Je krijgt honger wanneer je een paar uur niet hebt gegeten, en raakt verzadigd als je voldoende binnen hebt gekregen. Het lijkt zo eenvoudig, maar zo simpel is het niet. In werkelijkheid worden honger en een vol gevoel bepaald door een wisselwerking tussen hormonen in de darmen en de hersenen. De aanmaak van sommige van deze hormonen worden beïnvloed door genetische factoren, andere door levensstijl, medische aandoeningen of veranderingen in lichaamssamenstelling. In dit artikel lees je welke zeven hormonen daarbij een rol spelen.

1. Leptine, beschermt tegen uithongering

Vetcellen in het hele lichaam scheiden leptine af om verzadiging te signaleren en de eetlust en voedselconsumptie te verminderen. Mensen met obesitas hebben echter vaak een hogere leptinespiegel omdat ze meer lichaamsvet hebben of omdat hun lichaam resistent is tegen het hormoon. Maar wanneer je minder calorieën binnenkrijgt en lichaamsvet verliest, zal je leptinespiegel dalen. ‘Leptine beschermt tegen uithongering en verlies van vet,’ zegt Caroline M. Apovian, vooraanstaand expert op het gebied van gewichtsverlies.

2. Ghreline, het hongerhormoon

Ghreline wordt vaak het hongerhormoon genoemd en wordt aangemaakt in de maag. Je ghrelineniveau is hoog vlak voor het eten en daalt na de maaltijd. Wanneer je minder calorieën eet om af te vallen, zullen je ghrelineniveaus stijgen. Uit onderzoek blijkt dat mensen met een hoog ghrelineniveau sterker hunkeren naar voedsel, vooral naar vetrijk of zoet voedsel.

3. Cholecystokinine (CCK), het verzadigingshormoon

‘CCK is een verzadigingshormoon dat in de darmen wordt aangemaakt nadat je hebt gegeten en draagt bij aan een verzadigd gevoel,’ vertelt Apovian. Het bevordert de spijsvertering door de doorvoer van voedsel uit de maag te vertragen, waardoor het gevoel van verzadiging toeneemt en er meer vocht en enzymen vrijkomen uit de alvleesklier om vetten, eiwitten en koolhydraten op te nemen.

4. Insuline, bevordert ook verzadiging

Insuline wordt afgescheiden door de bètacellen in de alvleesklier wanneer je bloedsuikerspiegel stijgt. ‘Insuline bevordert ook verzadiging,’ zegt Apovian. Insulineresistentie treedt op wanneer het lichaam insuline negeert of er niet goed op reageert; dit kan gerelateerd zijn aan obesitas, gebrek aan lichaamsbeweging of het eten van voedsel dat rijk is aan enkelvoudige koolhydraten.

5. Cortisol, het stresshormoon

Cortisol is ook wel bekend als stresshormoon, omdat het in grotere hoeveelheden wordt aangemaakt wanneer de stressrespons van het lichaam in een hoge versnelling schiet. Cortisol heeft veel verschillende functies, waaronder het reguleren van de stofwisseling. Een hoger cortisolniveau wordt in verband gebracht met insulineresistentie en een grotere vetopslag. Uit onderzoek blijkt dat een hoog cortisollevel honger en een verminderde bloedstroom veroorzaakt in hersengebieden die de voedselinname reguleren.

6. Glucagon-like peptide-1, vertraag spijsvertering

Glucagon-like peptide-1 (GLP-1) komt vrij in de darmen na het eten en werkt samen met receptoren in de hersenen om verzadiging op te wekken. Het vertraagt ook de spijsvertering en de beweging van voedsel door het maagdarmkanaal, waardoor je langer een vol gevoel hebt en dus minder eet.

7. Glucoseafhankelijk insulinotropisch polypeptide

Glucoseafhankelijk insulinotropisch polypeptide wordt geproduceerd door de dunne darm nadat je hebt gegeten en verhoogt het insulineniveau waardoor de productie van glycogeen en vetzuren die de vetafbraak remmen wordt gestimuleerd.

Hoe beïnvloed je je hormoonhuishouding?

Voor mensen die lijden aan obesitas lijken medicijnen als Wegovy en Ozempic uitkomst te bieden: ze verminderen de eetlust en reguleren de bloedsuikerspiegel. Maar hoe verleidelijk ook, medicatie is slechts een deel van de oplossing. Ze dienen ter ondersteuning van een dieetverandering en meer lichaamsbeweging. Drie belangrijke tips: slaap voldoende – zo’n zeven tot acht uur per dag –, beweeg regelmatig en zoek naar manieren om stress te verminderen.