout beantwoordde. Bij elk fout antwoord moest de deelnemer de elektrische spanning bovendien verder opvoeren. Op aandringen van een persoon in een witte jas, die de rol speelde van wetenschapper, draaiden de proefpersonen de spanning vaak tot ondraaglijke hoogte op.
Het was allemaal nep, er werden niet werkelijk schokken uitgedeeld en de kreten van pijn die de proefpersoon te horen kreeg, waren van tevoren opgenomen. De deelnemers werd dat echter pas na afloop verteld. Het onderzoek bewees “de extreme bereidheid van volwassenen om heel ver te gaan als een autoriteit dat van ze vraagt”.
Deze tekst bevat enkele fragmenten uit de oorspronkelijke reportage. Het hele verhaal is te lezen in het januarinummer.