Hoog in de bergen van Centraal-Azië sluipt een grote katachtige rond, op zoek naar een steenbok, geit, haas of muskushert om te verorberen. Met zijn grijswitte vacht gaat hij bijna volledig op in een omgeving met sneeuw en rotsen, waardoor hij zonder te veel op te vallen de jacht kan inzetten. De sneeuwpanter, ook sneeuwluipaard of irbis (overgenomen uit het Russisch) genoemd, heeft daarom de bijnaam ‘de geest van de bergen’ gekregen.

Het dier komt voor in gebergten als de Himalaya, Tiensjan en Karakoram en leeft soms op wel zesduizend kilometer hoogte, ver boven de boomgrens. Hoe weet de sneeuwpanter daar te overleven?

Sneeuwpanters hebben een zeer dikke vacht

Als je zelf weleens de bergen in trekt, weet je: hoe hoger je komt, hoe kouder het wordt. In het leefgebied van de sneeuwluipaard, dat zich uitstrekt van China tot onder meer Kirgizië, Rusland, Nepal, Afghanistan en het noorden van India, kunnen de temperaturen dalen tot wel veertig graden onder nul. Maar tegen die kou is de sneeuwpanter goed bestand.

De grote katachtige heeft namelijk een heel dikke – en zachte – vacht (62.500 haren per vierkante centimeter) die het dier warm houdt. En als het echt heel koud is, kan het dier ook nog zijn staart gebruiken om zijn neus en bek te bedekken.

Sneeuwluipaarden hebben ingebouwde ‘snowboots’

De harige poten van de sneeuwpanter zien er niet alleen ontzettend aaibaar uit – maar geloof me, dat zijn ze allesbehalve –, ze hebben ook nog een belangrijke functie. Ze fungeren namelijk als een soort sneeuwschoenen, die de sneeuwluipaard extra grip geven op besneeuwd en steil terrein.

Bovendien heeft de sneeuwpanter ontzettend veel kracht in zijn poten. Zo kan hij indrukwekkende sprongen maken van wel vijftien meter. Ter vergelijking: het olympisch record verspringen staat op 8,90 meter bij de heren en 7,40 meter bij de dames. De sprongkracht van de sneeuwluipaard komt goed van pas in de bergen, waar hij geregeld kloven moet overbruggen. Zijn staart helpt het dier om zijn evenwicht te bewaren.

Ze hebben grote neusgaten

Op grote hoogte moeten klimmers vaak gebruikmaken van extra zuurstof omdat de lucht te ijl is. De sneeuwpanter heeft daar echter geen last van: de katachtige heeft grote neusholten en een brede borstkas, waardoor hij meer lucht en dus zuurstof kan inademen en de lucht wordt opgewarmd voordat deze de longen bereikt.

Niet immuun voor bedreigingen

Ondanks dat de sneeuwluipaard zich zo goed heeft aangepast aan extreme omstandigheden, leven er volgens het WNF nog maar zo’n vierduizend in het wild, verspreid over twaalf landen. Op volwassen leeftijd hebben de dieren geen natuurlijke vijanden, maar komt het gevaar uit een andere hoek: van de mens.

Zo wordt de sneeuwpanter bejaagd om zijn vacht en lichaamsdelen voor gebruik in medicijnen, raakt zijn leefgebied steeds verder versnipperd door menselijke activiteiten zoals mijnbouw en de aanleg van dammen en energiecentrales, en is hij regelmatig het slachtoffer van mens-dierconflicten in zijn zoektocht naar voedsel. De IUCN heeft de sneeuwluipaard daarom de status ‘kwetsbaar’ gegeven. Het is dan ook niet vreemd dat het een extreme zeldzaamheid is om ‘de geest van de bergen’ in zijn natuurlijke habitat waar te nemen.

Vind je het lastig om alle grote katachtigen van elkaar te onderscheiden? Lees dan ook over de verschillen tussen de luipaard en jaguar, de panter en zwarte panter en de jachtluipaard.