Vanaf de zestiende eeuw verwierf Nederland grote rijkdom door de trans-Atlantische driehoekshandel: een handelsroute tussen Europa, Afrika en Amerika. Schepen onder de vlag van de West-Indische Compagnie (WIC) vervoerden onder andere luxeproducten, wapens, alcohol – en mensen.
De WIC koloniseerde gebieden in West-Afrika, Brazilië, Suriname en de Antillen, en was actief betrokken bij mensenhandel, met Fort Elmina in Ghana en Willemstad op Curaçao als belangrijkste havens. In totaal verscheepte de WIC zo’n 273.000 tot slaaf gemaakte mensen, van wie er meer dan 100.000 op Curaçao werden verhandeld. Tussen 1650 en 1675 was Nederland zelfs de grootste handelaar in slaafgemaakten tussen West-Afrika en Zuid-Amerikaanse plantages.
Opstanden in de koloniën
Vanuit de overzeese gebieden kwam veel verzet tegen de koloniale overheersing. De marrons – mensen die van de plantages in Suriname wisten te ontsnappen – boden sterk verzet tegen de plantagehouders. Tijdens een grote opstand in 1757 wisten veel slaafgemaakten te vluchten en zich aan te sluiten bij de marrongemeenschappen. Op Curaçao kwamen in 1795 plantagearbeiders onder leiding van verzetsstrijder Tula massaal in opstand tegen het Nederlandse koloniale bestuur.
Leestip: Deze tijdlijn toont de geschiedenis van de Nederlandse slavernij – en hoe die werd afgeschaft
Ook aan de andere kant van de wereld, in het door de VOC gedomineerde Nederlands-Indië, groeide de weerstand tegen de onderdrukking. Zo leidde in 1684 een opstand van plantagearbeiders op Java tot hevige strijd.
Weerstand vanuit Groot-Brittannië
Niet alleen Nederland maakte zich schuldig aan slavernij: ook Portugal, Spanje, Engeland en Frankrijk waren actief in deze handel.
Vanaf het einde van de zeventiende eeuw nam de weerstand vanuit Engeland toe. De Britse auteur Aphra Behn schreef in haar roman Oroonoko (1688) over een tot slaaf gemaakte Afrikaanse prins die naar Suriname werd gebracht en na een mislukte opstand werd geëxecuteerd.
Leestip: William Wilberforce: de man die de slavernij in het Britse Rijk wilde stoppen
Geïnspireerd door de Franse Revolutie en de Verlichting ontstond eind achttiende eeuw in Groot-Brittanië een sterke antislavernijbeweging: de abolitionisten. Hun protesten leidden in 1807 tot de eerste formele stap naar afschaffing van de slavernij: de Slave Trade Act, die de slavenhandel in het Britse Rijk verbood.
Afschaffing van slavenhandel
In Nederland droeg auteur Betje Wolff bij aan het maatschappelijke debat met haar vertaling van La cause des esclavs nègres van de Zwitserse abolitionist Benjamin-Sigismond Frossard.
Onder Britse druk volgde Nederland uiteindelijk in het jaar 1814, toen Willem I de Nederlandse trans-Atlantische slavenhandel bij Soeverein Besluit afschafte.
In 1818 sloten de Britten en Nederland een verdrag ter wering van de slavenhandel, waardoor de wet daadwerkelijk gehandhaafd kon worden. Gerechtshoven in Sierra Leone en Paramaribo veroordeelden in de jaren daarna in totaal 23 Nederlandse slavenschepen. De wet schreef echter niets over het te werk stellen van mensen in de koloniën, dat ging onverminderd door.
Ketikoti: de ketenen zijn verbroken
In 1860 kwam er een einde aan de slavernij in Nederlands-Indië en het duurde nog tot 1863 voordat de Emancipatiewet de slavernij in Suriname en op de Nederlandse Antillen formeel afschafte.
Leestip: 5 Nederlandse koloniale forten die je waarschijnlijk nog niet kende
Hoewel de slavernij op papier was afgeschaft, betekende dit echter niet dat iedereen meteen in vrijheid kon leven. Op de Antillen kreeg iedereen direct hun vrijheid, maar dat gold niet voor Suriname. De plantages waren afhankelijk van de plantagewerkers en de staat vreesde voor een economische catastrofe bij een massale uittocht. Daarom werd besloten dat men nog tien jaar onder staatstoezicht moest blijven doorwerken.
Toen op 1 juli 1973 ook een einde kwam aan het staatstoezicht, waren de ketenen pas daadwerkelijk verbroken: Ketikoti.
Meer ontdekken? Krijg onbeperkt toegang tot National Geographic Premium en steun onze missie. Word vandaag nog lid!






